© Gorilla

Het begon zo’n tien jaar geleden. Opeens was het een item in het dorp: il veleno, het gif. Daarmee werden de pesticiden bedoeld die ieder jaar in mei, juni en juli massaal over de vele hectares hazelaars die het dorp omringen worden gespoten. En nog eens, en nog eens, iedere lente en zomer een aantal keren opnieuw. De vijand waar al dat gif voor bedoeld is heet in het Italiaans de cimice, de groene schildwants, een luisachtige die eruitziet als een plat kevertje met een vrolijk knalgroen schild, dat met zijn steeksnuit door de nog zachte schil van de jonge hazelnoot boort om er wat sap uit op te zuigen. De groene schildwants kan in principe van allerlei plantensappen leven, maar het liefst heeft hij dat van de hazelnoot, en inmiddels kan hij ook weinig anders vinden hier in Hoog-Lazio, op een kleine zestig kilometer ten noorden van Rome.

Een oprukkende monocultuur van oneindige rijen metershoge hazelaarstruiken in het gelid die de Italiaanse lapjesdeken van graanvelden, klaprozen, korenbloemen, ommuurde wijn- en olijfgaarden, heggen en bosjes, tabaksplanten, rondtrekkende schaapskuddes, moestuinen, oude kersenbomen en verweerd-oranje boerenhuizen bijna helemaal heeft uitgewist. Een tapijt van hazelaars uitgerold over het landschap van de Romeinse campagna dat sinds mensenheugenis de glorieuze ouverture op Rome vormde.

Alles, maar dan ook alles is geoorloofd in de strijd tegen de cimice, werd ons onwetenden – wij dorpelingen die geen hazelaars hadden – met ernstige gezichten verteld, omdat het kevertje immers de aartsvijand is van het goud van de streek. Plotseling was een hazelnoot waar de groene schildwants aan had gezeten iets heel ergs. Op de noot verschijnt een donker plekje en de smaak wordt inderdaad enigszins bitter, niemand zal het ontkennen, maar dat hoorde er altijd gewoon bij, op zovele hazelnoten zat er soms één bittere tussen, nou en? Je proefde er niets van, vermengd, gestampt, gemalen, geperst in de vele traditionele zoetigheden die in heel Italië met de hazelnoot worden gemaakt – tozzetti om te dopen in de wijn, koekjes, taarten, ijs, torrone’s met Kerst, hazelnootcrèmes, chocopasta’s, noem maar op.

Sinds La Ferrero zo’n tien jaar geleden ineens enorme belangstelling voor de hazelnoten uit onze streek aan de dag begon te leggen, leek een aangetaste hazelnoot de grootste ramp die je kon treffen. De fabrieksnaam van de Nutella-gigant uit het hoge noorden werd bij ons in het dorp steeds uitgesproken met dat eerbiedige ‘La’ ervoor, alsof het om La Loren ging. Ineens was het groene kevertje een obsessie, want Ferrero had meedogenloze methodes om de hazelnotenoogst steekproefsgewijs met een guillotineachtig apparaat te controleren. Klats, één of twee donkere plekjes en je hele partij, waar je de seizoenen rond voor op het land had geploeterd en dure uitgaven voor had moeten doen, was meteen veel minder waard.

Dat waren de keiharde nieuwe spelregels die door La Ferrero werden bepaald en niemand die het ook maar in zijn hoofd haalde om er iets tegenin te brengen. Het was ‘noodzakelijk’, zeiden de boeren ernstig, om in de lente zo waanzinnig veel gif over de uitbottende hazelaars te spuiten, omdat Ferrero anders je hazelnoten afkeurde. Dit kwam boven op de gewone hoeveelheden kunstmest en onkruidverdelgers die altijd al rijkelijk over de plantages werden uitgestrooid, wat te zien is aan de grote uitgebeten kringen in het gras rond de hazelaarstruiken. Niet lang daarna verdwijnt het gras helemaal en wordt de grond zo kaal en hard dat hij van bruin beton lijkt, want dat is ideaal voor de oogst: een kale, harde bodem waarvan je de rijpe, gevallen hazelnoten zo kunt opzuigen. Dit gebeurt met enorme stofzuigers die giftige stofwolken de lucht in blazen die in augustus en september, de oogstmaanden, als atoompaddenstoelen boven het landschap hangen.

Het gebruik van onkruidverdelgers werd op een bepaald moment wel verboden, maar wie controleert dat? De meeste plantages liggen ver uit het zicht. ‘Ah, ze hebben weer gespoten’, zeggen de dorpelingen nuchter. Er klinkt geen oordeel in door, want de meesten hebben zelf hazelnoten, of familie met hazelnoten.

Het Lago di Vico is omgeven door hazelnootplantages © Valerio Muscella

Het gif was nooit een item geweest in het dorp. Opgewekt zwaaiend naar de passanten op het dorpsplein vertrokken de mannen ’s ochtends op hun tractors naar het land, met achter zich de opleggers met de tanken bonkend en lekkend van de pesticiden aangelengd met water. ‘Ciaooooo’, zwaaiden wij terug met onze boodschappentassen, naar Gianni, Romoaldo, Augusto of Cesare, die onbeschermd in een T-shirt op hun tractor zaten, hooguit met een Pantani-zakdoek om het hoofd geknoopt. Daar gingen ze, de hele dag spuiten op het land, waar wij – de meestal vrouwelijke dorpelingen – wandelingen maakten, want het was lente voor iedereen.

Toen kwam zo’n tien jaar geleden de fase waarin het niet meer zo vanzelfsprekend werd geaccepteerd. Je zag de mannen nu ook niet meer om negen uur ’s ochtends pontificaal over het dorpsplein bonken met hun grote tanken vol gif. En ze hulden zich ineens van top tot teen in papieren witte pakken en ruimtevaarthelmen met de vizieren naar beneden geklapt. Een spookachtig gezicht, als je ze in de schemer van de vroege ochtenduren ergens op de tractor tegenkwam, schielijk op weg naar huis na het nachtelijke spuiten, snel snel, om niet gezien te worden. ‘Ze hebben vannacht weer gespoten!’ siste een moeder van drie kinderen, wier dakterras met de schommel en de trampoline direct grensde aan een hazelnotenplantage achter haar huis. Dat was in het dorp altijd heel normaal geweest, om op ieder stukje grond dat zich ervoor leende hazelaars te planten, soms zelfs tot in de bebouwde kom.

