Dresden, 3 oktober 2016, Tag der Deutschen Einheit © Sean Gallup / Getty Images

De beelden zijn de hele wereld over gegaan. In oktober 2015, aan het einde van de zogenoemde ‘vluchtelingenzomer’ in Duitsland, droegen betogers een galg door Dresden. Daaraan hingen bordjes met ‘gereserveerd’ erop voor de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Sigmar Gabriel, en voor ‘Angela Mutti Merkel’. Uit de menigte van negenduizend Pegida-betogers klonken spreekkoren op: ‘Volksverraders!’, ‘Wegwezen!’ en ‘Merkel moet weg’. Een aanplakbiljet met Merkel als Moeder Teresa was overschreven met ‘Moeder Terroresia’, en andere plakkaten richtten zich tegen de ‘Duitslandhaters’, de ‘Asielmaffia’ of de ‘Politici-bende’. De boodschap was eenduidig: de betogers, voor het grootste deel doorsnee-Oost-Duitsers, haatten de hedendaagse politieke leidinggevenden. En dat niet alleen: zij wensten hun regeringsleider de dood.

In het buitenland vroeg men zich af wat er aan de hand was met deze Duitsers. Had hun bondskanselier niet juist een humanitair huzarenstukje volbracht? Tweeënhalve maand eerder had Merkel via een overeenkomst met de regeringsleiders van Oostenrijk en Hongarije de daar bij de grens vastzittende vluchtelingen toegestaan Duitsland binnen te komen. Dat waren – in eerste instantie althans – vooral mensen uit de oorlogslanden Syrië en Afghanistan geweest. De beelden van de ellende van de vluchtelingen knaagden aan het geweten van Europa.

Aan het einde van deze ‘vluchtelingenzomer’ waren bijna een miljoen mensen uit verschillende crisis- en armoedegebieden naar Duitsland gekomen. In oktober, toen het beeld van de galg uit Dresden de hele wereld over ging, waren de populariteitscijfers van Angela Merkel in eigen land slechter dan ooit. Nog slechts 54 procent van de ondervraagden was tevreden over het werk van de bondskanselier, negen procent minder dan een maand eerder. Mensen uit Oost-Duitsland veroordeelden Angela Merkel bijzonder hard wegens haar humanitaire daad. En dat doen ze nog steeds met niet aflatende felheid, hoewel het aantal vluchtelingen sindsdien enorm is gedaald, en hoewel zij weten dat Angela Merkel internationaal gerespecteerd en hoog geacht wordt. Er wordt van binnenuit dus heel anders tegenaan gekeken dan van buitenaf.

In de loop van haar ruim twaalfjarige bondskanselierschap heeft Angela Merkel overal in het land vijanden gemaakt, maar nergens is de haat jegens haar zo diepgaand, zo aanhoudend en ook zo creatief als in het gebied van de vroegere ddr. Bij de laatste Bondsdagverkiezingen stonden vooral in het oosten woedend schreeuwende burgers op de keurig gesaneerde marktpleinen als Angela Merkel sprak. ‘HAU AB!’ (‘Donder op!’) stond er op de grote kartonnen borden, die zij in de zomerlucht omhoog staken.En op 3 oktober, de nationale feestdag van de Duitsers ter ere van de hereniging, moest de officiële ceremonie in de Frauenkirche in Dresden met zeer veel politie, schuttingen en betonpalen tegen een woedende menigte worden beschermd. De feestelijke viering van de Duitse eenheid kon de verdeeldheid van het land in Oost en West niet maskeren. Integendeel, juist de vluchtelingencrisis had duidelijk gemaakt waar de weerzin tegen Angela Merkel het diepst stak: in Oost-Duitsland.

Dat is interessant, omdat Merkel zelf Oost-Duitse is. Haar carrière in de wereldpolitiek is nauwelijks denkbaar zonder haar herkomst uit de ddr. Tot 1989 was zij eenvoudigweg een gepromoveerd natuurkundige, die onderzoek deed aan de Oost-Duitse Academie der Wetenschappen. Zij was lid van geen enkele partij, was getrouwd en had geen kinderen. Met haar onderzoek op het gebied van de theoretische chemie leidde zij een bestaan in de schaduw, zoals miljoenen dat in de ddr deden: niet opvallen, geen aanstoot geven, dan laat de staat je met rust.

