Halle Bailey als Ariel in The Little Mermaid © Disney

‘Onze kleinzoon heeft zestien nieuwe bruine elven geteld’, vertelt een bezoeker van de heropende Droomvlucht aan Hart van Nederland. ‘Daar kreeg hij een donut voor.’ Als de Efteling-attractie na een maandenlange verbouwing in maart dit jaar heropend wordt, is deze niet alleen gecontroleerd en opgeknapt maar heeft een deel van de elfjes uit de fantasiewereld van de Droomvlucht een andere huidskleur gekregen. Niet omdat daarover geklaagd werd, zegt Efteling-woordvoerder Steven van Gils tegen het Brabants Dagblad, maar omdat het pretpark wil dat de Droomvlucht ‘een afspiegeling van de samenleving [is] en dat kinderen zich kunnen herkennen’. ‘Elfjes zijn niet echt’, reageert iemand op Twitter, ‘en daarom ook geen deel van onze samenleving.’ Op een pretparkforum stelt een vrouw dat haar kinderen zich helemaal niet identificeren met elfjes of trollen. ‘Ze vinden het gewoon mooi om naar te kijken.’ Een rechts blog kopt dat de Efteling ‘ten prooi’ is gevallen aan ‘wokeisme’.

Al met al voelen de reacties op de elfjes van kleur meer plichtmatig dan gepassioneerd. Twitteraars twitteren omdat ze nu eenmaal op Twitter zitten en rechtse blogs ligt het woord ‘woke’ voor in de mond. Efteling-fans zijn vooral blij dat de Droomvlucht weer open is. Hoe anders ging het eraan toe in een discussie die tegelijkertijd plaatsvond in een ander hoekje op het internet, niet over elfjes maar over een zeemeermin. Het was een discussie die al begon in 2019, toen productiebedrijf Disney bekendmaakte dat Halle Bailey de hoofdrol van Ariel zou spelen in hun nieuwe versie van The Little Mermaid. Bailey is niet wit, zoals de zeemeermin in de eerste Disney-verfilming uit 1989, maar heeft een donkere huidskleur. De reacties zijn voorspelbaar, maar het racisme zit verstopt achter argumenten. Dat Hans Christian Andersen, op wiens sprookje de films zijn gebaseerd, wit was. Dat het hier om een remake gaat en dat het origineel dus zo dicht mogelijk benaderd zou moeten worden. Dat zeemeerminnen nu eenmaal wit zijn. #NotMyAriel werd de hashtag waaronder mensen hun onvrede deelden, als ze geen racistische memes plaatsten in Facebook-groep Make Ariel White Again of een van de petities tekenden die opriepen tot Bailey’s ontslag. Toen in maart dit jaar de trailer voor de nieuwe Little Mermaid online kwam, laaide de controverse opnieuw op. Het filmpje kreeg meer dan anderhalf miljoen dislikes op YouTube (totdat het platform deze functie uitschakelde) en #NotMyAriel-aanhangers maakten een alternatieve versie met een witte meermin in de hoofdrol. Intussen werden elders op het internet filmpjes gedeeld van meisjes van kleur die verrukt waren om een zeemeermin te zien die eruitzag zoals zij.

Als verklaring voor het feit dat de Droomvlucht nu pas werd aangepast, zei Steven van Gils tegen RTL Nieuws: ‘In de jaren hiervoor heeft dit onbewust nooit een plek gekregen in de verhalen die we willen vertellen.’ Dat het ‘andere tijden’ waren, voegt hij er nog aan toe. Zijn opmerking lijkt te vloeken met het idee dat sprookjes en fantasieverhalen, over zeemeerminnen of elfjes, zich afspelen in een ongedefinieerd once upon a time ‘hier ver vandaan’. Zo onspecifiek als dit soort verhalen zijn, en daardoor zo tijdloos en universeel, zo specifiek worden ze als ze bepaalde groepen, een samenleving of de tijd waarin ze worden verteld, moeten vertegenwoordigen. Tegelijkertijd is dat precies de kracht van verhalen die steeds opnieuw worden verteld.