En er was ook niets mis mee, in het tijdperk van voor het gif, de kunstmest en de onkruidverdelgers. De hazelaars werden ingeplant, ze groeiden op tot boompjes die bomen werden, na vijf, zes jaar konden de eerste hazelnoten worden geoogst en in de kale wintermaanden werden ze gesnoeid. Alles ging met de hand en de meeste keuterboertjes hadden er een leuke bijverdienste aan, ieder met z’n eigen twee, drie hectare hazelnoten, toch al snel zo’n zeven- tot tienduizend euro extra per jaar waar niet per se belasting over werd betaald.

De vijfjarentruc

Het DG Agri, het directoraat-generaal van de Europese Unie dat het landbouwbeleid uitvoert, kent subsidies toe voor het ‘biologisch’ inplanten en telen van hazelaars voor de eerste vijf jaar, wanneer ze nog geen vruchten afgeven. Na die vijf jaar schakelt de boer om van ‘biologisch’ naar ‘traditioneel’ (met gif). De bio-subsidies voor het inplanten, het dure slaan van de putten en het installeren van de druppelinstallaties zijn opgestreken, nu kan de teelt op ‘traditionele’ wijze worden voortgezet. Daar is geen toestemming voor nodig.

Naar aanleiding van het plan ‘Hazelnoot Italië’ uit 2018 heeft voormalig Europarlementariër voor de Vijfsterrenbeweging Dario Tamburrano in 2019 schriftelijke vragen gesteld aan de Europese Commissie over deze vorm van subsidiëring. ‘Breng onze boeren niet in verleiding’, heette de ondervraging. Het antwoord van de toenmalige Maltese Eurocommissaris voor Milieu en Landbouwzaken Karmenu Vella luidde dat de Commissie alleen op de hoogte was van de situatie van vóór 2015 in de Italiaanse gebieden die volgens het plan van Ferrero voor hazelnotenteelt werden bestemd. Daarna waren er geen metingen meer. Maar mocht er reden zijn tot zorg, dan zou de Commissie niet schromen een waarschuwingsbrief aan Italië te sturen.

‘Zoals gebruikelijk bij de Europese Commissie is het antwoord ontwijkend. Iets wordt tussen de regels door wel toegegeven, maar vervolgens wassen ze de handen in onschuld’, aldus Tamburrano.

Het allerbeste terroir denkbaar voor de hazelaarstruik bevindt zich toevallig hier, in de Etruskenstreek La Tuscia. Hier in de Monti Cimini, die de ‘groene longen van Rome’ worden genoemd, zijn de omstandigheden opperbest. De vruchtbare vulkanische bodem, het mooi glooiende, niet te steile, goed bewerkbare terrein dat op de ideale hoogte voor de hazelaar ligt – tussen de drie- en zevenhonderd meter -, de perfecte temperatuur en de perfecte hoeveelheid zon en neerslag, en tot slot de menselijke kennis die zich hier al een eeuw lang met hazelnoten bezighoudt.

Maar in de afgelopen tien à twintig jaar is het hier stilletjes een gifbelt geworden die alles heeft aangetast en kapotgemaakt: bodem, biodiversiteit en het water, en niemand die het doorhad, tot het te laat was. De natuur was allang noodsignalen aan het afgeven, maar het duurt jaren voordat de onwetende mens – de mens zonder hazelaars – al die tekens weet op te tellen tot één duidelijk herleidbare reden: de steeds verder uitdijende agressieve hazelnotenteelt.

Er was wel al lange tijd sprake van verhalen over het meer, het Lago di Vico, waarin je ‘in de zomer’ beter niet meer kon zwemmen, alsof het in de herfst of de winter juist een aanrader zou zijn. Dat ‘in de zomer’ was gekoppeld aan de leugen van de ‘larven die uit de bomen vallen’. Die zouden de reden zijn waarom sommige zwemmers onder de rode bultjes uit het meer kwamen en dan door moesten naar de eerste hulp, gek van de jeuk, vaak ook misselijk tot brakens aan toe. Dat de ware reden een heel andere was, namelijk de chemische roodalg die ontstaat als er ontzaglijke hoeveelheden orthofosfaat in het water terechtkomen, een mengeling van kunstmest en pesticiden, vertelde niemand. De dorpelingen zwemmen niet in het meer, want de dorpelingen kunnen sowieso niet zwemmen, dus hun maakte het niets uit.

‘Wat raad je me aan, kan ik met mijn nichtjes naar het meer deze zomer?’ vroeg ik vele jaren geleden aan de burgemeester van het dorp, die grootgrondbezitter was en bulkte van de hazelnoten en de kastanjes. Hij keek even om zich heen over het plein, bukte zich naar me toe en fluisterde in mijn oor: ‘Nee, breng ze liever naar de zee. Of naar een zwembad. Maar ga niet zwemmen in het meer. Geloof me, doe het niet!’

Het Lago di Vico is het hoogst liggende vulkanische meer van Italië, een diepe, brede krater met brandschoon bron- en regenwater, ingebed tussen donkergroene bergwanden, rietkragen met broedplaatsen voor zeldzame vogels, en inderdaad op de platte stukken langs de oevers ook best grote hazelnotenplantages. ‘Riserva naturale Lago di Vico’ staat er nog steeds geruststellend op de borden rond het meer, want het is een officieel beschermd natuurreservaat. Waarom moest ik met mijn nichtjes naar het onaantrekkelijke zwartgrauwe – want vulkanische – strand van Tarquinia op zestig kilometer afstand, of naar een overvol betonnen chloorzwembad?

