Maar sterven deed zij niet, merkt Elsbeth Etty fijntjes op, ongeveer op drie kwart van haar biografie over Henriette Roland Holst. Dat deed zij pas vijftien jaar later, waarmee ze Rik veertien jaar overleefde. En kinds is ze nooit geworden. Nog op haar tachtigste is ze aan het ageren tegen de doodstraf voor oorlogsmisdadigers en spreekt ze tienduizend demonstranten in de Rai toe over de dreigende koloniale oorlog van Nederland in Indonesië. Als haar verjaardagsfeestje grootscheeps gevierd dreigt te gaan worden, met een riant diner in het Américain, rust ze niet voordat ze zeker weet dat er niet meer dan kip en appelmoes geserveerd wordt. Zaken waarvan Rik allang geen weet meer had.
En wij ook niet trouwens, als Elsbeth Etty niet door het Prins Bernhard Fonds in de gelegenheid was gesteld zich een paar jaar toe te leggen op haar onderzoek naar het leven van Henriette Roland Holst, zodat ze haar al langer durende speurtocht kon afronden met een dikke biografie. Deze verscheen in dezelfde reeks waarin dit jaar ook de biografie van Herman de Liagre Böhl verscheen over Herman Gorter - tijdgenoot, geestverwant en vriend van Henriette Roland Holst. Henriette Roland Holst voldeed aan het criterium ‘monumentale grootheid’, waaraan een biografisch object in deze reeks moet voldoen. Het intrigerende van iemand als Roland Holst is dat die grootheid inderdaad staat als een huis, maar dat die niet wordt geschraagd door enige hedendaagse vorm van voortleven, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Gorter.
WIE LEEST NU nog de gedichten van de vrouw die bij leven werd uitgeroepen tot de grootste dichteres van Nederland? ‘Ik stond voor een raadsel’, schrijft Elsbeth Etty dan ook in haar inleiding. Hoe is het mogelijk dat iemand zó beroemd en vereerd is als Henriette Roland Holst, terwijl ze politiek gezien toch altijd zeer radicaal was en gedichten schreef die nú in ieder geval niet meer worden gelezen? Om die vraag te kunnen beantwoorden, stelde Etty zich tot doel de mythe Henriette Roland Holst te vermenselijken en is ze haar levensloop gaan onderzoeken. Een interessante vraag met een interessante uitkomst. De pogingen van de biografe de persoon Henriette Roland Holst tot menselijke proporties terug te brengen, hebben het omgekeerde effect. Dat wil zeggen: alle nieuwe feiten van dat gedreven en overproduktieve leven waarvan Elsbeth Etty zeer smakelijk verslag doet, roepen eens te meer het beeld op van een totaal vergeestelijkt iemand, die alle menselijks vreemd is. Dat heeft ook te maken met de strategie die Elsbeth Etty volgt om haar op menselijkheid te betrappen.
Het getob tussen droom en daad, waarmee een groot deel van eenieders leven heengaat, acht zij voor Roland Holst bij uitstek van toepassing. Dit dilemma ontleent ze met name aan haar gedichten, waarin ze een tegenstem meent te horen die ze met een aantal freudiaanse noties te lijf gaat. Echter, noch de analyse van die gedichten door Etty, noch de gedichten zelf worden ergens overtuigend of interessant. Het is duidelijk dat het fort van de biografe elders ligt en datzelfde geldt waarschijnlijk voor haar object. Zonder de steun van haar aanwezigheid, die imposant zo niet angstaanjagend moet zijn geweest, zijn de woorden van Henriette Roland Holst krachteloos geworden. Om die opnieuw tot leven te wekken, is een hoop verbeeldingskracht nodig.
LIEFDE IS heel het leven niet, heeft Elsbeth Etty het levensverhaal van Henriette Roland Holst als titel meegegeven. Het is een regel uit het gedicht ‘De laatste dag van het jaar’ uit 1907, waarin volgens Elsbeth Etty een mannelijke verteller zijn vrouw mededeelt niet langer verliefd op haar te zijn. Het is jammer dat zij het gedicht niet helemaal citeert, want de regels die nu worden aangehaald, duiden eerder op de verwerking van een miskraam dan op een teloorgaande liefde.