Dat veranderde in het najaar van 1989. Merkel was midden dertig en actief op zoek naar een politiek onderkomen. In de cdu groeide zij in de loop van de jaren uit van Helmut Kohls poster-‘meisje’ tot de ‘machtigste vrouw ter wereld’, waartoe zij door Forbes Magazine nu al voor de zevende maal achtereen is uitgeroepen. Dankzij haar Pruisische arbeidsethos laat Merkel zich door dit soort eerbetuigingen nauwelijks beïnvloeden. Haar gebrek aan ijdelheid, haar scherpzinnigheid en haar uithoudingsvermogen leveren haar veel bewondering op, vooral in het buitenland.

Hoe komt het dus dat Angela Merkel juist door veel van ‘haar’ mensen steeds krachtiger wordt afgewezen? Moeten de Oost-Duitsers er niet trots op zijn dat een van hen het zo ver heeft gebracht?

‘Angela Merkel belichaamt de pure ontgoocheling’, zegt Petra Köpping, de minister van Integratie in Saksen. De spd-politica heeft het op zich genomen zich niet alleen met het immigratiebeleid bezig te houden; zij maakt zich ook hard voor het slagen van de Oost-Duitsers in de gemeenschappelijke Duitse samenleving. Bij de eerste Pegida-betogingen in 2014 is zij vanuit het gebouw van de Landtag in Dresden naar de Altmarkt gegaan. Ze is aan de rand van het plein gaan staan en heeft mensen naar zich toe gelokt. Zij heeft daar toen gemerkt, herinnert zij zich, dat ‘de redevoeringen die op het podium gehouden werden en de persoonlijke problemen van de mensen ver uit elkaar lagen’. Heel veel, zo niet alles, had met angst te maken. Het onbekende – de vluchtelingen – betekende voor de Oost-Duitsers ook: er verandert iets. Alweer.

Een jaar later, op de eerste verjaardag van de anti-islambeweging, werd de galg voor Merkel door Dresden gedragen. Het Openbaar Ministerie in Dresden vermocht in het knutselwerk geen ‘verstoring van de openbare orde door de dreiging met geweld’ te zien. Het OM beëindigde het onderzoek vijf maanden later, de galg was een zaak van de vrije meningsuiting.

Dat fouten bij de hereniging zeer zelden zijn gecorrigeerd is een van de grote pijnlijke kwestie van de Oost-Duitsers

Het juridische voorval was voor de tegenstanders van Merkel een verdere aanmoediging. Zij beseften dat justitie niet ingreep als de regeringsleider met de dood werd bedreigd. Dus toen Angela Merkel in de zomer van vorig jaar in Oost-Duitsland op verkiezingscampagne ging, begaven de Oost-Duitsers zich daarheen en schreeuwden haar hun haat in het gezicht. Gratis busreizen, kant-en-klare protestborden en flyers kregen de betogers voorgeschoteld – een verbond van de AfD, npd, rechts-extremisten en anti-islamgroeperingen had voor de logistiek gezorgd.

Pas toen de partijcentrale van de cdu de optredens van Merkel niet langer op haar website bekendmaakte, maar louter nog via de lokale media, hield het georganiseerde haat-toerisme op. Maar de rechts-extremisten hadden hun doel toen al lang bereikt: de beelden van Duitse burgers, die hun regeringsleider uitscholden, waren de hele wereld over gegaan. Werd de geliefde wereldpolitica Merkel door haar eigen mensen zozeer gehaat?

Petra Köpping probeert een antwoord te geven op de vraag naar de Merkel-haat van de Oost-Duitsers. Toen Angela Merkel in 2005 bondskanselier werd, zegt ze, dachten velen: een vrouw uit het oosten, veel beter kan het niet. Eén van ons. ‘Maar zij heeft velen teleurgesteld.’ Zij is een wereldpolitica, veiligheidspolitica, Europa-politica. Alles, maar geen Oost-Duitse. Het gemor tegen haar is ‘ook een roep om respect, om erkenning’ van haar eigen mensen, meent Köpping.