Het is Ferrero gelukt om al bijna zestig jaar lang het huiselijke imago van een gezond, typisch Italiaans landelijk product in stand te houden

Bij doorvragen gaf de burgemeester nooit antwoord. Niemand hier in de buurt geeft trouwens graag antwoord op dat soort vragen en je moet er ook voorzichtig mee zijn. Nooit zal ik de duivelse bliksemschicht vergeten in de ogen van de onlangs gepensioneerde kruidenier, die ik al decennialang kende en die altijd een toonbeeld van geduld was geweest achter zijn toonbank. Er was geen zeurende klant die hem uit zijn evenwicht kon brengen, maar toen ik iets zei over de grote hoeveelheden gif waarin we hier langzaam maar zeker stikten, schoot er iemand in hem die ik nog niet kende.

‘Mensen die dat zeggen zijn misdadigers voor mij’, zei hij langzaam, met een eng grijnsje. ‘Er is hier helemaal niets aan de hand, we hebben de atoombom op Hiroshima gehad, we hebben Tsjernobyl gehad, we hebben jarenlang rustig golfplaten van asbest op onze daken gelegd, heel Trentino is één grote gifbom vanwege de intensieve fruitteelt, en dan zouden onze prachtige hazelnoten ineens het probleem zijn? Ónze hazelnoten, die hier altijd zijn geweest en waar we nu eindelijk, na jaren afzien, een klein beetje de vruchten van mogen plukken dankzij de afspraken met La Ferrero? Sodemieter toch een heel eind op!’

Een ruime zeshonderd kilometer naar het noorden ligt het plaatsje Dogliani, in de uitlopers van de Italiaanse Alpen, de regio die om die reden Piemonte, ‘Voet van de Berg’ heet. Het is een dorp dat valt te vergelijken met het onze. Het ligt op dezelfde hoogte van rond de driehonderd meter, ook hier is het aantal inwoners een bescheiden paar duizend, en ook hier kent men de hazelnoot al heel lang, omdat ook hier, in de glooiende heuvels van het werelderfgoedlandschap Le Langhe, de omstandigheden ideaal zijn.

Wat Dogliani toch tot een heel ander dorp maakt dan het onze, is het feit dat hier in 1898 Pietro Ferrero werd geboren. De founding father van de momenteel derde grootste zoetighedenmultinational ter wereld was een boerenzoon die een groot talent had: wonderdingen uitvinden met chocola. Hij begon ermee in de bar-pasticceria die hij in 1923 opende in Dogliani en die nog altijd bestaat, maar die er nu wat doelloos bij ligt onder de bogen van wat eens een levendige hoofdstraat vol winkeltjes moet zijn geweest. Aan het interieur met de donkerhouten panelen, ingelegde vloeren en de marmeren toog is nog goed te zien dat het hier ooit een prachtig chocoladeparadijs was.

Pietro Ferrero was snel vertrokken uit Dogliani, om in de nabije stad Alba de zaken grootser aan te pakken. Hij opende er zijn eerste eigen pasticceria met zijn eerste eigen chocoladelaboratorium, het ging al snel zo goed dat hij ook naar de echte grote stad Turijn kon uitbreiden, tot het oorlog werd en de productie stil kwam te liggen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog konden geen luxeproducten met exotische cacao worden gemaakt, maar Pietro Ferrero was een zeer creatief man, die juist in die moeilijke omstandigheden tot een surrogaatproduct kwam dat de immense draagbalk onder het hele Ferrero-imperium zou worden: de ‘Giandujot’, de voorloper van de Nutella-pasta waarvan momenteel wereldwijd 350 ton per dag wordt geconsumeerd, dat zijn 770 miljoen potten Nutella per jaar.

De Giandujot – een geliefde Piemontese carnavalsfiguur met een Napoleon-steek op het hoofd – was een in aluminium gevouwen plakje van suikerstroop, gestampte hazelnoten, kokosnootboter en een pietsje van het tijdens de oorlog zo goed als onvindbare cacao, alleen voor de kleur. Pietro Ferrero was een zoon van de Alta Langa (Hoge Langhe), het toen broodarme en noodlijdende berggebied van de zuidelijke Langhe, waar de partigiani van het Italiaanse verzet zich schuilhielden én de hazelnoten rijkelijk groeiden zonder dat er veel mee werd gedaan. Ze werden zelfs als varkens- en kippenvoer gebruikt, een verhaal waar je nu de lachers mee op je hand krijgt. De Giandujot werd een instant hit onder de kinderen en hun moeders van het uitgemergelde Italië van vlak na de oorlog: iets lekker vettigs en zoetigs om op een snee zoutloos Italiaans witbrood te prakken, een fantastische calorieënbom in een tijd waarin er niets anders was en calorieën hard nodig waren.

Toen Pietro Ferrero in 1949 jong stierf aan een hartaanval, werd zijn zoon Michele automatisch baas van het familiebedrijf. Hij ontdekte tijdens de abnormaal hete zomer van 1951 dat wanneer het plakje een beetje smolt, het nog beter smeerbaar was op brood. Dat werd de ‘Cremalba’ (‘Smeercrème uit Alba’) in een potje, jaren later omgedoopt tot ‘Supercrema’, tot een van de christen-democratische regeringen van het naoorlogse Italië ‘het gebruik van superlatieven in producten en reclames’ verbood, omdat het ‘godslastering’ zou zijn. Prima, vond de ook zeer christen-democratische en godsvruchtige Michele Ferrero, dan verzinnen we gewoon een andere naam. En dat werd Nutella, anno 1964.

Michele Ferrero was een natuurtalent in alles wat toen nog geen naam had: marketing, product placement, het creëren van een gevoel bij een product, klantenbinding. Zo ook in het verzinnen van iconische namen voor zoetigheden die er overal ter wereld als heipalen in werden gedreund: 1956 Mon Chéri, 1964 Nutella, 1969 Tic Tac, 1974 Kinder Surprise Eieren, 1982 Ferrero Rocher, met in 2021 een omzet van 12,7 miljard euro op jaarbasis. Nutella was het perfecte naoorlogse broodbeleg: een smeuïge bruine massa die in een dikke laag op een snee brood werd gesmeerd, waarmee Italiaanse kinderen om vijf uur ’s middags de straat op werden geschopt, om de lange tijd tussen de Italiaanse lunch en het avondeten te overbruggen.

