Eigenlijk raar dat niet eerder iemand op het idee is gekomen om een grote bioscoopfilm over Idi Amin te maken. De Oegandese dictator zelf speelde de rol van stereotiep despoot met verve. Hij was een bloeddorstig en narcistisch dictator maar tegelijk een Hollywood-waardig societyfiguur die nooit te beroerd was om voor de camera een dansje te maken, een stukje muziek op de accordeon te spelen of met zijn volgevreten lijf een weinig elegante duik in het zwembad te nemen. Anders dan Pol Pot of Mobuto Seko Seko – om willekeurig twee andere alleenheersers te noemen – wist de ongeschoolde Idi Amin, van 1971 tot 1979 goed voor zo’n driehonderdduizend doden, hoe hij in het tijdperk van de televisie de westerse media moest bespelen.
Het is knap dat de makers van The Last King of Scotland het gespleten beeld van zelfbenoemd veldmaarschalk Amin in de volgende week in Nederland te verschijnen film overeind hebben weten te houden. Forest Whitaker speelt Amin zoals hij volgens ooggetuigen uit de jaren zeventig geweest moet zijn: het ene moment big daddy, een aimabele, grappige en joviale malloot, en op het andere moment een onberekenbare machtswellusteling die angst en terreur nodig heeft om zijn irrationele zin door te drukken.
Het is de fictieve Schotse arts Nicholas Garrigan, gespeeld door James McAvoy, die in zijn jonge avonturiersnaïviteit aanvankelijk vooral de sympathieke versie van Idi Amin wil zien. Vers van de universiteit trekt hij naar donker Afrika om goed te doen. Tot zijn verrassing blijkt daar net een wisseling van de wacht gaande. