
Israël beleeft een van de zwaarste crises uit zijn geschiedenis. Zelfs na de moord op premier Yitzhak Rabin op 4 november 1995 was het gevaar waarmee het land geconfronteerd werd minder prangend: in dezelfde maand al werd duidelijk dat de transitie naar een nieuwe premier wettig en ordentelijk zou verlopen.
Vandaag is de situatie heel anders. Drie van de meest extremistische, nationalistische leden van het Israëlische parlement – minister van Justitie Yariv Levin, voorzitter van de Grondwetscommissie Simcha Rothman, en Benjamin Netanyahu, de zo goed als almachtige eerste minister – hebben alle remmen losgegooid en duwen er zonder enige scrupules een nieuw rechtssysteem door ter vervanging van het bestaande dat hen, zo beweren zij, discrimineert en hun wereldbeeld noch hun waarden reflecteert. In dit systeem zal de rechterlijke macht ondergeschikt worden aan het parlement en de regering en zullen nieuwe rechters benoemd worden door politici. De burgers van Israël verliezen daarmee de garantie dat ze juridisch beschermd zijn tegen de willekeur van het regime. Als dat proces wordt afgerond, zal Israël geen democratie meer zijn, maar wordt het de speelbal van een regime dat, onder bepaalde omstandigheden, kan afglijden naar een dictatuur.
Netanyahu is verwikkeld in meerdere rechtszaken op verdenking van omkoping, fraude en misbruik van vertrouwen. Hij heeft bewezen dat hij bereid en in staat is om alles te doen wat in zijn macht ligt om het rechtssysteem op z’n kop te zetten teneinde zichzelf uit de gevangenis te houden. Daartoe heeft hij een pact gesloten met de meest messianistische, gemene en ongure elementen uit de Israëlische samenleving en heeft hij cruciale en uiterst delicate regeringsportefeuilles uitgedeeld aan hun vertegenwoordigers. Houdt iets deze man nog tegen?
Netanyahu vindt dat zijn verkiezingsoverwinning, die hij behaalde met een marge van amper dertigduizend stemmen, hem het recht geeft om deze ‘hervorming’, zoals hij het noemt, door te voeren. Maar de keuze van de Israëlische burgers betekende nog niet dat ze instemden met zo’n drastische koerswijziging. In de praktijk komen de legislatieve aanpassingen erop neer dat de premier – in dit geval Netanyahu – de macht heeft om te beslissen wat hij maar wil, zonder rekening te houden met de wensen, principes of het welzijn van de helft van de natie.
Iedere Israëliër behoort wel tot een of andere minderheid. Ieder van ons kan het slachtoffer zijn van misbruik onder deze of gene wet, het voorwerp van geïnstitutionaliseerde discriminatie gebaseerd op geslacht, ras, religie, nationaliteit of seksuele voorkeur. Dat is ook waarom honderdduizenden Israëliërs elke week de straat op gaan om te protesteren tegen die overhaaste coup. Ze eisen dat de antidemocratische wetten onmiddellijk van de agenda gehaald worden en dat er serieuze en faire onderhandelingen volgen over hoe het rechtssysteem van Israël er in de toekomst moet uitzien.
Terwijl ik dit schrijf, weigeren Netanyahu en zijn mensen hun wetgevende wals ook maar een seconde te vertragen. Ook de demonstranten gaan voluit: ze blokkeren snelwegen, vullen stadspleinen, onderbreken dagelijkse routines. De chaos ontwricht het hele land.
De komende dagen zijn cruciaal voor de toekomst van Israël. Er is maar één kogel nodig om het drama te laten ontsporen, met leden van beide kampen die het recht in eigen hand nemen en een situatie creëren die nog veel angstaanjagender is dan waar we tot nu toe mee hebben moeten leven. Maar zelfs al wordt dat nachtmerriescenario geen werkelijkheid, dan nog is Israël hier een tragische les over zichzelf aan het leren.
Waar te beginnen? Misschien bij de verbazingwekkende snelheid waarmee de meeste Israëliërs hun gevoel van existentiële veiligheid kwijt zijn geraakt, een gevoel dat op het arrogante af solide leek en nu moet wijken voor het schrikbeeld dat hun thuisland – en hun eigen huis, het kan zomaar – vuur vat.
De tv- en radiostudio’s bulken van de commentatoren die een burgeroorlog voorspellen. Vanuit de rechtervleugel worden betogers aangevallen met de vuist, met traangas en flitsgranaten. Er is al geprobeerd om actievoerders aan te rijden. Het gonst van het ‘bloed in de straten’ en de ‘vernieling van de Derde tempel’, met hartverscheurende echo’s van trauma’s uit het verleden.
Hoe moet een buitenstaander dat begrijpen, die duizelingwekkende val van zo’n sterk machtsgevoel naar een gevoel van zwakte en ongerustheid dat nu plots een hele natie overvalt? Zonder inzicht in het mechanisme van de nationale psyche kun je ‘de Israëliër’ nauwelijks ontcijferen, denk ik. Wellicht is dat het grote verhaal vandaag: de illusie die alle Israëlische leiders zo hard hebben proberen te voeden ligt aan diggelen, de illusie van die wonderlijke nationale eenheid waar we allemaal met ons hele wezen naar horen te streven. Nu die barsten in onze gemeenschap blootgelegd zijn, is het zonneklaar hoe broos en vals die eenheid altijd al was en hoe vijandig al die verschillende kiezers en hun overtuigingen tegenover elkaar staan.