Hoe het ook zij, Liefde is heel het leven niet is in zijn meditatieve berusting een opmerkelijke titel voor het levensverhaal van iemand die uitblonk in dadendrang. In vliegende vaart en heldere taal laat Elsbeth Etty de geschiedenis ontrollen van iemand die van kinds af aan hunkert naar een ideaal, naar vriendschap en toewijding. Het onbegrepen gemoed, geworteld in een notarisgezin en gepest door leeftijdgenoten op kostschool, bloeit op als ze in aanraking komt met kunstenaars. Ze is 26 als ze debuteert en haar stem wordt direct herkend als vertolkster van een levensgevoel.
In hetzelfde jaar, 1896, trouwt ze met de schilder Richard Roland Holst. Beiden zijn onder de indruk van de Engelse beeldend kunstenaar William Morris, die een gemeenschapskunst propageert - dienstbaar aan het socialisme. Na anderhalf jaar niet geheel bevredigend huwelijksleven zet Henriette haar verlangen naar begeestering om in politieke daadkracht. Ze treedt toe tot de SDAP en al vrij snel vertaalt ze de tekst van de Internationale uit het Frans: ‘Ontwaakt verworpenen der aarde…’ Haar leven raakt gevuld met spreekbeurten, kranteartikelen, congressen en conflicten. Daarnaast schrijft ze gedichten, toneelstukken, liederen, lekenspelen, geschiedenisboeken en biografieën. Biografieën ja, van Gorter, Rosa Luxemburg, Tolstoj, Gandhi en Romain Rolland.Geen dunne schetsjes, maar omvangrijke van-wieg-tot-graf-studies, waarvoor ze het werk van haar helden leest en herleest en in het licht plaatst van hun roemruchte levens. De produktie van Henriette Roland Holst is van een verpletterende omvang.
HET IS DE verdienste van Elsbeth Etty dat zij over iemand als Henriette Roland Holst, van wie de karikatuur snel geschetst lijkt, een biografie heeft geschreven die geen heenkomen in de ironie zoekt. Haar journalistiek getoonzette verslag van dit leven is geschreven met veel compassie en inlevingsvermogen. Dat zij evenals Roland Holst een communistisch verleden heeft, zal zeker aan haar begrip hebben bijgedragen, maar het belangrijkste is toch de gedeelde politieke hartstocht as such. De beste stukken in deze biografie gaan over malversaties, twisten en intriges op de politieke vierkante millimeter, waarvan het historisch belang zich nu niet direct opdringt, maar waarin Henriette haar levensdoel vond. En dus beschrijft Etty deze kwesties ook met een inzet die een levendig beeld doet ontstaan van de beginjaren van de SDAP en de ruzies die worden uitgevochten over het al dan niet meedoen aan de parlementaire verkiezingen. De opwinding van de dagen rond de spoorwegstaking in 1903 spat van het papier.
Af en toe steekt Elsbeth Etty even het hoofd boven de loop der gebeurtenissen uit om er het hare aan toe te voegen. Zo analyseert ze scherp de aantrekkingskracht die het communisme op Henriette Roland Holst uitoefende door te wijzen op de frappante overeenkomsten tussen het karakter van Henriette en de belangrijkste kenmerken van het communisme: ‘een combinatie van offerzin, heilsverwachting en almachtsdenken’. Het ontbreekt haar niet aan de nodige distantie ten opzichte van haar object. Met onbehagen beschrijft Etty de groeiende megalomanie van Henriette. De SDAP moest begin deze eeuw de zuivere leer van het marxisme blijven volgen, want dat bevatte de absolute waarheid, vond Henriette. Zelf gepokt en gemazeld in het marxistisch kamp van zo'n zestig jaar later, kan de biografe zich even niet inhouden en weidt kort uit over wat waarheid in de politiek met zich meebrengt: onverdraagzaamheid en sektarisme.