Een meisje dat naar zee wordt gelokt door een meerman; een vrouw wier stem zo prachtig over het water galmt dat schippers geen oog hebben voor de grote rots waarop ze is neergevlijd; een waternimf die een ziel verkrijgt als ze met een ridder trouwt. Al deze verhalen – een oude Deense ballade, de Duitse mythe over Lorelei en de Romantische novelle Undine van de Duitse Friedrich de la Motte Fouqué uit 1811 – bestonden al toen Hans Christian Andersen in 1836 zijn sprookje De kleine zeemeermin schreef. Ook in Andersens versie legt een zeewezen het aan met een mens van het land en hebben zeemeerminnen verleidelijke stemmen die opklinken uit het water. Ook bij hem hebben meermensen, in tegenstelling tot mensen, geen onsterfelijke ziel. Maar Andersen breidde het verhaal uit en paste het aan. Zo maakte hij zijn eigen versie.

‘Ik zou al die honderden jaren die ik te leven heb ervoor geven om mens te zijn, al was het maar één dag, en ten slotte in de hemelse wereld te komen.’ In Andersens variant op het zeemeerminnenverhaal heeft de jongste dochter van de zeekoning een obsessie: de mensenwereld. De obsessie neemt toe wanneer ze van haar oma hoort dat mensen zich van meermensen onderscheiden door de ziel die ze bezitten. Hun leven duurt korter dan dat van de meermensen, maar hun ziel maakt ze onsterfelijk. Zou een mens verliefd op haar worden, zoals de prins die ze heeft gered van de verdrinkingsdood, dan zou ook de kleine zeemeermin een ziel kunnen verkrijgen. De zeeheks wil wel een toverdrankje voor haar brouwen. Daarmee zal haar vissenstaart veranderen in mensenbenen, zodat ze aan land kan om de prins te zoeken. Trouwt de prins met haar, dan heeft zij haar ziel. Trouwt hij met een ander, dan zal ze sterven. In ruil voor haar toverdrankje vraagt de zeeheks om de stem van de zeemeermin, de mooiste zangstem van alle zeemeerminnen, die ze verkrijgt door haar tong eruit te snijden. Nu heeft de kleine zeemeermin alleen nog haar lichaam tot haar beschikking om de prins te verleiden, en niet haar zang, haar wijsheid of haar verhalen. Nu lijdt ze aan vreselijke pijn en huilen kan ze niet, want zeemeerminnen hebben geen tranen. De zeemeermin is mooi en ze kan prachtig dansen. De prins houdt van haar en toch kiest hij voor een ander. Er is een oplossing: als de kleine zeemeermin de prins doodsteekt, zal ze haar staart terugkrijgen. Dan zou ze zich weer kunnen voegen bij haar familie in de zee. Maar de kleine zeemeermin verkiest de dood, en haar goede daad wordt beloond. In het bitterzoete einde van Andersens sprookje voegt ze zich bij de ‘dochters van de lucht’, ijle wezens die, als ze lang genoeg goede daden verrichten, over driehonderd jaar een ziel kunnen verkrijgen om zo alsnog onsterfelijk te worden. ‘De kleine zeemeermin hief haar doorschijnende armen op naar Gods zon en voor het eerst voelde ze tranen.’

De dood van de kleine zeemeermin geïllustreerd door Edmund Dulac in een sprookjesboek van Hans Christian Andersen uit 1938 © Hilary Morgan / Bridgeman Images

Sommige vrouwen van de zee zijn half vogel, andere veranderden in zeehonden. Er zijn waternimfen, zeegoden, meermensen en sirenen. Er zijn, in de Europese folklore, selkies, ondines, merrow en melusines. Maar verhalen over mensachtige zeewezens strekken zich ver voorbij de grenzen van de westerse cultuur. Zo is er de waternimf Mami Wata, onderdeel van de West-, Centraal en Zuid-Afrikaanse folklore, die via slavernij werd verspreid over Latijns-Amerika. Er is de godin Yemayá, beschermheilige van de Nigeriaanse rivier Ogun volgens de religie van het West-Afrikaanse Yorùbá-volk en later meegenomen naar onder andere Brazilië. Er is de Perzische watergodin Anahita en er zijn de Filippijnse zeemeerminnen magindara. Er is Nyai Loro Kidul, de belangrijkste godin uit de Javaanse mythologie die soms wordt afgebeeld met een vissenstaart. De mythologie van het Shona-volk uit Zimbabwe noemt zeemeermensen njuzu en de belangrijkste god uit de Syrische klassieke oudheid, de vruchtbaarheidsgodin Atargatis, werd soms beschreven als een zeemeermin.

Van de zeemeermin bestaat geen oerverhaal; geen cultuur of schrijver kan haar claimen. Net als nimfen, geesten, elven en goden wordt ze steeds opnieuw uitgevonden. Ze wordt doorgegeven, gekopieerd, herhaald. Ze wordt doorverteld. Verhalen over de zeemeermin zijn, zoals alle verhalen, een schakel – tussen vroeger en nu, tussen ouders en kinderen, tussen culturen. Ook Hans Christian Andersen ging nadrukkelijk in gesprek met zijn voorgangers. Hij verwees naar zeemansverhalen over vrouwelijke zeewezens, het ridderverhaal van Friedrich de la Motte Fouqué, de Deense ballade waarop hij eerder al het dramatische gedicht Agnete en de meerminnen had gebaseerd. Zijn versie was verontrustender en verdrietiger, het was het enige werk dat hem tijdens het schrijven ervan had ontroerd, zo schreef hij in 1837 aan zijn vriend B.S. Ingemann. Omdat er van het verhaal over de zeemeermin geen oerverhaal bestaat, is ieder zeemeerminverhaal een specifiek verhaal, in tegenstelling tot wat de tegenstanders van Disney’s nieuwe versie beweren. En trouwens – waarom zou een verhaal over een witte zeemeermin minder specifiek zijn dan een over een zwarte zeemeermin? Waarom zouden ‘bruine elven’ specifieker zijn dan witte? Dat zijn ze alleen als je naar ze kijkt vanuit een wit perspectief.

Er was eens een vrouw die iedere avond werd geslagen door haar man. De vrouw, van eenvoudige komaf, ging naar haar buurvrouw voor hulp. Deze buurvrouw was oud en wijs. Volgens de verhalen was ze een heks die magische krachten bezat. Zij wilde haar buurvrouw wel helpen. Ze nam een kruik met water, draaide die driemaal rond en strooide er zout in. De vrouw kreeg de opdracht om die avond, als haar man thuiskwam van zijn werk, een slok van het water te nemen. Zolang ze het water in haar mond had, beloofde de oude vrouw, zou haar man haar niet slaan. Acht dagen lang werkte de truc, en toen was de kruik leeg. De vrouw ging terug naar de oude vrouw, van wie zij nu overtuigd was dat zij een heks was, om een nieuwe kruik magisch water te halen. Maar de vrouw onthulde dat er in de kruik niet meer had gezeten dan water met een beetje zout. Wilde ze voorkomen dat ze werd geslagen door haar man, dan moest ze, als hij thuiskwam met een kwade dronk, simpelweg zwijgen, precies zoals ze zou doen als ze een slok water in haar mond had.

Een sprookje kan vele functies hebben. Het kan je laten griezelen of je doen verwonderen. Het kan trauma’s verwerken, persoonlijk of gedeeld, zoals hongersnood, onvruchtbaarheid, incest en moord. En een sprookje kan een educatieve functie hebben. Het sprookje hierboven, zoals het werd opgeschreven door de Franse schrijver en gouvernante Jeanne-Marie Leprince de Beaumont (1711-1780), leerde kinderen en jongeren de volgende les: een goede echtgenote houdt haar mond. Het is niet aan de man om zijn agressie te beteugelen, maar aan de vrouw om hem te kalmeren. Is het zwijgen van de kleine zeemeermin vergelijkbaar met het zwijgen van de echtgenote uit Leprince de Beaumonts verhaal? Probeert Andersen ons een les te leren over de deugden van de vrouw? In de ogen van hedendaagse lezers, schrijft Jackie Wullschlager in The Life of a Storyteller, haar biografie van Andersen uit 2000, wordt er in De kleine zeemeermin een vrouwelijk ideaal geschetst, dat draait om zelfopoffering, zwijgen en boetedoening. Het is een verhaal over vrouwelijke passiviteit, en daarmee past het in de traditie van sprookjesheldinnen die worden aangerand door hun vader (Ezelsvel) of opgejaagd door hun stiefmoeder (Sneeuwwitje), die slapen (Doornroosje) of sloven (Assepoester), die worden misleid door een wolf (Roodkapje) of worden uitgehuwelijkt aan een seriemoordenaar (Blauwbaard), die worden weggegeven aan een monster (Belle en het beest) of aan een heks (Raponsje).

Ze wordt niet getekend door lijden maar door wilskracht, niet passiviteit maar daadkracht

In From the Beast to the Blonde: On Fairy Tales and Their Tellers (1994) legt Marina Warner het zwijgen van de sprookjesheldin op twee manieren uit. Het kan ons een les leren, namelijk dat goede vrouwen zwijgen, zoals Leprince de Beaumont ons met haar sprookje inprent. Maar als je beseft dat zwijgen een van de weinige overlevingsmechanismen is die vrouwen, vooral die uit lagere klassen, tot hun beschikking hebben, kun je het ook uitleggen als een heroïsche daad. Wie destijds naar een sprookje luisterde, zou het zwijgen herkend kunnen hebben als de enige weg die voor hen openstond. Maar Andersen, schrijft Warner, gaat nog verder. Zijn ‘gruwelijke boodschap’ is dat zelfs het laten uitsnijden van je tong niet voldoende is als je gered wil worden. Dat vereist zelfvernietiging, volledige ontbinding. In andere sprookjes wordt zwijgzaamheid beloond, maar het offer van de kleine zeemeermin is vergeefs. Haar wachten enkel tranen.

Het stormt op zee. Een zware lucht rust op loom kolkende golven in somber grijsblauw. In beeld verschijnt een regel, rechtstreeks uit het sprookje waarop Disney zijn film baseerde: ‘But a mermaid has no tears, and therefore she suffers so much more.’ In 2000 schreef Jackie Wullschlager dat we vrouwenhaat lazen in het lijden van de kleine zeemeermin, maar in 2023 wordt Disney’s The Little Mermaid ermee geopend. Het is niet de enige versie van Andersens sprookje die het leed van de zeemeermin juist gebruikt om vrouwenhaat mee aan te kaarten. Want je kunt Andersens zeemeerminnenverhaal opvatten als een opdracht – om te zwijgen, te lijden, om jezelf op te offeren tot er niets meer over is – maar je kunt het verhaal van de zeemeermin ook gebruiken als illustratie – van je eigen zwijgen, je eigen lijden, de offers die je zelf brengt.