In feite hebben vooral Oost-Duitsers in september vorig jaar uit protest tegen de regering-Merkel rechts gestemd. In de vijf Oost-Duitse deelstaten is Alternative für Deutschland de op één na sterkste kracht geworden, en in Saksen – met 27 procent van de stemmen – zelfs de sterkste. Iedere vierde Oost-Duitse man heeft op extreem-rechts gestemd. Ondanks het feit dat het de mensen daar niet slecht gaat – maar ook weer niet zo goed als de Duitsers in het westen.

Het oosten, zegt Köpping, is na de hereniging een hele generatie kwijtgeraakt. De goed opgeleiden, met name de vrouwen, zijn weggegaan, werk en het uitzicht op een beter leven in het westen achterna. Bij de Pegida-betogingen ‘roeren zich veel mannen, die ook graag een gezin zouden willen hebben. Dat zijn vaak mensen die tot nu toe niet in de nieuwe tijd zijn gearriveerd.’

Petra Köpping meent te weten waarom de rechts-populisten in het oosten sterker zijn dan in het westen. Haar stelling: zolang het gezamenlijke Duitsland zich niet respectvol met de grote veranderingen na de val van de Muur bezighoudt, zal er geen maatschappelijke vrede zijn. En dat betekent niet alleen luisteren, maar ook belangstelling tonen. Het betekent ook het goedmaken van fouten, het rechtzetten van onrecht. Door de hereniging, vooral door het snel geschreven herenigingsverdrag, is veel fout gegaan en niet gecorrigeerd, of op z’n minst als zodanig onderkend.

Op 31 augustus 1990 is de ddr toegetreden tot de Bondsrepubliek Duitsland. Het tevoren gesloten herenigingsverdrag, in zekere zin de huwelijksovereenkomst tussen Oost- en West-Duitsland, regelde alle belangen van een functionerende staat. Het ging om veranderingen van de grondwet, om juridische aanpassingen, en om de nieuwe inrichting van het openbaar bestuur en de publieke financiën.

Wat abstract klinkt, had vooral voor de Oost-Duitsers concrete gevolgen die het leven daar tot op de dag van vandaag beïnvloeden. Alle rechtsnormen van de Bondsrepubliek golden na het herenigingsverdrag plotseling ook in het oosten van Duitsland. Door de nu geldende West-Duitse familiewet raakten de Oost-Duitse vrouwen bijvoorbeeld het recht op abortus, dat in de ddr sinds 1972 van kracht was, kwijt. Eigendomscontracten voor vastgoed werden nietig verklaard. Plotseling reden in de Oost-Duitse steden en dorpen auto’s uit het westen rond, waarin de kleinkinderen zaten van degenen die al vóór de bouw van de Muur naar het westen waren gegaan. Velen maakten foto’s van opa’s huisje, de smerige rest werd door advocaten geregeld. Tienduizenden Oost-Duitsers raakten in die jaren hun onderkomen kwijt, sommigen beroofden zich daarom zelfs van het leven.

Tot op heden heeft de destijds door de Bondsregering opgerichte Treuhand-instantie de naam een misdadigersorganisatie te zijn. De vijftienhonderd medewerkers van de Treuhand hebben de opdracht voorheen collectieve bedrijven ‘volgens de principes van de sociale markteconomie’ te privatiseren en ‘de efficiëntie en concurrentiekracht van de ondernemers zeker te stellen’. Concreet kwam het erop neer dat West-Duitse ondernemers hun Oost-Duitse concurrenten konden opkopen, om ze na korte tijd te sluiten. Voor ‘een symbolische D-mark’ kregen gelukzoekers de sleutels van fabrieken, compleet met personeel, in de handen gedrukt – en meteen nog een paar miljoen aan subsidie erbij.

‘Merkel? Die bekommert

Niet alleen kleine ondernemingen werden op deze manier platgewalst. Ook grote traditionele ondernemingen werden min of meer weggegeven en aansluitend ontmanteld. Bruinkool, chemie, energiecentrales, banken, uitgeverijen; alles ging goedkoop over de toonbank. De arbeidsplaatsen waren weg, en daarmee ook de identiteit en de raison d’être van hele landstreken. De jongeren maakten dat ze wegkwamen en de verbitterde ouderen bleven achter. De Oost-Duitse provincie verviel in een diepe depressie en lethargie. Het oosten werd een arm familielid van het westen dat met zijn gejammer al vrij snel op de zenuwen ging werken. Tot op de dag van vandaag wordt in Duitsland het begrippenpaar van de ‘Jammer-Ossis’ en de ‘Besser-Wessis’ gebruikt.

