Waarom maken ze in Nederland nou niet van die mooie pockets? Het kleine pocketje van The Black Dahlia dat in 1988 als Mysterious Press Edition verscheen is zoveel aantrekkelijker dan de lompe Nederlandse druk die nu vanwege de film is verschenen. De verhoudingen zijn ook zo anders: een lekker in de hand liggende pocket die ook echt past in jaszak of damestas, versus een dikkere en grotere variant. Op de Amerikaanse voorkant staat het zwartharige slachtoffer afgebeeld zoals schrijver James Ellroy haar gezien moet hebben: ‘She’s a ghost and a blank page to record our fears and desires. A post-war Mona Lisa.’ Op de Nederlandse cover de cast van de film. Eerste blurb op de Amerikaanse: ‘High intensity prose. Reading it aloud could shatter your wine glasses.’ Eerste Nederlandse quote: ‘Een uitstekende schrijver – de Volkskrant.’
Hoe dit boek, dat draait om hoe wij ons het gebied fantaseren waar de fascinatie met geweld en de fascinatie met seks in elkaar overgaan, vertaald moet worden, lijkt een raadsel. Al in de opening raken ‘reet pleat, stuff cuff, drape shape, Argentine ducktail Mexican gangsters’ met elkaar slaags. Vertaald krijgen die woorden en uitdrukkingen een andere connotatie. En de spreektaal is hier zo belangrijk omdat het er in The Black Dahlia om gaat hoe mensen in monologen en dialogen het kwaad vangen, uitbannen, bespelen, fantaseren. Maar omdat de vertaler een manmoedige poging heeft gedaan, is de film die zich bij lezing in je hoofd afspeelt wel stukken beter dan die van Brian De Palma (hoe hebben ze zo’n sterk boek in zo’n rammelend scenario weten te persen?) en kun je voor de verfilming dus beter naar de boekhandel dan de bioscoop.
Maar het meest bijzondere van deze uitgave is het dit jaar geschreven nawoord van Ellroy. Hij schrijft daarin dat hij twee vrouwen eer wil betonen: de echte Black Dahlia, Elisabeth (Betty) Short, en Geneva (Jean) Hilliker, zijn eigen moeder, ook slachtoffer van verkrachting en moord door een onbekende dader. Het stuk bevat een ijskoude zelfanalyse. ‘Ik haatte haar en begeerde haar en wenste haar dood’, schrijft Ellroy over zijn moeder, op dezelfde toon als de personages uit zijn boek denken en praten. Vlak na haar dood is hij, op elfjarige leeftijd, zijn moeder en de Black Dahlia door elkaar gaan halen: ‘Ik kon niet openlijk verdrietig zijn om Jean. Wel om Betty. Ik kon de schaamte over incestueuze begeerte verleggen naar een veiliger lustobject.’
Na de moord groeide Ellroy op bij zijn strenge vader en werd obsessief: hij sloop de huizen van gelukkige gezinnen binnen om er in de lingerieladen te snuffelen. ‘Ik was geboren om eenzijdig te denken en obsessief te leven. Jean. Betty. Seks. Misdaad.’ Nu ontleedt hij zichzelf klinisch en schrijft dat hij zijn moeder uitbuitte om boeken te verkopen en dat hij haar reduceerde tot een soundbyte om haar uit te kunnen venten. Pas nu ziet hij wat zijn hoofdpersonage en hijzelf als schrijver hebben meegemaakt: ‘De volwassenwording van een jongeman in een door hem zelf geschapen hel.’