Hoe waarachtig kan eenheid zijn tussen facties die elkaar zien als een existentiële bedreiging? Hoe kan er eenheid bestaan tussen de honderdduizenden kolonisten die aanzienlijke lappen van de bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever hebben ingelijfd, die zij beschouwen als de grond van hun voorvaderen, hun door de bijbel zelf geschonken, en aan de andere kant de Israëliërs die de kolonisten zien als hét obstakel voor een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen, of, in andere woorden, de Israëliërs die ervan overtuigd zijn dat de kolonisten de grootste bedreiging vormen voor de toekomst van hun kinderen?
En wat met de meer dan een miljoen ultraorthodoxe joden die weigeren hun kinderen naar het leger te sturen omdat je, volgens hun geloof, het bestaan van het joodse volk alleen kunt garanderen door te bidden en de thora te bestuderen? Hoe kan er sprake zijn van eenheid, of zelfs maar een redelijk partnerschap, tussen hen en de Israëliërs wier zonen en dochters wettelijk verplicht zijn om tot drie jaar in het leger te dienen, van wie er meerdere hun leven geven voor het land?
Zoveel jaren al, sinds de stichting van de staat Israël, aanvaardt de meerderheid van de Israëliërs die kromme regeling, waarbij religie zich rond de politiek wikkelt als een klimplant, erop teert, en dan nog alle andere Israëliërs een levenswijze opdringt die hun vreemd is. Zijn dat dan de eerste stappen richting een scheiding van kerk en staat?
Er zijn nog andere problemen, andere zieke plekken, zoals de status van Arabische burgers in Israël, die onopgelost gebleven zijn tijdens het 75-jarige bestaan van de staat. Dat zo’n onmogelijk evenwicht voorlopig nog overeind blijft, is een mirakel op zich. Na de schokgolven van vijandigheid en wederzijdse haat, opgewekt door de huidige regering, vragen die kwesties om een echte oplossing. Misschien monden ze uit in een nieuwe orde, een herzien contract tussen de verschillende stammen, en tussen elk van hen en hun staat.
En dan hebben we het nog nauwelijks gehad over de bezetting. De leiders van de protestbeweging hebben voorlopig wijselijk besloten om het belangrijkste debat op te schorten, het debat dat de Israëlische samenleving al 55 jaar verdeelt, sinds Israël de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bezet. Zelfs iemand als ik, die al meer dan vier decennia strijdt tegen de bezetting, moet jammer genoeg toegeven dat een publieke discussie over de bezetting een wig zou drijven in de huidige protestbeweging en grote groepen zou wegjagen. Op dit moment zijn de meeste Israëliërs simpelweg niet in staat om helder naar de bezetting te kijken. Nog niet.
Toch vind ik troost in het feit dat er enigszins beweging lijkt te komen in politieke en sociale kwesties die jarenlang stagneerden als moeraswater. Misschien forceert alleen al het vooruitzicht op een herstart van het debat over de bezetting een nieuwe, stoutmoedige opening en leidt het tot meer bewustzijn bij de mensen.
Onder onze voeten zijn de tektonische platen aan het verschuiven. Ik kan me voorstellen dat de mensen die het land proberen te kapen, die het lef hebben om het Israëlische rechtssysteem om te gooien, nooit gedacht hadden dat het verzet zo wijdverspreid en heftig zou zijn. Het is alsof de demonstranten, de tegenstanders van die zogeheten hervorming, zelf verbaasd zijn over hun gedrevenheid, passie en durf. Dag na dag scharen honderden bedrijven, organisaties en individuen, onder wie actuele en voormalige leidinggevenden van de veiligheidsdiensten Shin Bet en Mossad, piloten van de nationale luchtvaartmaatschappij El Al, technologieondernemers en vele andere publieke en private instellingen, zich achter het protest. Duizenden reservisten die de ruggengraat vormen van het leger hebben aangekondigd dat ze zich niet zullen aanmelden voor hun dienst. Zelfs rusthuisbewoners gaan in hun rolstoelen de straat op tegen wat zij zien als de ontmanteling van de staat waarvoor zij zo gevochten hebben.
Jarenlang werd die activisten, zeker de jongsten onder hen, aangewreven dat ze egoïstisch waren, cynisch, verwend, dat ze ontworteld waren of hun neus ophaalden voor hun land. Hun viel de zwaarste beschuldiging ten deel die er is in Israël: dat ze geen patriotten waren. Maar toen kwam deze aardschok en tot ieders verbazing rakelde dat bij honderdduizenden Israëliërs nieuwe en oude verhalen op omtrent identiteit, waarden, betrokkenheid, tot het bekennen van hun liefde aan Israël toe, een sentiment dat voordien in bepaalde kringen nogal onsmakelijk bevonden werd.
Mensen die vroeger voor geen geld met de blauw-witte davidster gezien wilden worden, de vlag van Israël, staan er nu in betogingen mee te zwaaien, wat ongemakkelijk, maar niettemin trots dat ze terugvorderen wat rechts zich had toegeëigend. Opeens ontdekken Israëliërs dat het mogelijk is om van hun land te houden – niet met een sentimentele, kitscherige liefde, noch met fascistische idolatrie, maar eerder met een klaarwakkere toewijding om van dit land een thuis te maken en een oprechte ambitie om in vrede te leven met hun buren. Deze hernieuwde emotie steunt op weloverwogen en volwassen burgerzin en op een steeds dieper begrip van de geest van democratie, liberalisme, gelijkheid en vrijheid.
Lees ook
David Grossman is romancier en essayist, en de meest recente laureaat van de Erasmusprijs. Vertaling: Johan Faes