Voor de West-Duitsers veranderde er met de hereniging niet veel. Hun land werd een derde groter, Berlijn werd de hoofdstad, Bonn verloor zijn status als regeringszetel. Voor de opbouw van het bestuur werden uit alle hoeken en gaten West-Duitsers aangenomen die naar Oost-Duitsland werden gestuurd. Ambtenaren die naar de ‘vijf nieuwe Länder’ werden gezonden, kregen boven op hun salaris een soort smartengeld, Buschzulage geheten. Bij de werkloos geworden Oost-Duitsers kwam dat helemaal niet goed over.

De meeste opbouwwerkers deden oprecht hun best in de voormalige dictatuur democratische structuren in te voeren. Ze werkten hard. Maar er waren er ook een hoop die uit het westen ‘weggepromoveerd’ waren. Juist onder deze mensen heerste een soort goudkoorts. Arrogantie en betweterij waren in sommige Oost-Duitse bestuursdistricten al snel aan de orde van de dag, er waren gevallen van corruptie en economische misdaad. Er was sprake van illegale prijsafspraken, bevoordeling bij de verkoop van onroerend goed. De Oost-Duitsers, die nog niet goed wisten wat ze met hun nieuwe wetten aan moesten, keken toe hoe hun land werd verpatst.

Bij de verkoop van het scheepsbouwconcern in Rostock werd de Europese subsidie van 854 miljoen D-mark bijvoorbeeld eenvoudigweg in de sanering van het moederbedrijf, de West-Duitse Vulkanwerf in Bremen, gestoken. Het geld was weg, en in 1992 sloot de Treuhand ook nog eens de werf van Rostock, om die vervolgens aan diverse ondernemingen te verkopen. Bijna vijftigduizend mensen verloren hun baan. Van de dertig grootste, aan de beurs genoteerde Duitse ondernemingen (de dax-groep) is er vandaag de dag niet één gevestigd in het oosten, hun belastingmiljarden betalen ze allemaal in West-Duitse gemeenten.

Het fundament voor deze structurele achterstelling van het oosten was het herenigingsverdrag. Aan West-Duitse kant werd daarover onderhandeld door de huidige Bondsdagvoorzitter Wolfgang Schäuble, aan Oost-Duitse kant door Günther Krause, die kort daarna wegens diverse affaires als minister moest aftreden. Zelfs de privatisering van de Autobahnraststätten, de schadeloosstelling van vroegere bedrijfseigenaren met belastinggeld en de pensioenen van bepaalde beroepsgroepen, zoals spoorweg-employees of leraren, waren in het herenigingsverdrag geregeld. Dat het in slechts een paar weken uitonderhandelde verdrag fouten bevatte, was niet te vermijden. Dat die tot op de dag van vandaag slechts zeer zelden zijn gecorrigeerd is een van de grote pijnlijke kwesties van de Oost-Duitsers.

In bijna elk gezin doen vertellingen over angst en verlies de ronde. De mensenrechtenactivist Bärbel Bohley zei later eens over deze tijd, begin jaren negentig: ‘We wilden gerechtigheid en kregen de rechtsstaat.’ Petra Köpping formuleert het zo: ‘Er zijn talloze voorbeelden van de manier waarop destijds mensen overstag gingen, omdat zij – dikwijls uiterst naïef – de nieuwe regels niet konden begrijpen.’ Daar zou een ‘angel van de vernedering’ in schuilen. Veel mensen zouden zich destijds hebben afgevraagd: en dat moet een democratie heten?

De democratie als staatkundig principe draagt feitelijk geen schuld aan de frustratie, meent Köpping. Veeleer vond de hereniging plaats in een historische periode, waarin de West-Duitse elites in het oosten hun lang gekoesterde neoliberale droom konden verwezenlijken. ‘De Oost-Duitsers waren op dit kapitalisme geenszins voorbereid. Zo is het nu eenmaal: het westen, dachten velen. Conservatieve hardliners uit Beieren en Baden-Württemberg jubelden, omdat ze eindelijk zonder vakbonden, maatschappelijke inspraak en “sociale quatsch” hun nationaal-liberale agenda konden doorvoeren.’