VOORALSNOG laat Henriette zich door deze bijverschijnselen niet weerhouden en gaat, opgezweept door de gebeurtenissen in Rusland, Russisch studeren. Ze ontpopt zich tot een compromisloze verdedigster van de zuivere revolutionaire leer. Zozeer dat ze het bloedvergieten en het afschaffen van de persvrijheid voor lief neemt. Ontzet moet Etty constateren dat zij, ‘die haar leven lang kranten en bladen had opgericht en volgeschreven’, de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting naar Russisch model ook voor Nederland begint te prediken.
Hoe is het mogelijk? Het antwoord daarop is eigenlijk zonneklaar. Henriette Roland Holst heeft een roeping, al van jongs af aan. Achter de gezwollen taal van haar gedichten gaat, niet geheel onverwacht, een verheven zelfbeeld schuil. Zij beschouwt zichzelf als de afgezant van de grootste dichters en de directe erfgenaam van Marx. Aan neef Jany, de dichter Adriaan Roland Holst, verklaart ze: ‘Buiten het socialisme is er op dit ogenblik in de maatschappij niets groots, niet echt.’
Erg mooi beschrijft Etty hoe Henriette in haar hoogtijdagen in opgewonden stemming naar Amsterdam afreist, alwaar ze er zeker van is dat de revolutie die avond zal uitbreken. We schrijven 7 november 1918. Waar ze duizenden strijdlustige koppen tegenover zich dacht te zien, treft ze een tamelijk mat gehoor in de Handwerkers Vriendenkring. Het zegt wat over haar retorische talenten dat ze de paar honderd aanwezigen weet op te zwepen tot een betoging met haarzelf aan het hoofd, die al vrij snel wordt neergeknuppeld.
Nog dramatischer verloopt, een krappe week later, de avond die begint met een bijeenkomst van soldaten en arbeiders in een afgeladen Diamantbeurs aan het Weesperplein. Zelfs de bejaarde Domela Nieuwenhuis wilde bij dit historische moment niet thuis blijven zitten, en laat zich met rolstoel en al het podium op takelen. ‘Leve de revolutie!’ roept Henriette Roland Holst onder oorverdovende toejuichingen en wederom voert ze de menigte de straat op. Met angst in het hart had Rik haar die ochtend uitgezwaaid. Niet ten onrechte, want bij de betoging, ‘s avonds langs de kazerne in de Sarphatistraat, vallen vier doden en zestien gewonden. In haar memoires zal Henriette Roland Holst later schrijven dat ze bij de schietpartij geen angst voelde. 'Ik dacht: “Nu is het net als in Rusland.”’
Die oogkleppen en dat gebrek aan relativeringsvermogen, waardoor ze situaties zo verkeerd kon inschatten, heeft Elsbeth Etty geprobeerd begrijpelijk te maken door de tragische kanten van Henriette uit te lichten en haar drijfkracht te benoemen als gesublimeerde seksuele energie. Tragisch noemt ze bijvoorbeeld haar onvermogen aansluiting te vinden bij de stand waarvoor ze streed. Haar eigen verlangens naar huwelijksgeluk en een kind zou zij projecteren op arbeidersvrouwen. Ondertussen zat ze de vrouwen van haar eigen kaliber, zoals de schrijfsters Nienke van Hichtum en Cornélie Huygens, schaamteloos dwars. Deze ‘verloochening van haar sekse’, die sterke associaties oproept met ordinair queen bee-gedrag, had volgens Etty te maken met haar onbekendheid met de problemen waar echtgenotes en moeders mee te kampen hadden. Het op een voetstuk plaatsen van figuren als Lenin en Alexandra Kollontaj zou voortkomen uit eenzame hunkering.
DE KERN VAN haar tragiek vindt Etty haar wezenlijke gespletenheid. Zuivere idealen en een vastomlijnde waarheid kon de dichteres in haar gedichten koesteren, maar in de politieke werkelijkheid kwam ze in de problemen. Sterker nog, ze werd een gevaar voor haar omgeving. In haar kunstrecensies mat ze de waarde van een werk af aan de politieke correctheid van de maker. Vriendschappen, zoals die met Gorter, offerde ze moeiteloos op. Onder druk conformeerde ze zich steevast aan het meerderheidsstandpunt, maar zag zich vervolgens geroepen het radicale minderheidsstandpunt te verdedigen. ‘Eeuwig dissident’, is de flatteuze kwalificatie van Elsbeth Etty voor deze dubbelhartigheid.
