Wat een glorieuze nieuwe fase in de internationale gerechtigheid had moeten worden, is ontaard in een stevig conflict tussen de westerse bondgenoten. Het Internationaal Strafhof te Den Haag, dat onlangs als schamel begin zijn postbusnummer bekendmaakte, is verworden tot een splijtzwam. Europese landen, de EU voorop, menen dat het Hof zich moet ontwikkelen tot een stevig bruggenhoofd in de strijd tegen oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide. De Verenigde Staten zien het Strafhof als een gevaarlijk instrument van Amerika-haters, als een bedreiging van hun soevereiniteit. Als een belediging zelfs. Veelzeggend zijn de woorden die New York Times-columnist William Safire, een fervent tegenstander van het Hof, afgelopen maandag schreef: «Is het te veel gevraagd om de 250.000 Amerikaanse troepen die in het buitenland de vrijheid verdedigen, de hulpverleners en journalisten te beschermen tegen een verdrag dat het mogelijk maakt dat ze worden vervolgd door naar publiciteit hongerende aanklagers?»
De VS eisen immuniteit voor hun landgenoten die in welke hoedanigheid dan ook aanwezig zijn bij vredesoperaties en hulpacties. Om misbruik van het Strafhof te voorkomen, zou de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties eerst moeten toestemmen vooraleer het Strafhof kan overgaan tot vervolging. Met hun veto kunnen de VS zo elke vervolging blokkeren. De Europese Unie houdt echter voet bij stuk: het Hof is geen zaak van het clubje machtigen in de Veiligheidsraad, maar een in de Verenigde Naties breed gedragen initiatief.
Maar de regering-Bush is niet van zins toe te geven: de Amerikanen zullen zich tot het uiterste inspannen om het Verdrag van Rome te ondergraven dat aan het Hof ten grondslag ligt. Door de hardvochtigheid van het Amerikaanse verzet heeft het conflict zich inmiddels als een olievlek uitgebreid. Door te dreigen met terugtrekking uit VN-vredesmissies, te beginnen met de politiemissie in Bosnië, vindt Bush nu vrijwel de gehele Veiligheidsraad plus de Algemene Vergadering van de VN tegenover zich. Dat is zon beetje de hele wereldgemeenschap.
Sinds het aantreden van de regering-Bush zijn de conflicten tussen de VS en overige leden van de internationale gemeenschap legio. Er woedt een handelsoorlog, er is onenigheid over het Midden-Oosten-beleid en over het Amerikaanse voornemen een raketschild te bouwen om het eigen grondgebied tegen aanvallen te beschermen. Verbijsterd keek Europa toe hoe de Amerikanen hun buitenlandse al-Qaeda-gevangenen als dieren in kooien hielden, voornemens hen te laten berechten door militaire tribunalen, terwijl Amerikanen die in hun midden waren aangetroffen de «luxe» konden genieten van een normale gevangenis en civiele rechtspraak.
Een belangrijke bron van onenigheid vormt ook het klimaatverdrag van Kioto, bedoeld om de wereld weg te manoeuvreren van de afgrond waar ze zich onvermijdelijk in zou storten als niet iets wordt gedaan aan de uitstoot van schadelijke stoffen. De VS weigerden te ondertekenen.
Waar ligt de bron van deze conflicten? Is het de veelbesproken cowboy-mentaliteit van George «Dubya» Bush en zijn rauzende Pentagon-officials? Is het een eveneens veelbesproken aangeboren koppigheid en arrogantie die kenmerkend is voor de gemiddelde yank en redneck? Nee, want zo dat al factoren zijn die in beleid een rol spelen (Bill Clinton mocht dan een andere stijl hanteren, zijn beslissingen op het internationale vlak wijken niet veel af van die van de regering-Bush), dan zijn ze nog niet doorslaggevend. Van veel meer betekenis is de gecompliceerde rol die de Verenigde Staten in de wereld spelen. Een rol waarvoor Europese beleidsmakers niet altijd een open oog hebben, al was het maar omdat het zoeken naar een kwade genius de zwakte van het EU-bouwsel maskeren.
De dominante rol van de VS op het toneel der wereldpolitiek komt voort uit een absolute hegemonie op technologisch, militair en economisch gebied. De VS besteden meer geld aan bewapening dan de overige twintig militaire topnaties bij elkaar. De Amerikaanse economie, hoeveel klappen ze ook te verduren heeft gekregen, is nog altijd meer dan twee keer zo groot als die van de tweede economische natie ter wereld, Japan. Het gedecentraliseerde politieke systeem van de EU en de enorme technologische achterstand van China maken de VS tot een «Lonely and Invincible Superpower», die gebaat is bij vrede maar oorlog niet uit de weg hoeft te gaan. De Amerikaanse almacht biedt de president en zijn beleidsmakers haast ongelimiteerde vrijheid. De Amerikaanse beleidsvrijheid houdt echter op waar het gaat om het beschermen van de eigen burgers. Met elke terreuraanslag op burgers, militairen of symbolen van de VS, krijgt de Amerikaanse hegemonie een knauw. Want waar gaten worden geslagen in het ontzag, spoelt macht weg.
Zeker na de terreuraanslagen in september 2001 is duidelijk dat Amerikaanse burgers kwetsbaar zijn, en dat de Amerikanen en hun cultuur minstens zo worden gehaat als ze geliefd zijn. De Amerikaanse president, ongeacht zijn ideologie of regeerstijl, kon daardoor slechts één conclusie trekken: «Onze burgers zijn ons meer waard dan de wereldburgers; ons recht gaat boven dat van de internationale gemeenschap.» Geen macht ter wereld kan daar op dit moment iets aan veranderen. Hoe treurig ook, rond het Strafhof zal dus een compromis moeten worden opgesteld. Tenminste, als de wereldgemeenschap nog wil rekenen op de onmisbare en helaas niet zelden dubieuze rol van de VS binnen de Verenigde Naties.