Nutella is samen met de Fiat 500 hét symbool van de Italiaanse wederopbouw, van de economische boom van de jaren zestig. ‘Nutella is meer dan een crème van hazelnoot en cacao, het is een categorie van de geest, méér dan een broodbeleg is het een symbool van vele generaties’, viel onlangs nog te lezen in een kritiekloos jubelverhaal in la Repubblica, de krant van het kritische linkse stemgeluid, ter gelegenheid van weer een jubileum. Want het is Ferrero gelukt om nu al bijna zestig jaar lang het huiselijke imago van een gezond, typisch Italiaans landelijk product in stand te houden, al klopt er helemaal niets van.

‘Het ultrageheime recept dat wordt bewaard in Alba, net als dat van Coca-Cola in Atlanta’, is een bom van suiker (56 procent), palmolie (20 procent), hazelnoten en cacao, waar nooit iets aan is veranderd sinds die zorgeloze jaren uit de vorige eeuw waarin niemand zich nog druk maakte over suiker of palmolie. Het enige Italiaanse aan Nutella zijn eventueel de hazelnoten, voor zover die niet uit Turkije komen, waar zeventig procent van de wereldproductie van hazelnoten vandaan komt. Voor het overige is het beroemdste chocoladesmeersel ter wereld een product van suiker uit Noord-Europese suikerbieten, palmolie uit de Indonesische regenwouden en cacaopoeder van Afrikaanse cacaobonen. En toch is het Ferrero gelukt om van Nutella een geheimzinnig Willy Wonka-achtig sprookje diep verborgen in de bergen van Le Langhe te maken – alsof de hoofdkwartieren en de huidige president Giovanni (zoon van Michele en kleinzoon van Pietro) niet al lang in Luxemburg zitten, en alsof de multinational Ferrero nog iets te maken zou hebben met de onschuld van het oorlogse plakje Giandujot.

Maar Nutella was en is heilig in Italië, zo heilig dat zelfs de grote schrijfster Natalia Ginzburg er niets lelijks over mocht schrijven. ‘En dan begint een oneindig, chaotisch ontbijt, zonder caffelatte: het traditionele Italiaanse ontbijt met koffie met warme melk is bezig aan zijn definitieve verdwijning, net als het gebruik van pantoffels. De keukentafel staat afgeladen met borden met roereieren en fruitsappen uit flesjes en een afschuwelijke bruine en kleverige substantie die over het brood wordt uitgesmeerd en die Nutella heet’, schreef ze in 1969 in haar verhaal I lavori di casa (‘Huishoudelijk werk’) voor La Stampa. Het woord ‘Nutella’ moest eruit van de krant, want dat deed je niet, kritiek leveren op het glorieproduct van de streek. La Stampa was de krant van Turijn, van de Agnelli-familie, en de Ferrero-fabrieken van Alba lagen op slechts zestig kilometer afstand.

Het Lago di Vico omringd door hazelnootvelden. Bij de intensieve hazelnootteelt worden grote hoeveelheden meststoffen gebruikt die in het meer zijn terechtgekomen. Oktober 2020 © Valerio Muscella

In Le Langhe is de in 2015 vlak voor zijn negentigste verjaardag overleden Michele Ferrero nog steeds god. Op zijn begrafenis stonden op het plein voor de kathedraal van Alba tienduizend man te applaudisseren toen de kist van de overledene voor kwam glijden. Overgebracht vanuit Monte Carlo, waar hij al jaren officieel resideerde, want hoe groot de liefde voor Le Langhe ook, er waren blijkbaar goede redenen om naar Monte Carlo te verhuizen. De bevolking van Le Langhe hield er geen greintje minder om van signor Michele. ‘Aan deze man hebben wij alles te danken’, zei een vrouw voor de Ferrero-fabrieken van Alba, waar de kist net voor de laatste keer door een haag van klappende werknemers was gereden. ‘Grazie, grazie, signor Michele.’

Er zijn een paar verhalen die door iedereen uit de streek onmiddellijk met glanzende ogen worden opgedist. Wist u dat… Michele Ferrero in de onvoorstelbaar arme jaren vijftig een heel systeem had opgezet van als Dinky Toys ogende Ferrero-bussen die de boerenbevolking kwamen halen en brengen uit de bergen, ’s ochtends vroeg naar de fabriek in Alba, na acht uur werken terug naar huis, het maakte niet uit tot welke uithoek, iedereen was voor het donker thuis.

En dat Michele Ferrero er zo voor heeft gezorgd dat de uittocht van de boeren uit de Alta Langa stopte? Meestal werd één gezinslid naar de fabriek gestuurd, de beste zoon of dochter, de rest van de familie kon op die manier door blijven werken op het land. ‘Michele Ferrero ging zelf kijken waar de bus het best kon keren op die krappe bergweggetjes die vaak nog niet waren geasfalteerd’, vertelt een hazelnoten-tussenfabrikant uit Cortemilia, het dorp waar een enorme hazelnoot op het plein de geschiedenis van de streek samenvat.

De boeren hoefden niet naar de stad te verhuizen om met het hele gezin in een krottig huurhuis een ontworteld bestaan te leiden. Ze mochten blijven waar ze waren, en als ze hazelnoten wilden gaan kweken, dan hadden ze in Ferrero een zekere afnemer, die een goede prijs betaalde, en altijd alles opkocht. Met Kerst kwam uit Alba een kerstpakket met producten die ze in die arme bergen nog nooit hadden gezien: extravergine olijfolie, koffie, pasta, rijst, uiteraard een pot Nutella, en zelfs een stuk echte parmezaanse kaas, een ondenkbare luxe in die jaren.

