Maps to the Stars, de nieuwe film die nu draait, is al getipt door Gawie Keyser. Ik was erg onder de indruk. Van de spanning, van de karaktertekening, de humor, de narigheid, het acteerwerk, de beelden.

Een dag nadat ik hem had gezien ging ik naar eXistenZ, een Cronenberg van vijftien jaar geleden. Dat kon door de gelukkige omstandigheid dat EYE een tentoonstelling en een retrospectief aan hem had gewijd. Deze film brengt je in de verwarrende, grappige maar gruwelijke fantasie van een computergame, en je valt van de ene scène in de andere, ongeveer zoals in een droom of een nachtmerrie. Hoofdpersonen zijn de succesvolle ontwerpster van deze game en de bodyguard die haar is toegewezen, een marketingmanager in opleiding.

De bodyguard is nog niet erg thuis in de wereld van het gamen. Om mee te kunnen doen moet hij eerst nog van een biopoort worden voorzien: een gat in de ruggengraat waarin een soort vlezige usb-stick aan een navelstreng kan worden geplugd. We bevinden ons in de toekomst, maar het gekke is dat in alle scènes de omgeving oud, vies en chaotisch is. Voor de biopoort gaan ze bijvoorbeeld naar een rommelige werkplaats achter een benzinestation dat niet aan de toekomst maar aan de jaren vijftig doet denken. Een man in een smerige overall brengt het gat aan en smeert het in met het spuitbussengoedje waar je vastgeroeste moeren mee losweekt.

Door het toeval dat ik de twee films achter elkaar zag, viel me op in wat voor omgevingen Cronenberg zijn scènes laat spelen. De chaos en de morsigheid kunnen haast niet groter zijn dan in eXistenZ, dat ergens in de toekomst speelt. Maar Maps to the Stars, waar de personages vooral in hun eigen verleden leven, speelt voor een groot deel in interieurs zo clean, modern en strak als je ze in interieurglossy’s nog niet tegenkomt. In de ene film situeert Cronenberg de toekomst in het verleden, in de andere laat hij het verleden in de toekomst spelen.

Het is een listig gebruik van het contrast. Want je zit je bij allebei de films af te vragen waar de werkelijkheid overgaat in de fantasie, en waar de fantasie overgaat in de werkelijkheid. De regisseur geeft zijn films het karakter van een droom door de omgevingen zorgvuldig te laten contrasteren met het verhaal. En ik geloof dat je ook de afwisseling van horror en humor kunt zien als een listig gebruik van het contrast. Je wilt wegkijken af en toe maar dat lukt niet, je zit te huiveren maar tegelijk zit je ook te lachen.

Een dag nadat ik deze twee Cronenbergs had gezien, zat ik in een van mijn favoriete dichtbundels te bladeren: Grasschrift van Robert Gray. Gray is een Australische dichter, geboren in 1945. In 2008 was hij in Rotterdam als deelnemer aan Poetry International. Ik heb de bundel toen meteen gekocht, maar ik zag dat je hem nu in de ramsj kunt krijgen.

Toen Gray zijn meesterlijke gedicht In Departing Light ging voorlezen, noemde hij het zijn I Can Get No Satisfaction. De eerste regels, in de vertaling van Maarten Elzinga: ‘Mijn moeder, negentig al, moet aan haar rolstoel/ worden vastgegespt, en leunt toch nog vervaarlijk opzij;/ ze steekt uit, als gebroken,/ en kan iemand die dichtbij komt/ met haar aanblik doorklieven. Ze hangt scheef/ als haar scheve mond, in haar wazige/ waardigheid, en zegt dat ze/ het prima maakt.’

En even verderop: ‘Het is of ze/ zijwaarts door een patrijspoort uit het leven wordt gezogen/ en wij haar vasthouden bij haar voeten./ Ze is erg kalm./ Als je lang genoeg leeft ben je niet bang voor de dood/ maar voor wat het leven nog vermag.’

Robert Gray is gedichten gaan schrijven toen hij op zijn vijftiende een artikel over de haikuvorm las. In dat artikel werd uitgelegd dat de haiku is gebaseerd op de opvatting dat er geen waarneming mogelijk is zonder contrast. Die les heeft Gray zich ter harte genomen. Ook in het lange In Departing Light – het gedicht neemt zes bladzijden in beslag – kun je zien hoe Gray zijn vertelling in elkaar zet. De vervaarlijke blik van de moeder, die zegt dat ze het prima maakt. Ze hangt scheef, heeft een scheve mond, maar ze straalt waardigheid uit. Ze wordt door een patrijspoort weggezogen, maar ze is erg kalm. De dramatische toestand, zo nuchter onder woorden gebracht.

De films van Cronenberg en de poëzie van Gray hebben niets met elkaar te maken. Maar ik vind de films van de een even onontkoombaar als de gedichten van de ander. En ik meende door een toeval te kunnen zien hoe dat komt: je volgt wat ze vertellen doordat hun werk uit contrasten is opgebouwd.