
Good Time is een stedelijke thriller waarin ‘cool’ als een deken over alles heen hangt. Het verhaal gaat over een jongeman die samen met zijn geestelijk gehandicapte broer een bankoverval pleegt en daarna voortvluchtig is. We zijn in New York. En daar is zelfs het licht gaaf. Als het niet de kleuren rood en blauw zijn, afkomstig van de een of andere ‘discreet’ geplaatste lichtbron, dan is er weer een deur die om onduidelijke reden fel geel geverfd is. Om er nog maar van te zwijgen dat een belangrijk deel van het verhaal zich ’s nachts in een pretpark afspeelt – nóg meer lichtjes dansend in de nacht. En het haar van hoofdrolspeler Robert Pattinson, hoogblond geverfd om zich onherkenbaar te maken voor de politie. Maar vooral: omdat het er hip uitziet. Cool, dus. Cool ook in de wijze waarop iedere scène gefilmd is, met een nerveuze camera die de gezichten van de personages supermodieus in close-up in beeld brengt.
Uiteindelijk wreekt zoveel ‘stijl’ zich: onder de oppervlakte zit een ontstellende duisternis. Wat niet wil zeggen: dit is een goede film. Integendeel. In Good Time van de gebroeders Josh en Ben Safdie maskeert stijl de leegte, zinloosheid en het cynisme in de kern van het verhaal. Als je wilt weten waar het allemaal precies om gaat, krijg je van deze film terug: ‘Wat het betekent? Hoe banaal van jou om te vragen wat het allemaal betekent.’ (Naar de Amerikaanse schrijver David Foster Wallace die, zijn tijd ver vooruit, het failliet van de ironie als pose blootlegde.)
Good Time is zo’n teleurstelling omdat je van alle kanten hoort dat dít nu een film is die je niet mag missen. Ook verschenen er jubelende recensies in de kranten waarin de vergelijking van de Safdies met de jaren-zeventigmeesters Martin Scorsese en Sidney Lumet voorbijkomt. Op zich is die er wel: zoals in respectievelijk Mean Streets en Dog Day Afternoon is er in Good Time sprake van de rauwe werkelijkheid, vooral in de wijze waarop hoofdpersonen Connie (Pattinson) en Nick (Ben Safdie) strijden tegen krachten in de maatschappij waarover ze geen controle hebben (gezondheidszorg, banken, politie en justitie). Maar ‘echt’ voelt geen moment echt aan in deze film. Connie en Nick plegen een bankoverval. Nick wordt gearresteerd. Om een borgsom te betalen komt zijn vriendin gespeeld door Jennifer Jason Leigh opdraven. Die heeft blijkbaar geld. Op het bureau van een garantieverlener blijkt dat haar creditcardsaldo onvoldoende is. De scène is volkomen irrelevant behalve als tool om de ‘cool’ van de actrice tentoon te spreiden: mompelend, het haar een chaos, onverwachte woede-uitbarstingen gevolgd door verdrietig zijn.
Ook schrijft men uitgebreid over Pattinson die zich in zijn rol als Connie ‘eindelijk’ heeft losgeworsteld van zijn ‘Twilight-imago’. Maar hoe dat imago relevant kan zijn, geen idee. Je ziet toch wat je ziet als je naar een film kijkt? En dát Pattinson kan acteren is al lang duidelijk, sinds zijn rol in David Cronenbergs magistrale verfilming van Don DeLillo’s Cosmopolis (2012). Maar in Good Time zien we niets van zijn gevaarlijke, ijzige uitstraling, niets van zijn onmiskenbare talent. Wat het kijken naar de film dubbel zo frustrerend maakt. Misschien is Good Time wel een grap. Wat zou dát erg zijn.
Nu te zien