In haar experimentele memoires In the Dream House (2019) vertelt de Amerikaanse Carmen Maria Machado over een ondermijnende liefdesrelatie. Terwijl ze ronddwaalt in het droomhuis uit de titel onderzoekt ze verschillende thema’s die te maken hebben met haar eigen traumatische geschiedenis. Ook Andersens kleine zeemeermin houdt zich in een van de kamers op. Ze zwijgt, ze lijdt. Ze blijft alleen achter. Machado deelt een raadsel van de Zuid-Amerikaanse Quichua: ‘Wat me noemt, breekt me.’ Het antwoord is stilte, want wie zwijgt blijft heel. Machado schrijft: ‘Maar de waarheid is dat iedereen die je naam kent je in stukken kan breken.’ In Tekenen van het universum (2022) van Emy Koopman wordt ieder deel geopend met enkele regels uit De kleine zeemeermin. Zo vervlecht Koopman haar eigen verhaal, over een vrouw die wordt klein gehouden door de liefde, met dat van Andersen, dat gaat over liefde die je het zwijgen oplegt. En ook Leonieke Baerwaldt verwijst heel nadrukkelijk naar De kleine zeemeermin. Haar debuutroman Hier komen wij vandaan (2021), waarin verschillende verhalen over miezerige levens door elkaar heen worden verteld, opent met een hervertelling van Andersens sprookje en het blijkt uiteindelijk ook de rode draad die alles bijeenhoudt. Baerwaldt veroordeelt het lijden van de zeemeermin niet, ze zoomt er juist op in. Ze weet, net als Machado en Koopman, dat in het hart van Andersens sprookje geen vrouwenhaat zit, maar een diepgevoeld verdriet.

‘U alleen, Edvard, u en de uwen, weten hoe diep dit lofprijzen mij raakt.’ In juli 1836, vóór het verschijnen van De kleine zeemeermin, schrijft Hans Christian Andersen aan zijn goede vriend Edvard Collin over de lof die hij kreeg toegewuifd door een collega. ‘Besefte iedereen maar’, schrijft hij, ‘hoezeer de ziel gelouterd wordt door lof en goedheid.’ Andersen, zo schrijft Jackie Wullschlager in haar biografie, werd vaak verliefd, op zowel mannen als vrouwen, en altijd werd hij teleurgesteld. In plaats van voor de liefde koos hij daarom op zeker moment voor de kunst, want alleen daarmee kon hij onsterfelijk worden. In de meeste zeemeerminnenverhalen uit Andersens tijd, zoals dat van Friedrich de la Motte-Fouqué, werd een onsterfelijke ziel verkregen via de liefde. Dit liep parallel met de realiteit, waarin het huwelijk de meest gekozen route was naar deugdelijkheid en daarmee, volgens het christelijke geloof, naar uiteindelijke verlossing. Maar Andersen maakte in zijn verhaal een onderscheid tussen liefde en verlossing: zijn zeemeermin verkreeg haar onsterfelijke ziel niet via de romantiek, maar door het verrichten van goede daden. ‘Andersen zag onsterfelijkheid als compensatie voor het aardse lijden’, schrijft Wullschlager, ‘en net als de kleine zeemeermin, die een driehonderdjarig leven inruilt voor de mogelijkheid ernaar te streven, geloofde hij dat een leven zonder betekenisloos was.’

Andersen moet zichzelf herkend hebben in de kleine zeemeermin. Ook hij was teleurgesteld in de liefde, ook hij voelde zich, als biseksuele man, een buitenstaander – een vis tussen de mensen. Ook hij zocht een alternatieve manier om onsterfelijk te worden. Een ‘upwardly mobile creature of the sea’ noemt academicus Maria Tatar de zeemeermin in haar voorwoord bij een heruitgave van bloemlezing The Fairies Return (2012). Ze is een wezen dat meer van het leven verlangt dan haar gegeven is. Haar verlangen strekt voorbij de zee, voorbij haar familie, voorbij haar lichaam. Zo bekeken gaat Andersens sprookje niet alleen over lijden, maar ook over ambitie, spiritualiteit en verlangen. ‘Ik weet wat jij wil!’ zegt de zeeheks als de kleine zeemeermin haar bezoekt, want het willen is kennelijk af te lezen van haar gezicht. En het is precies dat aspect van Andersens sprookje, de wilskracht van de zeemeermin, dat wordt benadrukt door Disney.