De sociaal-democraat Petra Köpping reist sinds jaar en dag door het land. Ze ontmoet mensen die tot de verliezers van de Wende behoren en vertelt over de abrupte veranderingen die zij, geboren in 1958, zelf heeft ervaren. Als burgemeester van een kleine gemeente in Saksen moest ze daar bijvoorbeeld na de omwenteling het ‘feestelijke opblazen’ van de mijnbouwmachines bijwonen. ‘Ik zag de mijnwerkers naast me staan’, schetst ze deze dag. ‘De tranen stonden hun in de ogen.’ Het waren tranen van rouw en uitzichtloosheid geweest. ‘Er werd niets met die rouw gedaan.’ Het gevolg zijn de huidige ‘Wutbürger’ in het oosten: mensen die ook vroeger hun staat al wantrouwden en dat nu weer doen.

‘Het was een toetreding, geen hereniging’ © Plainpicture / bobsairport / HH
zich meer om het buitenlandbeleid

In MaAgdenburg, zo’n tweehonderd kilometer ten noorden van Dresden, zitten in de consultatieruimte van de plaatselijke Caritas-afdeling twintig van deze ‘Wutbürgerinnen’ aan een lange, grauwe tafel. Je ziet het woedende niet meteen aan ze af. Ze zijn allemaal goed gekleed, opgemaakt. De vrouwen zeggen dingen als: ‘Het was een toetreding, geen hereniging.’ ‘Na de omwenteling had ik nog hoop dat op z’n minst het goede uit de ddr overgenomen zou worden.’ ‘Merkel? Die bekommert zich meer om het buitenlandbeleid dan om ons.’

Op tafel staan kannen met filterkoffie en borden met koekjes, buiten saneren stratenmakers luidruchtig nóg een Oost-Duitse straat. De vrouwen zijn allemaal pensioengerechtigd en – ja, laten we het maar rustig zeggen – slachtoffers van de hereniging. Omdat zij nog in de ddr-tijd gescheiden zijn, worden ze – de vroegere leraressen, technische tekenaars en chemici – tot op de dag van vandaag met een deel van hun pensioen bedrogen.

In 1999 hebben zij daarom de ‘Verein der in der ddr geschiedenen Frauen e.V.’ opgericht. Zij eisen de erkenning van hun prestaties en een schadeloosstelling, te financieren uit de belastingopbrengst. In de negentien jaar dat de vereniging bestaat heeft de politiek geen oplossing voor ze gevonden; intussen leven er van de achthonderdduizend getroffen vrouwen nog maar driehonderdduizend. ‘De regering stuurt aan op een biologische oplossing, dat is beschamend’, zegt een van de dames. En vermoedelijk heeft ze gelijk.

ddr-vrouwen, die door de opvoeding van hun kinderen tijdelijk minder werkten, konden met een symbolisch salaris van drie mark per maand hun latere volledige pensioen beschermen. Dat bedrag was zo laag, omdat voor de hoogte van het later uit te keren pensioen slechts de laatste twintig arbeidsjaren, na de gezinsfase, in aanmerking werden genomen. Jongere vrouwen hoefden zich dus geen zorgen te maken hoe zij gezin, beroep en bijscholing met elkaar konden verenigen – aan geld hoefde het niet te ontbreken.

Een pensioenovereenkomst tussen ex-partners, zoals het West-Duitse scheidingsrecht dat kende, bestond in de ddr niet – de vrouw liet zich scheiden en ging voortaan economisch onafhankelijk door het leven. Door de hereniging is dat veranderd. Na een overgangstijd van zes jaar gold vanaf 1997 ook voor vrouwen uit het oosten het westerse pensioenrecht. Nu werden ook de verdiensten in de jaren van de opvoeding van de kinderen meegeteld – dat betekende (met twaalf maal drie mark) een pensioenbijdrage van 36 mark per jaar, oftewel feitelijk helemaal niets. Oost-Duitse mannen pasten daarentegen precies in het nieuwe model; zij genieten tot op de dag van vandaag behoud van verkregen rechten.

