Televisie – Walter van der Kooi

Welgestelde Nederlandse Chinezen komen bijeen in het wokcentrum van meneer Hu. Ze brengen geld bijeen waarmee ze een voormalig kerkgebouw in Utrecht aanschaffen dat omgevormd moet tot boeddhistische tempel. Voor de spirituele kant van de zaak is contact gezocht met een van de oudste en meest prestigieuze kloosterorden in China, die van Mount Putuo. Een wonderbaarlijk mooi en in schitterende natuur gelegen complex. De machtige abt is zeer geïnteresseerd in een dependance in Nederland die uit zou kunnen groeien tot boeddhistisch centrum voor heel Europa. Meneer Wu en de zijnen vragen om twee monniken die in Utrecht de religieuze leiding nemen en om grote boeddhabeelden voor tempel en eredienst. Het wordt een moeizaam proces. Niet alleen stelt de orde hoge eisen, ook aan boeddhistische leken (niet roken, niet drinken, terwijl meneer Hu zelf dagelijks een glas wijn gebruikt), de traagheid van de onderhandelingen blijkt vooral veroorzaakt doordat Mount Putuo de eigendomsrechten van de nieuwe tempel opeist. Een van de grootste Nederlandse donateurs, die de tempel onder meer wil om Europeanen te laten zien dat Chinezen niet alleen aan geld en auto’s denken en spirituele zaken belangrijk vinden, is geschokt over zoveel materialisme van de kant van geestelijken die de zuiverheid van de boeddha, tempels, rituelen en orde zeggen te vertegenwoordigen. De documentaire Meneer Hu en de tempel van Yan Ting Yuen is een rijke film, die niet alleen dit soms bizarre verhaal vertelt, maar ook een mooi beeld geeft van zowel religieuze beleving als toerisme in het huidige China. Want Mount Putuo is trekpleister geworden voor bus- en treinladingen Chinezen voor wie de plek een Vaticaan-achtige betekenis lijkt te hebben – met van Rome afwijkende maar naar de geest verwante rituelen. Terwijl andere Chinezen zich nu Europa kunnen permitteren, zoals we zien wanneer de monniken van Mount Putuo, op werkbezoek in Nederland, prompt meegenomen worden naar Giethoorn. Geestig is dat de Chinese gids op de rondvaartboot vertelt dat sommige toeristen denken dat ze een pretpark bezoeken. De kapitein zou haar hebben verteld dat er zomaar Japanners in zijn keuken stonden. Terwijl de Nederlandse kijker dankzij documentaires weet dat juist Chinezen daar door roeien en ruiten gaan. De afloop verraad ik niet, maar voor de ongeruste lezer: meneer Hu mag zijn glaasje blijven drinken.

Yan Ting Yuen, Meneer Hu en de tempel, allerlaatste uitzending van de Boeddhistische Omroep Stichting. Zondag 6 december, NPO 2, 13.00 uur. Herhaling vrijdag 11 december, NPO 2, 14.20 uur.

Zoals je drugs smokkelt in containers vruchtensap, zo smokkel je ook gevaarlijk chemisch afval omdat verantwoorde verwerking daarvan veel geld kost. Je brengt het naar plekken waar criminelen tegen lagere kosten de troep overnemen. Een van de belangrijkste centra daarvoor is Campanië, het gebied rond Napels, waar de Camorra de troep ‘verwerkt’ door dumping. In De gifcirkel van Wilfried Koomen geeft een milieuactivist met gasmasker een rondleiding. Bij een overwoekerd heuveltje legt hij uit hoe ze dat twintig jaar geleden aanpakten: de vrachtwagen loste zijn lading gevaarlijke rotzooi in één machtige kiep en reed weg. Door meer controle is het nodig geworden de boel in kleine porties te verdelen die letterlijk overal neergegooid worden. Gevolg: in Campanië is het aantal sterfgevallen door kanker vier maal zo hoog als in de rest van Italië. Door voedsel van giftige grond, door besmet grondwater. Veel actievoerders zijn dan ook in hun directe omgeving getroffen door deze vorm van misdaad. Zoals de moeder van een baby wiens leven van 22 maanden een lijdensweg werd. Maar de film begint in de Rotterdamse haven, waar genoemde containers bij miljoenen binnenkomen en waar de milieupolitie haar stinkende best doet – als Klein Duimpje tussen de reuzen.

Wilfried Koomen, De gifcirkel, KRO-NCRV, 2Doc, dinsdag 8 december, NPO 2, 23.00 uur.

Popmuziek – Leon Verdonschot

Het einde van de clipzenders (MTV, in Nederland TMF) of althans het einde van hun invloed en hun focus op muziek: de heersende gedachte was een tijdlang dat het ook het einde van de videoclip zou betekenen. Dat is het allerminst, gelukkig, want de invloed van YouTube op onze muziekbeleving is gigantisch.

Twee van de sterkste clips van het jaar 2015 kwamen op de valreep. Allereerst is daar de nieuwe van David Bowie, zijn hele leven lang al een van de meest visueel ingestelde popartiesten ter wereld – al zijn sommige van zijn clips uit de jaren tachtig inmiddels tamelijk hilarisch, maar dat geldt voor wel meer kunst uit dat decennium. De tien minuten lange clip bij Blackstar is vintage Bowie: stijlvol, vervreemdend en spannend. Uiteraard speelt Bowie, immers ook acteur, er zelf een rol in. Het nummer maakt nieuwsgierig naar het begin januari te verschijnen nieuwe album (dat vorige, zijn 26ste studioalbum The Next Day uit 2013, beviel goed, en kwam ook in Nederland op 1 terecht). En vooral voedt het de hoop op toch nog een tournee, of in ieder geval een serie optredens volgens de school van Kate Bush (in één stad, in haar geval Londen).

En dan is er de clip bij Borders, de nieuwe single van M.I.A (uit Londen, maar met roots in Sri Lanka), eveneens vooruitlopend op een nieuw album, de opvolger van Maya uit 2010 (met de wereldhit Paper Planes). De manier waarop ze engagement en choreografie heeft gecombineerd, is werkelijk indrukwekkend. De wereldwijde migratiestromen, de opgetrokken hekken, de beschaamde blikken: allemaal gevangen in een minuut of vier, begeleid door een broeierig onderkoeld nummer met een effectief repetitieve tekst: ‘Broke people (What’s up with that?)/ Boat people (What’s up with that?)/ The realness (What’s up with that?)/ The new world (What’s up with that?’ Geregisseerd door M.I.A. zelf.

Toneel – Loek Zonneveld

Regisseur en artistiek leider van Theater Artemis, Jetse Batelaan, een anarchistische ontregelaar in ons toneellandschap, is weer op oorlogspad. Artemis brengt een voorstelling van zijn hand met zo’n lange titel – zie hierboven. Voor iedereen ouder dan acht. Ik zag onlangs een aantal mensen, die me een beduidend stuk ouder leken dan acht, die zich, namens alle achtjarigen, dat spreekt, over die voorstelling opwinden en boos doen. Zoiets gaat ongeveer zo.

Een minuut of tien voor de aftrap van de voorstelling beginnen allerlei uitbundig uitgedoste types, die er duidelijk bij horen, druk hijgend en kreunend door en langs onze imposante rij te lopen. Ik meen een menselijk knaagdier met een enorme wortel te hebben waargenomen, een heks zonder tietjes maar met een jolige neus, een zwart jongetje met een prinsenkroontje, en een meisje met een witte waai-jurk. Als wij in de zaal zitten te kijken naar een dicht voordoek met een wonderschoon uitgelichte waterval blijven die uitbundig uitgedoste types af en aan hollen.

Een stem deelt ons mede dat de voorstelling, helaas pindakaas, maar ook wel een beetje bewust gekozen, niet meer kan ophouden met bewegen, en dat zoiets heel moeilijk is en vooral vermoeiend in het repeteren. Als het doek opengaat worden wij welkom geheten middels een tekst die is geschilderd op een keukenrol uit de Jumbo, van het kleurige type decor. Het meisje met de waai-jurk beweegt ondertussen sur place – ze holt en kreunt nog altijd dat het een aard heeft, ze komt alleen niet meer vooruit.

Een vriendelijke mannenstem begint een sprookje te vertellen over Spikkelientje, een meisje met spikkels, maar het kan ook Stippelientje zijn, een meisje met stippels. Ondertussen probeert een enorme bewegende doos zich door een zij-ingang uit de voeten te maken, maar het duurt nogal lang voordat de deur zo beleefd is om zichzelf voor de doos open te houden. Op een moment in het verhaal van de voice-over, dat zich laat beluisteren als het hoogtepunt in het sprookje, komt een drukke jonge vrouw aan de jongens van de techniek achter in de zaal uitleggen dat ze ‘iets’ niet langer pikt – wát dat iets is wordt niet helemaal duidelijk, maar het moet wel iets ergs zijn. Echter, al dat drukke bewegen blijkt besmettelijk, want niet veel later houdt de drukke jonge vrouw haar waffel en sprint vrolijk met de anderen mee.

Uit het plafond vallen enkele tientallen pingpongballen, die ook de zaal in rollen, en door kinderen van de eerste rijen naar de speelvloer worden gegooid, wat door enkele volwassenen per abuis voor desinteresse wordt aangezien. Het sprookje van de onzichtbare sprookjesverteller is eventjes tot een betoverende stilstand gekomen, maar alles stroomt hier, dus ook het sprookje moet verder, wat voornamelijk betekent dat Spikkelientje (of Stippelientje) er een onrustbarende hoeveelheid broertjes en zusjes bij krijgt. Niet lang daarna is er opeens een doffe plof – een andere bewegende doos valt om – en gaat het doek voor de laatste keer dicht. Iemand verslikt zich in een lach.

