
De tweedaagse top van EU-leiders eerder deze maand heeft niet de voorpagina’s van de Oekraïense media gehaald, omdat die intussen dringender nieuws te melden hadden. Maar de top werd wél op de voet gevolgd door de Oekraïense functionarissen die de aanvraag voor het EU-lidmaatschap van Oekraïne hadden ingediend. Gezien de omstandigheden hadden zij de EU gevraagd een verkorte procedure toe te passen, hoewel de EU-regels niets van dien aard bevatten, zodat het zeer onwaarschijnlijk is dat er consensus zal zijn over dit buitengewone verzoek.
Twintig jaar lang hebben de EU-leiders doorgaans op de verzoeken van Oekraïne om het EU-lidmaatschap gereageerd door te zeggen dat zij ‘de Europese aspiraties en de Europese keuze van Oekraïne onderkennen’. Dat komt neer op: ‘Geef ons uw telefoonnummer, wij bellen u later wel.’ Deze keer is er echter iets veranderd: de EU-leiders hebben de aanvraag van Oekraïne niet onmiddellijk verworpen, maar doorgegeven aan de Europese Commissie voor ‘advies’ – een lang proces van onderzoek dat maanden, zelfs jaren kan duren voordat een land officieel als kandidaat-lidstaat wordt erkend en de lidmaatschapsonderhandelingen kunnen beginnen. Tegelijkertijd hebben zij ondubbelzinnig erkend dat ‘Oekraïne tot onze Europese familie behoort’.
Voor de Oekraïners is dit misschien vanzelfsprekend, maar voor de EU betekent het een ommekeer in de officiële retoriek. Tot nu toe heeft geen enkel document van de EU het aangedurfd Oekraïne ‘Europees’ te noemen. In plaats daarvan werden grillige eufemismen gebruikt – zoals ‘buurland’ of ‘partnerstaat’; zó groot was de vrees dat de loutere aanduiding van ‘Europees’ een formeel voorwendsel zou kunnen geven om het lidmaatschap aan te vragen.
De trieste waarheid is dat Oekraïne nooit als lid van de ‘Europese familie’ is gezien – met alle dramatische gevolgen van dien. In 1917-1920 was het feit dat Oekraïne niet voorkwam op de mentale kaart van de West-Europeanen de doodsteek voor de kortstondige Oekraïense Volksrepubliek, die vervolgens door de bolsjewieken werd onderdrukt. In de jaren negentig leidde het tot de uitsluiting van Oekraïne van het Europese project en de stilzwijgende verbanning van het land naar de Russische ‘invloedssfeer’.
President Zelenski kreeg na zijn toespraak tot het Europees Parlement een staande ovatie voor zijn strijd tegen Rusland, maar zijn pleidooi om Oekraïne een versnelde route naar het EU-lidmaatschap aan te bieden was aan dovemansoren gericht. ‘Er is geen snelle route’, zei premier Mark Rutte, terwijl hij eraan toevoegde dat de EU de banden met Kiev zou blijven aanhalen. ‘Ik wil me concentreren op wat we vanavond en morgen voor Volodimir Zelenski kunnen doen, en toetreding van Oekraïne tot de EU is iets voor de langere termijn – als dat al mogelijk is’, zei hij. Ook andere lidstaten verwierpen het idee van een snel lidmaatschap. De Franse president Macron voegde eraan toe dat lidmaatschap van de EU niet mogelijk is zolang een land in oorlog is.
De voornaamste, zo niet enige reden waarom Oekraïne anders werd behandeld dan soortgelijke prille democratieën, zoals die op de Balkan, was dat laatstgenoemde – dankzij Tito, Hoxha en Ceausescu – niet langer werden beschouwd als legitiem onderdeel van de ‘Russische wereld’. Oekraïne was echter giftig voor zowel de EU als de navo, omdat zij Moskou niet boos wilden maken en zijn neo-imperiale aanspraken op het zogenaamde ‘nabije buitenland’ niet in twijfel wilden trekken.