Dit klinkt allemaal zeer abstract. Concreet betekent het echter dat de vrouwen geld tekortkomen. Petra Köpping spreekt van driehonderd tot vierhonderd euro per maand, per vrouw. Als je naar de verhalen van de vrouwen uit Maagdenburg over armoede luistert, vergaat je meteen de lust om hen te wijzen op de fantastische vrijheid van meningsuiting, de gesaneerde Oost-Duitse binnensteden en het democratische recht eindelijk vrij te mogen kiezen.

Een van hen heeft afgelopen zomer langs de landwegen aardbeien verkocht, omdat ze geld nodig had voor nieuwe tanden. Een ander beschrijft hoe ze bij de sociale dienst werd weggestuurd, toen zij om een renteloze lening voor een nieuwe bril vroeg. ‘Daarvoor bent u te goed gekleed’, had de functionaris haar laten weten. Ze moet duidelijk slikken als ze erover vertelt.

Petra Köpping kent al deze verhalen. Zij lijken op die van de mijnwerkers, die zij politiek steunt. En op die van de vroegere spoorweg-employees, fysiotherapeuten of dansers, die in de ddr in goed vertrouwen voor hun pensioen hebben gewerkt. In totaal zijn zeventien beroepsgroepen door de bepalingen van het herenigingsverdrag getroffen. En zo zijn er honderdduizenden mensen met verhalen over ongelijkheid, over het leven als tweederangsburger in de rechtsstaat waar zij in 1989 zo graag bij wilden horen.

Deze vormen van onrecht blijven voelen als een steentje in de schoen. Economen kunnen dan nog zo vaak zeggen dat het leven in het oosten goedkoper is – de discriminatie, het gevoel niet gelijkwaardig te zijn blijft, en het knaagt. Uiteindelijk gedragen mensen die als tweederangsburgers behandeld en gekleineerd worden zich precies volgens de verwachtingen. Een op de vijf Oost-Duitsers heeft in september vorig jaar op de rechts-populisten gestemd, ook al wil de AfD volgens haar programma ‘eenvoudige mensen’ economisch hun rechten afnemen en sociaal-politiek terug naar de Bondsrepubliek van de jaren vijftig.

dan om ons’

Eigenlijk, zo meent Köpping, gaat het deze Oost-Duitsers om erkenning. ‘Niemand heeft hun levensgeschiedenis serieus genomen. Niemand heeft geluisterd.’ Door het beleid van de Treuhand en de als arrogant ervaren afbraak van de ddr-industrie is vanaf 1990 een ‘ontwortelde arbeidersklasse’ ontstaan, die niet in de gelegenheid is gesteld om te rouwen. Het is een feit dat de biografieën van deze mensen van al hun waarde zijn ontdaan.

Natuurlijk is de Bondsregering zich bewust van het democratieprobleem in het oosten. In de zojuist van kracht geworden coalitie-overeenkomst heeft de spd met succes een ‘Härtefall’-fonds (noodfonds) voor verarmde pensioengerechtigden uit het oosten laten opnemen. Men ‘wil’, zo staat in het document, ‘stapsgewijs een hoger deel’ van de pensioenaanspraken overnemen. Maar wie het document goed leest, heeft weinig redenen tot hoop. De coalitie-overeenkomst maakt namelijk duidelijk onderscheid tussen ‘willen’ en ‘zullen’ – de pensioengerechtigden in het oosten vallen dus niet in de categorie van de projecten die de cdu en de spd de komende jaren daadwerkelijk zullen moeten implementeren.

Ook het enthousiasme van de Saksische minister van Integratie Petra Köpping over de overeenkomst is betrekkelijk. Aan de ene kant, zegt ze, ‘zit in deze coalitie-overeenkomst méér Oost-Duitsland dan in alle eerdere. Maar ik weet niet zeker of het toereikend is.’ De oude mensen, zoals de pensioengerechtigde vrouwen uit Maagdenburg, moeten onmiddellijk worden geholpen, niet ‘stapsgewijs’. En in plaats van een fonds voor sociale noodgevallen had zij liever een ‘gerechtigheidsfonds’ gezien. Dat wil zeggen: hulp voor iedereen die verliezen moet dragen als gevolg van het herenigingsverdrag; niet alleen voor degenen wier pensioen niet eens meer genoeg is om de huur te betalen.