‘Wouldn’t you think I’m the girl’, zingt een zeemeermin met rode haren en grote ogen, ‘the girl who has everything?’ Terwijl ze rondzwemt in een grot die is gevuld met objecten uit de mensenwereld vervolgt ze: ‘But who cares? I want more!’ Dit is Disney’s versie van Andersens hoofdpersonage, Ariel geheten, in hun The Little Mermaid uit 1989. Deze Ariel is een upwardly mobile creature of the sea. Ze wordt niet getekend door lijden maar door wilskracht, niet door passiviteit maar door daadkracht, niet door zwijgen maar door verlangen. Deze Ariel wil meer - ze wil meer bereiken, meer zien, meer voelen, meer leven. Haar verlangen is een kluwen van ambitie, nieuwsgierigheid en lust. Het is – ‘I want more!’ - een puur soort willen. Maar het is ook gewoon een teenage crush op een knappe man.

Hoe maak je een nieuwe versie van een oud verhaal? Hoe pas je achterhaalde ideeën in de huidige tijd? In Disney’s nieuwste The Little Mermaid, een combinatie van liveaction en computeranimatie, zien we shots die we kennen uit de eerste versie, horen we dialogen die we eerder hoorden, zijn hele scènes één-op-één overgenomen. Maar andere elementen zijn juist aangepast. Zo heeft de prins, Eric, meer achtergrond en persoonlijkheid gekregen. Ook hij wil meer – en in dat verlangen vinden Ariel en hij elkaar. Maar het grootste verschil tussen Disney’s vorige en nieuwste The Little Mermaid is dat Ariels teenage crush is verdwenen. Nieuwsgierig is ze nog steeds, ambitieus ook. Ze verlangt nog steeds naar de mensenwereld. Maar in deze versie is het romantische verlangen uit de kluwen van willen verwijderd. Hier staat Ariels verlangen los van haar liefde voor de prins.

‘Wanneer ben ik aan de beurt?’ vraagt Ariel zich af terwijl haar smachtende ogen zich omhoog richten. Ze zou zo graag aan land gaan, out of the sea, om op onderzoek uit te gaan. ‘Wish I could be’, zingt ze, ‘part of that world.’ Dat de nieuwe Ariel zich niet meer verliest in verliefdheid is ongetwijfeld een commerciële zet, een die aansluit bij nieuwe feministische ideeën en dus inderdaad ‘woke’ genoemd kan worden. Maar het is het willen, meer dan de romantiek, waartoe fans van The Little Mermaid zich altijd aangetrokken hebben gevoeld, waarom meisjes zich altijd hebben vereenzelvigd met Ariel.

Sprookjes worden bevolkt door vrouwen die zwijgen. Door vrouwen die worden opgejaagd, uitgehuwelijkt, vernederd, opgesloten. Door vrouwen die slapen, vluchten, verdwalen. Maar denk je in 2023 aan sprookjes, waaronder die van Disney, dan denk je niet aan passieve maar aan daadkrachtige vrouwen. Aan vrouwen die handelen, verlangen, een ontwikkeling doormaken. Mannen zijn er in de vorm van een love interest of een dode vader, maar de vrouwen hebben glimmende ogen en een brutale lach. Vrouwen zijn aantrekkelijke slechteriken – een zeeheks, een stiefmoeder, een ijskoningin. De sprookjes die we elkaar nu vertellen zijn anders dan voorheen – niet beter of interessanter, maar anders. Zouden we nu een verhaal vertellen over het verleidelijke vrouwengezang dat de schepen van mannen te pletter doet slaan, dan zou dat verhaal niet over die mannen maar over de vrouwen gaan, die zijn opgesloten in zee. Want wat je ook opdiept uit Andersens De kleine zeemeermin, het lijden of het willen, er is één aspect dat terugkeert in alle hervertellingen. Wat Andersen ons gaf, een cadeau dat even onsterfelijk is als de schrijver, is een nieuw perspectief op een bekend verhaal. Het is het perspectief van de zeemeermin, van de vis tussen de mensen. Het perspectief van de buitenstaander.

The Little Mermaid is nu te zien