De lauwe houding van de EU tegenover de ‘Europese aspiraties’ van Oekraïne is volstrekt in tegenspraak met de propagandistische beweringen van Moskou over het sinistere Westen dat Oekraïne met geweld in zijn baan zou trekken. In feite hebben de westerse staten zich altijd veel meer beziggehouden met de Russische belangen en ‘zorgen’ dan met die van alle buurlanden van Rusland tezamen.
Dit vooroordeel heeft diepe historische wortels die bepalend zijn geweest voor de langdurige onzichtbaarheid van Oekraïne, zowel op de mentale kaarten als in de zwaar gemythologiseerde versies van de Russische imperiale geschiedenis. Deze verhalen werden pas in de achttiende eeuw geconstrueerd – toen het Moskouse tsarendom de naam van het middeleeuwse ‘Rus’ annexeerde en, door pure semantische manipulatie, een paar eeuwen van de geschiedenis van Kiev Rus, de eerste staat op Oekraïens grondgebied, opslokte.
Dit vergemakkelijkte op zijn beurt weer de aanspraken op de kerngebieden van het historische ‘Rus’ (het huidige Belarus en Oekraïne), die destijds deel uitmaakten van het Pools-Litouwse Gemenebest. Deze imperiale fantasieën, gepromoot door Russische imperiale instellingen, kregen al snel internationale erkenning als zowel de ‘wetenschappelijke waarheid’ als de gangbare wijsheid. In dit verhaal was geen ruimte meer voor een aparte Oekraïense geschiedenis, cultuur en identiteit. Oekraïne werd in feite gedegradeerd tot een louter Russische regio.
Deze ‘imperiale kennis’ overleefde de ineenstorting van de Sovjet-Unie, maar werd geleidelijk door nieuwe ontwikkelingen in Oekraïne op de proef gesteld en uitgehold. In het Rusland van Poetin werd de kennis echter nieuw leven ingeblazen en opgewaardeerd tot staatsideologie. Poetins essay Over de historische eenheid van Russen en Oekraïners uit 2021 was een uiting van zowel de grote ideologische betekenis van die mythe als van zijn persoonlijke obsessie met Oekraïne als het middelpunt ervan. Oekraïne werd gezien als een deel van de Russische identiteit, zodat de overname ervan niet (alleen) een kwestie was van herstel van het imperium, maar (vooral) van herstel van het Russische incomplete ‘zelf’. Alle andere factoren waarop vaak een beroep wordt gedaan om de Russische agressie in Oekraïne te verklaren, zijn complementair maar niet doorslaggevend.
Een ander neveneffect van die historische mythevorming was een sterk overdreven interpretatie van de Russisch-Oekraïense affiniteit, die eerder als iets primordiaals dan als een sociale constructie werd beschouwd. Dit ging hand in hand met hardnekkige pogingen om de westerse oriëntatie van Oekraïne af te schilderen als iets kunstmatigs – als iets wat aan die arme Slavische broeders werd opgedrongen door perfide buitenlanders. Feit is echter dat de Oekraïners in het Pools-Litouwse Gemenebest tot het einde van de zeventiende eeuw weinig of geen contacten hadden met Moskovieten, en dat hun cultuur, godsdienst en politieke systeem in die tijd al net zo anders waren als nu.
In de volgende eeuwen werd het grootste deel van het Oekraïense grondgebied onderworpen aan een brutaal beleid van russificatie, en uiteindelijk sovjetisering. Het gevolg was dat veel mensen deze imperiale mythologie verinnerlijkten en ten prooi vielen aan zelfverloochening, door zichzelf te zien als ‘Klein-Russen’ (Malorossy – de officiële naam van de Oekraïners in het Russische imperium). Deze internalisering is echter nooit alomvattend geweest, noch onomstreden.
Het repressieve beleid van het Russische imperium, het verbod op de Oekraïense taal en de ontkenning van de Oekraïense identiteit lieten de Oekraïense natiebouwers weinig andere keus dan politieke steun te zoeken in het Westen en een alternatieve, pro-westerse culturele zelfidentificatie te promoten.
