
Onmiddellijk op de voorgrond van dit schilderij De hoenderhof, op de laagste trede naar een grijs geplaveide verhoging, zit een jong meisje. Zij zit daar met haar lichaam bevallig wat naar rechts gedraaid. In haar rechterhand, op haar schoot, houdt ze een glanzende nap met melk waarvan een wit lammetje voorzichtig begint te drinken. Wij zien dat, maar het kind ontgaat het eigenlijk. Met haar gezicht licht gedraaid kijkt zij, zoals dat heet, in de richting van de toeschouwer. Omgeven door wat er verder zo gaande is aan onderhoudende bedrijvigheid is het meisje met zichzelf bezig. Haar linkerhand, die slank is, ligt op het witte lijfje van haar jurk. De witte schort valt geplooid naar beneden. De stralend gele rok is breed en statig gedrapeerd en ziet er als een zetel uit. Daar, in een ruimte van licht, zit ze mooi te zijn.
Het licht waarin de jongedame zit, straalt vanaf het zand vooraan, ook op de dode boom terzijde. Zijn gladde droge bast vormt, tegen de achtergrond van de schaduwdonkere stenen muur, een prachtige passage van bleekbruin glimmend licht. Verder bovenin is de knoestige vertakking de juiste plek voor de pauw om daar te zitten – zo hoog dat zijn lange staart als een sluier luisterrijk flonkerend naar beneden kan hangen. Hij is net zo mooi en apart als het meisje in haar mooie kleren. Links op de stoep ligt, nonchalant en fraai, haar strooien zomerhoed met linten. Waar moet je die anders laten?
Dit schilderij is een ingetogen portret van dit meisje. Daarom zit zij daar zo, fris en kleurig, met zichzelf alleen in het drukke gekrioel van een hoenderhof. Daar hoort, bij een voornaam meisje, ook een hoed bij. De hoed was echter zo breed dat het zicht op haar gelaat verstoord zou worden als ze die op haar hoofd zou zetten. Dus besloot Jan Steen hem te laten liggen waar die terechtkwam. Een mooie plek bleek geel, daar op de stoep mooi balancerend. Eigenlijk liggen daar twee kleuren: het heel lichte geel van de open kant van de hoed en aan de onderkant hetzelfde geel getemperd. De plek daar, zo licht, is opvallend. De kleur articuleert de andere geelgrijze tinten daar van zandbodem en plavuizen. De hoed ligt schuin onder de pauw in de boom. Dat zijn in het schilderij twee punten van een zeker visueel gewicht. Ook de grote trotse haan, links, die daar staat te pronken, is een figuur van kleurrijk gewicht.
Je kunt blijven kijken naar opmerkelijke details. Het is de bedoeling van dit schilderij dat je het zo heen en weer bekijkt. Jan Steen had opdracht gekregen, neem ik aan, een portret te maken van een jong meisje ter plekke waar ze woonde. Buiten de poort zien we een zicht van het Huis Lokhorst bij Warmond. Dat werd ook geportretteerd zoals het daar ligt, kennelijk niet ver van de zee, want boven de horizon zien we dat zilveren licht dat heel het schilderij glashelder maakt. Om dan de muur en de poort van een hoenderhof zo als architectuur van ruimte te gebruiken, was een slimme vinding.
Het slimste was het portret in die voorruimte stil maar wel zo opvallend te rangschikken dat het meisje daar, zoals dat hoort, op zichzelf zit, in haar eigen kleur en licht. Dat namelijk maakte het voor Steen mogelijk de mise-en-scène zo in te richten als hij het graag had: druk, vol overdaad en gedoe, een kijkdoos. Dat was zijn stiel. Als je zo naturalistisch schildert, kun je eigenlijk geen details weglaten of je moet, zoals Rembrandt, de truc met donkere schaduw toepassen om detaillering te verbergen. Maar Jan Steen zag dat anders: hij zette zijn schilderijen zo in elkaar om zoveel mogelijk te laten zien. De toegang in De hoenderhof begint met een plankier dat over de vijver het schilderij in steekt. Links een houten beschoeiing waarin Steens signatuur gekrast staat en het jaartal 1660. Natuurlijk staat er een dikke woerd op de plank. Rechts spartelen drie eenden in het water; op het zand een stille fazant. Links de strenge haan.
Bij het meisje, behalve het lam, ook nog twee hondjes. Rechts de oude bediende in donkergrijs die melk brengt en, in een mand, eieren heeft gehaald. Links op de stoep, bij het duivenkot, staat de morsige knecht die het gevogelte verzorgt. Onder zijn arm een vette kip; in de mand jonge duiven of kwartels: dat gaat naar de keuken. Die twee gestalten geven de binnenruimte meer volume. Door de poort komt een ware stoet van ander gebroed de hof binnen: kalkoenen, kippen, parelhoenders. Zoals zij daar naar binnen drentelen, schuiven ze alles op de voorgrond ogenschijnlijk ook nog wat naar voren. Het schilderij is zo gearrangeerd dat we wat we zien ook van dichtbij zien. Een groot meester, die Steen. Overal fladderen ook vlekken kleur.
PS. In het Mauritshuis, waar De hoenderhof hangt, is nu ook tot in mei de tentoonstelling Jan Steen vertelt te zien. Verdere informatie in Jan Steen: Schilder en verteller, de leerzame catalogus van een tentoonstelling in het Rijksmuseum in 1996