En Michele Ferrero deed nog zo veel meer voor de mensen van de Alta Langa. Vakantiekolonies voor de boerenkinderen in de zomer, op mooie, gezonde plekken in Piemonte onder goede begeleiding. Sociale projecten voor gepensioneerden, ook nog nooit vertoond. Ferrero gaf mensen kans om op te klimmen, scholing en cursussen incluis. Er waren prijzen voor trouwe buschauffeurs, Michele Ferrero kwam altijd zelf de beker en de cheque uitreiken, iedereen had hem persoonlijk de hand geschud en iedereen had hem thuis over de vloer gehad.

Dat de hazelnoten uit onze streek in gigantische potten Nutella eindigen in de Amsterdamse etalages is een concept waar je hoofd van gaat draaien

Het verhaal van de overstroming is het pronkstuk van het vaste repertoire over de legende Ferrero in Le Langhe. Op 5 en 6 november 1994 waren drie rivieren na dagenlange stortregens buiten hun oevers getreden, de Ferrero-fabrieken stonden metersdiep in het water en de modder. Een maand voor Kerst waren de productielijnen van Nutella, Ferrero Rocher, Mon Chéri en de Kinder Surprise Eieren hopeloos verloren. Vierduizend arbeidsplaatsen stonden op het spel. Op 7 november stond de hele fabrieksbevolking met familieleden op rubberen laarzen en met scheppen voor de Ferrero-poorten. Velen hadden er hun eigen overstroomde bezittingen voor achtergelaten. In twee weken tijd was alle schade opgeruimd en kon de wederopbouw van Ferrero beginnen. ‘En ik beloof jullie dat we de fabrieken groter, efficiënter en met meer arbeidsplaatsen zullen heropenen!’ zei Michele Ferrero.

Het heet ‘het wonder van Ferrero’, en er is een ontroerende foto van dat moment. De oudste zoon van Michele Ferrero, de in 2011 net als zijn grootvader veel te jong door een hartaanval uit het leven gerukte Pietro (47), die op het terrein voor de fabriek vanaf een open laadbak met microfoon en versterkers een enorme menigte op kaplaarzen toespreekt. Men staat met de schep nog in de hand, de modderspatten zitten tot in de haarkruinen, maar ze hebben het karwei geklaard. Een getuigenis van liefde voor de fabriek, voor de werkgever, voor het werk, die hoogst zeldzaam is.

Toch heb je een beetje het idee dat er vandaag een toneelstukje wordt opgevoerd in Le Langhe. Zowel wat betreft die enorme liefde voor wat er nog over is van de al lang naar gunstiger belastingklimaten vertrokken familie Ferrero, als wat betreft de puurheid van dat in haarscheidingen gekamde Unesco-druivenlandschap met zijn fantastische wijnsoorten die de liefhebbende amateur van vandaag zo graag van de tong laat rollen: Barolo, Barbaresco, Barbera d’Alba – rood; Arneis, Cortese en Freisa – wit.

Het toneelstukje is dat van het eerlijke boerenleven dat nergens meer bestaat. ‘Oeoeoeoe, als je het over gif hebt!’ lacht mijn gids Giampiero, jarenlang vertegenwoordiger voor Ferrero in Argentinië, maar blij om weer terug te mogen naar de thuisgrond in Le Langhe, lekker met vervroegd pensioen en een zak geld toe, de hoogste ambitie van de meeste Italianen. Hij rijdt mij nu door de heuvels van zijn geboortestreek, ontspannen vertellend over hoe het allemaal echt zit, want nu hij klaar is met werken en vertegenwoordigen, kan hij eerlijk zijn. ‘Zie je, die rijen druiven daar zien helemaal wit van de rotzooi. Wat er hier jaarlijks op de druiven wordt gespoten aan pesticiden om al die doc- en docg-stempels van de Europese Unie te krijgen, dat wil je echt niet weten, daar zijn jullie hazelnoten nog niets bij.’

Ook hij heeft het over ‘jullie hazelnoten’ omdat ze zich hier in Le Langhe weinig kunnen voorstellen bij mijn verhalen over de zware vergiftiging van onze streek boven Rome. Dat gebeurt hier niet, zweren ze allemaal, en dat zal misschien ten dele ook wel kloppen, of misschien is het ook een kwestie van het al dan niet willen zien. De hazelnoot uit de Unesco-heuvels van Le Langhe heet ‘la tonda gentile delle Langhe’, ‘de edele ronde uit Le Langhe’, en heeft een officieel Europees dop-certificaat dat staat voor ‘Product van Beschermde Oorsprong’. Het is de troetelnoot van Ferrero, die vooral wordt gebruikt voor die ene hele hazelnoot boven op de Ferrero Rocher-bonbon, zeggen ze. Niet, zoals de 41 miljoen kilo hazelnoten die Ferrero jaarlijks bij ons uit La Tuscia komt halen, om ze tot pulp te vermalen voor door de Nutella. De hectares hazelnoot zijn er ook minder in Le Langhe dan bij ons, alhoewel Ferrero de laatste jaren hard pusht, want het bedrijf heeft grootse plannen met Italië.

‘De regio Piemonte heeft toestemming gegeven voor tienduizend hectare hazelnoot extra in Le Langhe, en dat is het werk van Ferrero’, zegt Silvio Barbera, duidelijk niet bedoeld als een compliment. Silvio Barbera is samen met Carlo Petrini mede-oprichter van de ecologische voedselbeweging Slow Food (1986), het hoofdkwartier ligt in Petrini’s geboorteplaats Bra, op een steenworp afstand van Le Langhe. In de Universiteit voor Gastronomische Wetenschappen, gevestigd in een prachtig gerestaureerd Savoye-complex uit 1762, ontvangt Barbera me op zijn directiekamer, maar praten over Ferrero lijkt hij niet al te graag te doen. ‘Het is voor ons ook jongleren tussen wat evident de belangen zijn die Slow Food verdedigt, en de belangen van Ferrero, waar niemand zich in Le Langhe tegen verzet, onthoud dat ook goed.’