Een ‘terugkeer naar Europa’ werd door de Oekraïense natiebouwers gezien als een terugkeer naar de norm, een genoegdoening voor historisch onrecht en perversie, en een genezing van een pathologische ontwikkeling. Deze romantische benadering was een natuurlijk gevolg van het moderne Oekraïense nationalisme, dat in de eerste helft van de negentiende eeuw opkwam en de nadruk moest leggen op het anders-zijn van Oekraïne ten opzichte van Rusland. In zekere zin zouden Oekraïense nationalisten ‘verwesteraars bij gebrek aan beter’ kunnen worden genoemd: zelfs als ze zich ongemakkelijk voelden bij westerse normen moesten ze die toch op zijn minst op normatief niveau accepteren. En de politieke cultuur – eerder dan de taal, etniciteit of religie – bleef het meest opvallende en betekenisvolle verschil vormen tussen de twee naties.
Het onafhankelijke Oekraïne dat in 1991 ontstond, volgde grotendeels dit pad, dat door zijn historische grondleggers was uitgestippeld. Alle Oekraïense leiders, inclusief de noodlottige Viktor Janoekovitsj, gaven voorrang aan de pro-westerse koers, zij het met verschillende inzet, coherentie en competentie. Maar de begeerde ‘terugkeer naar Europa’ werd belemmerd door de hoge mate van sovjetisering van de Oekraïense samenleving. Dit resulteerde in trage, chaotische en inconsistente hervormingen, en een onwil van de EU om Oekraïne op één lijn te stellen met soortgelijke zwakke democratieën op de Balkan, die veel meer aanmoediging en steun ontvingen.
De giftige mythe dat Oekraïne verdeeld zou zijn in een pro-westers en een pro-Russisch deel droeg bij aan de wijdverbreide verwarring over zijn identiteit en geopolitieke oriëntatie.
In feite vertegenwoordigt de populaire metafoor van de ‘twee Oekraïnes’ niet zozeer een geografische of politieke realiteit als wel een weberiaans ‘ideaaltype’. Het helpt om twee vormen van de Oekraïense identiteit te begrijpen die niet antagonistisch zijn, maar wel opvallend verschillend. De ene is immers altijd expliciet en ondubbelzinnig ‘pro-westers’ geweest, terwijl de andere duidelijk pro-westers noch pro-Russisch was. Hij was eerder ambivalent; hij vertegenwoordigde een infantiel type bewustzijn dat onverenigbare waarden, normen en oriëntaties trachtte te combineren – teneinde het beste van twee werelden te kunnen krijgen en van twee walletjes te kunnen eten.
De Russische agressie in 2014 heeft deze laatste identiteit aanzienlijk ondermijnd, en de invasie van 2022 heeft haar een dodelijke slag toegebracht. Wat beide soorten identiteit echter gemeen hadden, zoals duidelijk werd na de Russische invasie, was het Oekraïense burgerpatriottisme dat het land op spectaculaire wijze verenigde, ondanks de vele interne verschillen.
Het heeft dertig jaar en twee weken en, erger nog, vele duizenden Oekraïense levens gekost om te onderkennen dat Oekraïne niet slechts een ‘partner’ of ‘buurstaat’ van de EU is, maar ‘tot de Europese familie behoort’. Dit kan uiteindelijk leiden tot de institutionalisering van deze constatering in de vorm van het EU-lidmaatschap, aangezien de publieke opinie in Europa zeer gunstig tegenover Oekraïne is komen te staan. Of misschien ook niet – als de Oekraïense aanvraag wegzinkt in de diepten van de bureaucratische machine van de EU, of als Oekraïne van de aardbodem wordt weggevaagd door een meedogenloos schurkenbuurland dat een genocidale oorlog tegen het land voert, buiten alle regels om.
Hoe dan ook, Oekraïne heeft een symbolisch signaal gekregen dat zijn heldhaftige verdedigers kan aanmoedigen en hun veerkracht kan vergroten – als het al niet te laat is.
Mikola Riabtsjoek is een Oekraïense journalist, politiek analist, literair criticus en schrijver. Dit stuk verscheen eerder op het platform Raam op Rusland. Vertaling: Menno Grootveld