Een andere volwassene – om niet nader traceerbare redenen zijn de zogeheten ‘grote mensen’ op dit kinderuur in de meerderheid – kakelt kort daarop boos dat het een schande is, en niet geschikt voor kinderen, omdat er niets is gebeurd. Ik kijk de spreekster verbouwereerd aan en schiet spontaan in de lach. Wat ik hierboven meld, is nog maar een fractie van wat er is gebeurd. Jetse Batelaan geldt in het toneel als een ontregelende theateranarchist. Rijst de vraag: is er een maat aan anarchie, bestaat er een limiet aan de ontregeling? Ik denk van niet. Het moet alles bij elkaar net zoiets zijn als in de titel van deze happening: Als je maar hard genoeg rent, weet niemand meer waar je bent. Tegen de man die zich zojuist nog in zijn lach verslikte, een vermoedelijke zielsverwant, ook ruim boven de acht, schat ik in, verzucht ik dat theatermensen mij te allen tijde, tot midden in de nacht, voor dit soort evenementen wakker kunnen maken. En dat ik, als een soort rattenvanger van Hamelen, dan alle kinderen die ik vinden kan, ga meebrengen. Schuin achter ons ontploft spontaan iemand van de ideeënpolitie.

Op toernee t/m 14 februari 2016; artemis.nl, 070-6123223

Film – Gawie Keyser

Het is moeilijk te geloven, maar het wereldkampioenschap schaken was in de jaren zeventig een event op televisie dat de verbeelding van miljoenen mensen over de hele wereld aangreep. De reden hiervoor was Bobby Fischer, de 29-jarige grootmeester uit Brooklyn die het opnam tegen zijn rivaal, de 34-jarige Boris Spassky uit Leningrad. Fischer was een superster, een charmante prater die graag te gast was in talkshows van Dick Cavett en Johnny Carson. Over Spassky was weinig bekend in het Westen, behalve dat hij de verpersoonlijking van de vijand was. Het beeld van de twee schakers uit verschillende werelddelen die in Reykjavik tegenover elkaar plaatsnamen om het uit te vechten zonder dat er zichtbaar geweld aan te pas kwam, vormde een perfecte allegorie van de Koude Oorlog.

Deze geschiedenis was een paar jaar geleden het onderwerp van een uitmuntende documentaire, Bobby Fischer against the World. En deze week komt de speelfilm Pawn Sacrifice uit, geregisseerd door Edward Zwick, die zijn film als volgt omschrijft: ‘Aan de ene kant waren er Henry Kissinger en Richard Nixon die met Fischer aan de lijn hingen, aan de andere kant had je Leonid Brezjnev en KGB-agenten die Spassky achtervolgden. Deze mannen waren pionnen in het spel tussen hun landen.’

Behalve dat het opvallend is dat de Koude Oorlog een soort terugkeer in de populaire verbeelding maakt – lees het stuk over Steven Spielbergs nieuwe film Bridge of Spies deze week in De Groene Amsterdammer – is Pawn Sacrifice vooral ook interessant door de bizarre verdere levensloop van Bobby Fischer. In de documentaire is bijvoorbeeld het audiofragment te horen waarin Fischer vlak na de aanslagen op de Twin Towers waanzinnig van vreugde schreeuwt dat de Verenigde Staten eindelijk met gelijke munt worden terugbetaald. Zijn leven eindigde tragisch: hij stierf alleen in een ziekenhuis in Reykjavik waar hij de laatste jaren in ballingschap had doorgebracht.

Wie was Bobby Fischer? Over hem is veel bekend, zoals blijkt uit de documentaire. Er is veel beeldmateriaal, veel interviews, en er zijn talloze boeken over hem geschreven. En toch bleef hij een raadselachtig mens. Aan de makers van de nieuwe film de uitdaging om het mysterie van zijn karakter te ontrafelen tegen de achtergrond van de beroemde partijen die hij tegen Spassky speelde. In de rol van Fischer zien we Tobey Maguire, zijn tegenspeler is Liev Schreiber in de rol van Spassky. Het is een film waarnaar ik reikhalzend uitkijk, vandaar de tip hier, en die ik komende week volledig zal bespreken in de Kroniek van kunst & cultuur.

Pawn Sacrifice is te zien vanaf 3 december; Bobby Fischer against the World is verkrijgbaar op dvd


Beeld: (1) Meneer Hu en de Tempel, regie Yan Ting Yuen. Foto: BOS; (2) Bron: KRO-NCRV Programma/onderwerp: KRO-NCRV 2Doc