We weten ondertussen dat Erik Scherpenzeel zojuist zijn vader heeft begraven. En we krijgen te horen dat de jongen Raf heet. Hij is een ex-patiënt van Erik, en hij zoekt weer contact. Dat wordt een relatie, zij het geen seksuele. Raf en Erik prakken wat in een ver verdriet, dat veel met vaders en gemis te maken heeft. Het loopt voor beiden noodlottig af.
De personages, op Raf na, vertellen over zichzelf, converseren beleefd met elkaar en onthullen aan ons, toeschouwers, details over de onderlinge verhoudingen. Dat geeft Karst Woudstra’s Stilleven aanvankelijk het perspectief van een afstandelijke reconstructie. Dat perspectief wordt volgehouden tot en met de eerste grote confrontatie tussen patiënt en psychiater, wanneer Erik bij Raf thuiskomt en de jongen zich uitkleedt (om te douchen, voor ze samen gaan tennissen). Onderwijl houdt hij een mes bij de hand voor het geval Erik ‘een soort homo’ is.
Dan wordt ook duidelijk dat de psychiater doet wat in zijn vak niet mag: hij staat toe dat zijn persoonlijk verdriet zich mengt met de depressie van Raf. Erik neemt Raf mee op vakantie, Raf ruimt het archief van Erik op (en vindt een foto van Eriks vader in uniform - politieman, denkt Raf; fout in de oorlog, weet Erik). Raf is naïef, hij weet niet eens wat ‘Mauthausen’ betekent. Erik vereffent een paar openstaande rekeningen met zijn vader en herkent in Raf een gelijkaardig defect.
De relatie psychiater-patiënt is een actueel thema, en Woudstra zet dit probleem knap en sober neer. Ongeveer op de helft van zijn tekst glijdt hij uit. Op twee manieren. We raken als toeschouwers de greep kwijt, omdat afwisselend de twee hoofdpersonen buiten beeld worden gehouden. En de auteur verlaat het perspectief van de reconstructie, waarbij de individuen afwisselend als handelende personages en als vertellers optraden. Daardoor wordt Stilleven midden in de voorstelling opeens een onthullerig ‘toneelstukje’ waarin de vertelling zoekraakt. De deels emotionele, deels ambtelijke crisis van Erik wordt tegen het slot indrukwekkend afgerond. Maar na zijn zelfmoord volgt een uitleggerige, zelfs moralistische scène tussen de nabestaanden, waarin veel wordt verknoeid. Ook omdat de regie de zelfgekozen dood van Raf er op een slordige manier doorheen klutst.
Toch heb ik geboeid naar Stilleven gekeken. De regie van Albert Lubbers was op een ingetogen wijze dienstbaar aan de tekst, ze klopte zolang de ‘affaire’ tussen therapeut en jongen werd gereconstrueerd. Regie en spel struikelden echter over dit script met weeffouten. De tekst schijnt in tien dagen geschreven te zijn - misschien had Woudstra het nog even op de plank moeten laten liggen. Om er daarna nog eens naar te kijken. Precies zoals hij zijn centrale personages ná hun dood dwingt zichzelf nog eens te zien.

  • Woolf & Bell, een bijzondere voorstelling van Carrousel (regie: Matin van Veldhuizen, spel: Stella Denier van der Gon en Elvira Out). Virginia Woolf en Vanessa Bell zijn zussen, en kunstenaars, en eigenzinnige vrouwen, en eenzaam, en ondraaglijk in de omgang. Nog tot het eind van de maand te zien in Amersfoort, Eindhoven en Arnhem.
  • De wereldverbeteraar (tekst Thomas Bernhard, regie: Dirk Tanghe, spel o.m.: Peter de Graef en Marie-Louise Stheins, produktie van De Paardenkathedraal). Een oude man wacht op een eredoctoraat. Ruim twee uur lang moppert hij. De wereld kan slechts worden verbeterd door haar af te schaffen. Anti-toneel? Nee, magistrale voorstelling. Nog tot eind februari. Inl.: 030-2711414.