Na jarenlang gedimdam met Ferrero is het gelukt om de term ‘duurzame palmolie’ op papier te krijgen, maar de ironisch opgetrokken wenkbrauw van Barbera zegt genoeg. ‘We moeten ze op hun woord geloven, hè. Ik vind het ook een beetje tegenstrijdig klinken, “duurzame palmolie”, Ferrero zweert dat ze ermee bezig zijn in Indonesië, zoals ook met het terugbrengen van het gebruik van pesticiden voor de hazelnotenproductie, maar het blijft steeds hangen in dat ze “ermee bezig zijn”. We hebben er nog niets van gezien.’

Barbera weet natuurlijk van de enorme hoeveelheden gif die met de hazelnotenteelt in het Viterbese – zoals onze streek in Noord-Lazio ook wordt genoemd, naar de provinciehoofdstad Viterbo – gemoeid zijn. Ferrero heeft hazelnoten nodig, steeds maar meer hazelnoten, en hazelnoten groeien nu eenmaal het best op bepaalde plekken en onder bepaalde klimatologische omstandigheden, die in sommige delen van Italië optimaal voorhanden zijn. Alhoewel de Italiaanse productie nooit in de buurt zal kunnen komen van marktleider Turkije – Italië heeft met zijn zeventigduizend hectares een tiende van de zevenhonderdduizend Turkse hectares – groeit de ambitie van Ferrero in Italië naarmate de situatie in Turkije moeilijker wordt.

Een arbeider van een plaatselijk hazelnootbedrijf laat een deel van zijn oogst zien, oktober 2020, Vasanello, provincie Viterbo © Valerio Muscella

‘Ferrero moordenaar van de hazelnotenboeren! Rot op uit ons land! Weg met jouw smerige poten van onze hazelnoten!’ staat er op een muur van de bergplaats Aydindere aan de Zwarte Zee. Van Istanbul tot Georgië, langs de oevers van de Zwarte Zee, is Turkije één gigantische hazelnotenplantage. De teelt van de findik (‘hazelnoot’ in het Turks) bestaat er al sinds 1403. Het probleem schijnt te zijn dat Ferrero ook in Turkije, net als in onze streek in Hoog-Lazio, de zwakke punten in het systeem van de lokale hazelnotenteelt feilloos weet te vinden, en zich daar heel handig door naar binnen weet te wringen.

Het sleutelwoord is: geduld. Nóóit hazelnotengrond direct opkopen van de boeren, een gebied betreden op kousenvoeten en de eerste paar jaar gegarandeerde topprijzen bieden per quintale (honderd kilo) kale oogst, waardoor de boeren hun noten direct van het land komen inleveren bij de door stromannen gerunde Ferrero-magazijnen, waar aanvankelijk betaald wordt wat niemand betaalt. Einde marktmechaniek, begin monopolie. Dan stukje bij beetje de hele productieketen loswrikken uit de streek, alle lokale tussenhandelaren, tussenproducten en tussenfases van het bewerkingsproces uitschakelen, en uiteindelijk is het monopolie dan na een jaar of tien voltooid.

Dat is gebeurd in Turkije, waar Ferrero in wezen het ministerie van Landbouw is geworden, want wie de markt van de hazelnoten bepaalt, bepaalt alles op het gebied van landbouw in Turkije. En daar heeft Turkije nu spijt van, maar er is geen alternatief, omdat het oude, door de staat beschermde en prima functionerende landbouwsysteem onder president Erdogan is ontmanteld ten gunste van het abstracte begrip ‘privatisering’, waar het agrarische Turkije nog helemaal niet aan toe was. Niet de schuld van Ferrero, maar Ferrero is in het gat gesprongen.

De verhouding tussen Ferrero en Turkije is hoe dan ook verstoord, er zijn problemen met de inzet van Koerdische kinderarbeid bij de maanden durende Turkse oogst, bovendien zijn de kwaliteit en de hoeveelheid per hectare stukken minder dan in Italië en is het Turkse terrein veel steiler en dus lastiger te bewerken, alles moet met de hand, kortom: wegwezen uit Turkije.

Ferrero heeft grond aangekocht in Chili, Zuid-Afrika, Georgië, Servië, waar de hazelnotenteelt voorzichtig op gang komt, maar er gaat natuurlijk niets boven Italië, het thuisland. Daar is het ook veel makkelijker om politieke invloed uit te oefenen. Op de begrafenis van Michele Ferrero in februari 2015 stapte de toenmalige jonge premier Matteo Renzi op het plein van Alba pontificaal uit zijn regeringsslee, pal voor de ingang van de kathedraal. Nu was Renzi een geval apart, maar als Ferrero iets wil, komt het linksom of rechtsom wel voor elkaar in Italië.

In 2018 ondertekende Ferrero met een aantal Italiaanse regio’s waar de hazelnoot tot dan toe nooit was geteeld, toeristische parels als Toscane en Umbrië, het plan ‘Nocciola Italia’. ‘Hazelnoot Italië’ voorziet in het verder uitrollen van het tapijt hazelaars vanuit Lazio over het hart van Italië, de ansichtkaartregio’s van de golvende heuvels, de cipressen, de zonnebloemvelden en de wijdse uitzichten over schitterende middeleeuwse stadjes. Regio’s waar de hazelaar in alle opzichten niets te zoeken heeft, wat tot nog meer inzet van kunstmest en nog meer extra liters water opzuigen uit de bodem zal leiden. Want daar waar het terrein en de ligging niet van nature geschikt zijn, moet de productie worden opgepompt met kunstgrepen die een misdaad zijn tegen de natuur, het landschap, het klimaat en de gezondheid van iedereen.

Niemand wist van het plan ‘Hazelnoot Italië’, behalve uiteraard de regiovoorzitters (die in het Italiaans presidente worden genoemd, wat toch van invloed is op het gedrag) van Lazio, Umbrië en Toscane. Het plan voorziet in ‘minstens 22.000 extra hectare hazelnoot en een toename van dertig procent van de hazelnotenproductie over heel Italië’. Speerpunt blijkt – verrassing – opnieuw ons gebied, het Viterbese, waar nog eens tienduizend hectare méér hazelnoot bij moet gepropt, wat neerkomt op zowat de helft van de productieverhoging van het hele plan.