De rechts-populisten, die hun kiezers in het oosten nodig hebben, vinden dit alleen maar best. Wie zich daar achtergesteld voelt, kiest voor een protestpartij. Mensen die zelf niet veel te verliezen hebben, zijn makkelijk in beweging te krijgen tegen andere minderbedeelden, zoals de vluchtelingen. Wie dacht dat anti-islamitische groeperingen als Pegida een voorbijgaand fenomeen zouden zijn, blijkt het bij het verkeerde eind te hebben.

Juist tegen deze achtergrond is het nagenoeg onverklaarbaar hoe nalatig Angela Merkel en haar nieuwe vicekanselier Olaf Scholz sinds de Bondsdagverkiezingen met het thema van het oosten zijn omgegaan. In plaats van zo veel mogelijk Oost-Duitsers in de nieuwe regering op te nemen, en hen op die manier een stem en zelfbewustzijn te geven, telt het kabinet slechts één vrouw uit het oosten, de 39-jarige Franziska Giffey, die minister van Gezinszaken is geworden.

Om haar geweten te sussen heeft ook deze Bondsregering een soort stadhouder voor Oost-Duitse belangen. Sinds twintig jaar bestaat de positie van een ‘Beauftragte der Bundesregierung für die neuen Bundesländer’ (‘vertegenwoordiger van de Bondsregering voor de nieuwe gebieden’). Bijna drie decennia na de hereniging is er dus zelfs in officiële stukken nog sprake van de ‘nieuwe gebieden’. Er zijn veel mensen die deze woordkeuze kolonialistisch vinden, en de ‘vertegenwoordiger’ zien als een soort grootvizier van de koning die in de afgelegen provincies recht moet spreken.

De positie, met de rang van staatssecretaris, is niet bepaald gewild. Want de functionaris in kwestie heeft niets anders te doen dan door het oosten te reizen, daar vertrouwen te verspreiden en elk jaar het parlement een rapport ‘over de stand van de Duitse eenheid’ te overleggen. In de regel schetst de vertegenwoordiger in de Bondsdag dan voor een halflege zaal hoe fantastisch en bemoedigend het eraan toegaat in het oosten. Ditmaal is de eer aan de cdu-afgevaardigde Christian Hirte. De 41-jarige Thüringer geeft sinds zijn benoeming gretig interviews. Dan constateert hij dat het oosten ‘nooit de arbeidsmarkt- en beloningsstructuur’ van het westen zal hebben. Als doekje voor het bloeden stelt hij voor meer overheidsorganen in Oost-Duitsland te vestigen. Het oosten dus, als met belastinggeld gefinancierd werkverschaffingsgebied rond Berlijn.

Het voorstel van Hirte is eigenlijk ook wel weer grappig, want sinds 1992 is er al een dergelijk besluit van de toenmalige regering-Kohl. Afgezien van het Bundespolizeipräsidium in Potsdam en het Bundesumweltamt in Dessau zijn alle overige 57 overheidsorganen in het westen gevestigd, vooral in Noordrijn-Westfalen. Het uithoudingsvermogen van West-Duitse ambtenaren mag in geen geval worden onderschat. Zo zal het ook in deze kabinetsperiode waarschijnlijk weer niets worden als het om een échte hereniging gaat. Het ooit als anti-fascistisch gevierde oosten wordt intussen steeds bruiner, en Angela Merkel blijft daar voor velen de grote haatfiguur van de Duitse politiek.

Onlangs hebben haar tegenstanders weer veel aandacht in de pers gekregen. De Vereniging Heimattreue uit Saksen heeft de voor Merkel gereserveerde Pegida-galg via haar website verkocht. Het was een klein, nog geen dertig centimeter groot houtknutselwerkje, netjes voorzien van een strop en het bordje ‘Volksverrader!’


Anja Maier is parlementair verslaggever van Die Tageszeitung in Berlijn. Ze schreef dit stuk speciaal voor De Groene. Vertaling: Menno Grootveld