In haar gedichten probeerde Henriette Roland Holst het antagonisme tussen idealisme en pragmatisme op te heffen door zuivere lyriek te bedrijven. En dat is natuurlijk pas echt tragisch - die gedichten zijn niet meer te lezen. In eerste instantie bood het marxisme haar het rijmschema, later werd dat een religieus soort socialisme. Politiek onbepaald, maar persoonlijk steeds meer ontstegen aan de dagelijkse werkelijkheid, kreeg haar oproep aan de mensheid een almaar universeler karakter: ‘Laat u door het Ideaal bevruchten.’
Op haar vijftigste ziet Henriette Roland Holst er totaal afgeleefd uit. Haar gezicht is verweerd, gerimpeld, de ogen geloken en in zichzelf gekeerd. Het lijf is lang en mager en permanent gehuld in een vaalzwarte overgooier. Ze eet geen vlees en doet al decennia niet meer aan seks, als ze dat al ooit gedaan heeft. Bijna spijtig ziet Elsbeth Etty ze komen en, onaangeraakt, weer gaan, de potentiële minnaars, die toch zo volop voor handen waren in dat zelfstandige, reizende leven. Wel samen met Trotski op een hotelkamer tijdens een internationale bijeenkomst, maar alleen maar de Zaak besproken. Henriette voelde zich zeker tot hem aangetrokken, maar zette hem hoog weg als ‘een reus van intellect en wilskracht’.
En haar eigen man? Wat betekent het eigenlijk als die zó intens naar het einde van zijn echtgenote toeleeft dat hij haar voor haar omgeving al min of meer dood verklaart? Op zijn gunstigst kan het gedrag van Rik worden geïnterpreteerd in termen van bezorgdheid, zo valt op te maken uit het verhaal van Etty. Voor een man als Richard Roland Holst, wiens gezicht met de jaren ronder werd en die zich het liefst op het familielandgoed De Buissche Hei terugtrok, moet zij doodvermoeiend gezelschap zijn geweest. In de tijd dat zijn vrouw de economische geschiedenis van Nederland beschrijft in Kapitaal en arbeid, publiceert hij Overpeinzingen van een bramenzoeker (‘Als ik een meisje was zou ik zeggen: ik vind het een dol werkje’).
Zijn voorbarig luiden van de doodsklok lijkt dan ook, om bij Freud te blijven, een klassiek geval van wensvervulling, zij het in nogal onverhulde vorm. Over het huwelijksleven van de Roland Holsts is Elsbeth Etty nogal kort, waarschijnlijk omdat ze hierover minder, en vooral minder hard materiaal kon verzamelen. Aan de oppervlakte is het huwelijk met Richard Roland Holst zo'n niet-conventioneel maar voortkabbelend geestelijk verbond. Voor zijn expansiedriften was een modus vivendi gevonden in de vorm van de constante aanwezigheid van een ‘zangeresje’, Ina Santhagens, met wie Rik zo'n dertig jaar een verhouding had die nogal schimmig blijft in de biografie.
Garmt Stuiveling vertelde aan Elsbeth Etty dat Rik zijn impotentie verborgen hield door overdreven aandacht voor vrouwen aan de dag te leggen. Anderen die hem goed kenden, speculeerden over zijn latente of verdrongen homoseksualiteit (het ‘dolle werkje’ van het bramenzoeken indachtig). Hoe het ook zij, kinderen heeft Henriette nooit gebaard, tot haar grote verdriet, zo maakt Elsbeth Etty althans uit haar meer persoonlijk getinte gedichten op.
Op de een of andere manier zijn die gevolgtrekkingen net te plat. Zonder dat er nu direct een incestverleden boven tafel hoeft te komen, zou je willen dat er nog iets te vermoeden viel, een duistere kant, iets onbenoembaars. Is dat er al niet in die gesloten blik, dan toch zeker wel in haar gedichten? Het raadsel Roland Holst heeft Elsbeth Etty echter opgelost door een transparant verhaal te vertellen dat op een bepaald moment gewoon uit is. Liefde is heel het leven niet is duidelijk meer een biografie van de daden dan van de verbeelding.