En die nieuwe hazelaars staan inmiddels ook al in de bodem, want in de luwte van de covidpaniek is het inplanten de afgelopen twee jaar onverstoorbaar doorgegaan. En daar staan ze, nu nog klein, straks groot, met kilometers druppelinstallaties, want dat is het eerste wat er gebeurt: putten slaan in de bodem en druppelinstallaties aanleggen. Zo ver het oog reikt rijen en rijen kleine hazelaars, op de platte stukken land richting de snelweg en Umbrië, of langs de Via Cassia naar Rome. Volstrekt ongeschikt terrein voor hazelaars, die van de hoogte houden. Deze platte grond is geschikt voor mais, graan, tabak of voor rondtrekkende schaapskuddes. En dat was ook het beeld, tot voor kort.

De boeren hoefden niet naar de stad te verhuizen om met het hele gezin in een krottig huurhuis een ontworteld bestaan te leiden

Het tapijt van hazelaars rukt op over Midden-Italië, eerst het Viterbese, dat inmiddels tot aan de randen is volgepropt, en vervolgens door, richting Toscane en Umbrië, rond het meer van Bolsena, waar alvast drieduizend hectare kleine hazelaars zijn ingeplant, en de Hoogvlakte van de Alfina, 350 hectare – vooralsnog.

Het gebied rond het Lago di Vico, Provincie Viterbo, oktober 2020 © Valerio Muscella

Het duurde even voor het tot iedereen in deze streken was doorgedrongen. De vele mensen zonder hazelaars hebben meestal een heel ander idee van het Italiaanse landschap. En je komt er ook niet zo snel op om het schilderachtige hart van Italië als een stuk braakliggend landbouwgrond te zien waar zo snel mogelijk zo veel mogelijk hazelaars moeten worden ingeplant, zoals omschreven in het plan ‘Hazelnoot Italië’.

‘Slechts 0,7 procent van de totale bebouwde grond in Italië is hazelnoot, ondanks de gunstige klimatologische omstandigheden’, poneerde Giovanni Ferrero verongelijkt als schriftelijke reactie op de uitzending van het journalistieke onderzoeksprogramma Report van november 2021, waarin de vergiftiging van onze streek in Hoog-Lazio en het Lago di Vico glashelder in kaart wordt gebracht. Van de zwaar vergiftigde bodem tot het volledig geëutrofieerde (door fosfaten en nitraten verstikte) water van het meer, dat nota bene ook nog steeds als drinkwater dient voor de nabije plaatsen Caprarola en Ronciglione, waar bruin water uit de kraan komt. Misdadig, zoals dr. Antonella Litta, een arts van het Istituto Superiore di Sanità, voor de camera zegt. Om eraan toe te voegen: ‘In deze streek is sprake van een aanzienlijke toename van aan pesticiden en chemische kunstmest gerelateerde kankergevallen.’

Het onderzoeksprogramma maakt een optelsom voor de waanzinnige hoeveelheid bodemwater die jaarlijks uit onze streek wordt gepompt, twintig miljard liter water per zomer, want zoveel is nodig om de 41 miljoen kilo hazelnoten uit het Viterbese in de gewenste schitterende staat af te leveren bij de schuren van Ferrero. De gevolgen van het steeds hetere en drogere Italiaanse klimaat zijn nu ook al goed voelbaar bij ons en zullen tot steeds meer watergebrek leiden, maar volgens Ferrero zijn er nog volop mogelijkheden tot uitbreiding in het gebied tussen Rome en Florence.

‘Jammer toch weer, dat Ferrero zich nooit laat verleiden tot een gesprek, tot een mogelijkheid tot confrontatie’, zei de presentator nadat de schriftelijke reactie van Ferrero keurig in beeld was vertoond. Een reactie waarin niet of nauwelijks wordt ingegaan op alle onomstotelijke feiten die Report naar boven had gehaald, alleen kulargumenten à la ‘Ferrero probeert juist de hazelnotenteelt te redden van de ondergang’. Altijd zenden, nooit ontvangen. Poneren, nooit reageren. Nooit op andermans argumenten ingaan, gewoon je eigen sprookje blijven vertellen. Dat is altijd de politiek van Ferrero geweest.

Met een persoonlijk kapitaal van 36,2 miljard dollar is Giovanni Ferrero ook in 2022 weer de rijkste man van Italië (en van Luxemburg waarschijnlijk) en inmiddels opgeklommen tot de 36ste rijkste op aarde, volgens de jaarlijkse ranglijst van het blad Forbes. En ongetwijfeld still climbing, want voor Giovanni Ferrero is er maar één ding dat telt: meer, meer en meer. Michele Ferrero was nog maar net begraven of daar spoot de acquisitiecampagne van zijn zoon al uit de startblokken, alsof hij niet kon wachten.

Sinds de dood van zijn vader in 2015 heeft Giovanni Ferrero een hele sliert Engelse en Amerikaanse B-merken uit de hardcore zoetigheden-industrie opgekocht: Thorntons, Nestlé USA, Kellogg’s, Fannie May, Ferrara, Ice Cream Factory (Spaans), Burton’s Biscuit Company. Volgens een artikel van Forbes met de titel ‘Inside the Ferrero Family’s Secret Empire’ is dat opmerkelijk, omdat de erfgenaam van het Ferrero-imperium daarmee tegen de stroom in roeit. Daar waar de concurrentie zich juist aan het verplaatsen is van goedkoop, slecht en verslavend naar gezondere, duurzamere snacks die ook een steentje moeten bijdragen in de strijd tegen obesitas, koopt hij alle shitproducten van suiker op. ‘Voor de Ferrero-groep komt de gezondheid en de veiligheid van werknemers en consumenten altijd op de eerste plaats’, staat nog steeds op de Ferrero-site.

