Toen Halbe Zijlstra onlangs zijn beleid legitimeerde door naar zijn Friese wortels te verwijzen, kreeg hij daar terecht veel kritiek op. We zijn eraan gewend geraakt mensen als autonome individuen te zien, wier keuzes niet worden bepaald door de bodem waarop ze zijn grootgebracht of het bloed dat door hun aderen stroomt. Wie alle Friezen over één kam scheert door ze stijfkoppig te noemen, verschilt niet wezenlijk van iemand die joden als gierig en Antillianen als lui betitelt. Er zijn goede redenen om dat geen verstandig idee te vinden.

Toch valt niet te ontkennen dat er nationale en regionale tradities bestaan, manieren om met elkaar om te gaan die generaties lang in stand blijven doordat opvoeding nu eenmaal altijd binnen een specifieke culturele en politieke context plaatsvindt. Hoe het ook zij, in Het brilletje van Tsjechov schetst Michel Krielaars een ontluisterend beeld van Rusland waaraan je de indruk overhoudt dat het daar al eeuwen een troosteloze bende is, en dat dat voorlopig ook zo zal blijven, al is het alleen omdat de Russen zelf te defaitistisch zijn om in actie te komen. Krielaars (1961) heeft enig recht van spreken, want hij was lange tijd correspondent voor NRC Handelsblad in Rusland. Van die krant leidt hij nu het wekelijks boekenkatern.

Het brilletje van Tsjechov is een losjes gecomponeerd reisboek, waarin meer of minder toevallige ontmoetingen en gebeurtenissen steeds de aanleiding vormen tot een korte beschouwing over Russische mores, politiek of geschiedenis. Leidraad vormt het leven van Anton Tsjechov (1860-1904), wiens verhalen, toneelstukken en brieven een perfecte spiegel van het toenmalige Rusland lijken te bieden. Krielaars onderzoekt wat er in de tussenliggende eeuw, die getekend werd door revoluties, wereldoorlogen, dictatuur en economische malaise, eigenlijk veranderd is in de wijze waarop doorsnee Russen, als die bestaan, zich door het leven heen slaan. Zijn suggestie is dat Rusland weliswaar een stuk lelijker is geworden, maar dat Tsjechov, mocht hij uit zijn graf herrijzen, zou moeten constateren dat erg veel bij het oude is gebleven. De tsaar werd vervangen door nieuwe absolute vorsten, het verschil tussen arm en rijk is nog steeds immens, er wordt onvoorstelbaar veel gezopen en de meerderheid van de bevolking heeft noch de behoefte, noch de middelen om verantwoordelijkheid voor het eigen bestaan te dragen.

Hoewel er de afgelopen jaren soms pogingen zijn gedaan de macht van de heersende elites in te perken, is de oppositie te verdeeld om een vuist te kunnen maken, waar de meeste Russen de politieke constellatie onverschillig als gegeven beschouwen of heimelijk hopen dat Poetin Rusland weer tot een wereldmacht zal maken.

Keer op keer werd Tsjechov teleurgesteld door de domheid en het gebrek aan initiatief van zijn omgeving

Toen Tsjechov, die na zijn eindexamen naar Moskou was verhuisd, in 1887 zijn geboortestad Taganrog bezocht, schreef hij: ‘Je reinste Azië! Overal om me heen is het zozeer Azië, dat ik mijn ogen bijna niet kan geloven. Zestigduizend inwoners en het enige wat ze doen is eten, drinken, zich voortplanten; ze hebben geen andere interesses. (…) Allen zijn muzikaal, hebben fantasie, verstand, zijn nerveus, sensitief, maar alles gaat zinloos ten onder.’ Aan intelligentie en verbeeldingskracht ontbreekt het niet, maar wel aan daadkracht. Velen voeren, zowel toen als nu, de vermaarde ‘Russische ziel’ als uitvlucht aan, terwijl Tsjechov al liet zien dat je je lot in eigen handen kunt nemen door hard te werken. Zelf afkomstig uit een armlastig en lamlendig gezin, gaf Tsjechov het goede voorbeeld door zich als arts, schrijver en – later – landeigenaar in te zetten voor minderbedeelden, maar keer op keer werd hij teleurgesteld door de domheid en het gebrek aan initiatief van zijn omgeving.

Schokkend is wat Krielaars schrijft over corruptie en zelfverrijking onder ambtenaren, politie en politici, over de chaotische staat van de wetgeving en de deplorabele situatie van de rechtspraak. Daar staat echter veel tegenover. Krielaars ontmoet hartelijke mensen, is onder de indruk van het onmetelijke landschap en stelt vast dat er meer vrijheid is naarmate je verder van Moskou verwijderd bent. Patriarch Kirill wordt geportretteerd als een kerkvorst met ‘peperdure horloges, nog duurdere auto’s en onroerend goed, die in 2009 verkozen werd tijdens een rommelige, met veel wodka gepaard gaande bijeenkomst’. We lezen echter ook over voortreffelijke muziek, liefde voor de grote dichters en scherpe politieke analyses van moedige critici van het bewind.

Dit alles maakt Het brilletje van Tsjechov tot een interessant relaas voor wie nooit in Rusland is geweest. Daarbij is het buitengewoon jammer dat Krielaars, juist door Tsjechov als voorbeeld te nemen, pijnlijk duidelijk doet uitkomen hoe beroerd hij zelf schrijft. Je weet soms niet waar ze zouden moeten beginnen met redigeren. De reportage-stijl, met veel directe rede, is vaak van een tenenkrommende tuttigheid, Krielaars grossiert in tautologieën (zo veroorzaken ‘klanken van weemoed’ een gevoel van melancholie) en valse tegenstellingen, terwijl hij niet terugdeinst voor een zinswending als ‘in dit huis voerden zijn kinderen toneeluitvoeringen op’. Nu weet ik wel dat de directeur van een ziekenhuis geen arts hoeft te zijn, maar is het niet vreemd dat een gezaghebbend boekenkatern wordt geleid door iemand die blijkbaar geen gevoel voor stijl heeft?


Michel Krielaars, Het brilletje van Tsjechov: Reizen door Rusland. Atlas Contact, 416 blz., € 12,50


Beeld: Het einde van de zomer vlak bij Moskou (Jonas Bendik sen / Magnum Photos / HH)