‘O nee hoor, ik ben al lang volwassen, ik heb me al lang losgemaakt’, antwoordt Giovanni Ferrero als de journaliste van Forbes hem vraagt of het hem niet bezwaart om een van de heilige wetten van zijn vader – ‘Schoenmaker hou je bij je leest’, oftewel koop nooit andere bedrijven op en verkoop je bedrijf nooit op de beurs – op zo grote voet te overtreden. ‘Omdat iedereen in de chocoladesnackbusiness grosso modo hetzelfde verkoopt, draait alles om de naamsbekendheid’, constateert Forbes. ‘Die van Nutella is gigantisch, het is de locomotief van het Ferrero-imperium, en dus draait alles om Nutella.’

Met de 350 ton bruine smurrie die wereldwijd per dag over boterhammen, wafels, crêpes, ijs, zelfs pizza’s wordt gekieperd, mag Ferrero heel tevreden zijn. Duitsland is de grootste Nutella-consument ter wereld, direct gevolgd door Frankrijk en Italië, maar ook Nederland doet zijn stinkende best. Het concept ‘Nutella-winkel’ was een tijdje de term waarmee in Amsterdam de annexatie van de beste locaties in de binnenstad werd aangegeven. ‘De vernutellarisering van de binnenstad heeft zich inmiddels verspreid over andere rotzooiproducten, maar het is zeker zo dat Nutella mag worden beschouwd als de stormram waarmee de bres is geslagen’, aldus Annemieke Bieringa, tot vorig jaar straatmanager van het gebied tussen Rokin en Zeedijk. ‘In Amsterdam heb je een speciaal soort toeristen, de drugstoeristen, die op een bepaald moment lopen te klapperen van de zin in zoet, het zogenaamde “zoete-bek-halen-na-de-joint”, en daar spelen al die winkels met die gigantische potten Nutella in de etalage met zo’n spuit erop heel goed op in.’

Dat de hazelnoten uit onze streek in gigantische potten Nutella eindigen in de Amsterdamse etalages om de zoete trek van de internationale stoet drugstoeristen te bevredigen is een concept waar je hoofd van gaat draaien.

De filmmaakster Alice Rohrwacher (40) zond in januari 2019 een noodkreet naar la Repubblica over het feit dat het landschap van haar jeugd en van haar in Cannes bekroonde films, het gebied tussen Orvieto en het meer van Bolsena, één hazelnotenplantage aan het worden was. In haar open brief vraagt ze scherp of er wel de noodzakelijke afwegingen zijn gemaakt op het gebied van de impact op de omgeving, het eco-toerisme, de gezondheid en de waterreservoirs in de bodem. ‘Of hebben we te maken met het voordeel van een enkeling dat de vloek van de hele omgeving dreigt te worden, zoals al gebeurd is met het geëutrofieerde water van het Lago di Vico en de vergiftigde bodem van La Tuscia, waar wij direct aan grenzen?’

Dat ‘al gebeurd is’ deed pijn, want nee, dat was echt nog nooit door iemand zo gezegd. Twee maanden na haar openbare brief had ze het congres ‘Il nocciolo del problema’ (‘De kern van het probleem’ een woordspeling met het woord hazelnoot) in Orvieto georganiseerd, en daar zag je de aanzuigende kracht van Alice Rohrwacher in levenden lijve. Van alle intelligente en beroemde mensen die het woord namen, trof Famiano Crucianelli het meest. ‘We bevinden ons tegenover een grote macht’, declameerde hij plechtig en perfect getimbreerd in de microfoon. ‘Jullie schrikken nu van de eerste hazelnotenplantages die bij het meer van Bolsena worden aangelegd, in onze streek, La Tuscia, zijn het 25.000 hectare. Bij ons heb je duizenden hectares hazelnoot waar geen vogel meer bestaat. Bij ons is het de woestijn, die je niet ziet, omdat er van die gezellige boompjes op staan. In de Italiaanse bodem en het water verdwijnt 130.000 ton pesticiden per jaar, en daarmee is Italië een van de ergste landen ter wereld. Ik waarschuw jullie.’

Dat was Famiano Crucianelli (74), een chirurg-politicus die hier stond als eenvoudige voorzitter van het Biodistrict van de Via Amerina, maar die overduidelijk andere podia gewend was. Man van de wereld, oprichter van de ooit belangrijke communistische krant Il Manifesto, jarenlang gedeputeerde en uiteindelijk nog staatssecretaris van Buitenlandse Zaken voor de tweede regering van Romano Prodi (2006-2008). En toen was het mooi geweest en keerde hij definitief terug naar zijn geboortegrond in La Tuscia, het plaatsje Gallese vlak in de buurt, ook omringd door hazelnotenplantages, maar daar is het Crucianelli dus wel gelukt om een kleine bres te slaan in het monopolie.

‘Maar bij jullie…’, zegt hij hoofdschuddend. Ik mocht hem komen opzoeken op zijn lieflijke stukje grond aan de voet van zijn rotsdorp, waar alles is zoals je wilde dat het nog was. Fruitboompjes, vijgen, een moestuin, kippen, bloemen, oneindig veel kruiden en planten. Ooit geplant door zijn vader, voortgezet door de zoon. Weliswaar ook volledig omringd door hazelnoten, maar toch nog een stukje paradijs.

‘Maar bij ons?’ vraag ik, al wetend.

‘Eenmaal vergeven grond aan hazelnoten komt nooit meer vrij. Er is maar één oplossing, en dat is dat de mensen in deze streek gaan snappen hoe ze in de maling worden genomen. Dat ze snappen dat het ook hún water is dat eraan gaat. Het feit dat er een bron onder jouw land ligt, betekent niet dat het jouw bron is. We hebben hier peilingen gehouden, het bodemwater is metersdiep vergiftigd. En het bodemwater raakt op, zeker in deze tijden, wanneer het niet meer regent. Sommige putten zijn al twintig meter gezakt. Het gaat erom dat mensen snappen dat we hier niet met z’n allen een woestijn gaan worden omdat een stinkendrijke meneer in Luxemburg nog meer potjes met Nutella moet vullen. Nutella is geen eerste levensbehoefte, en ook geen tweede, en ook geen derde. Nutella is slecht, voor de bodem, voor het water, voor de biodiversiteit en voor de mens. En daar gaat al het water hier aan op.’

Dit artikel kwam mede tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.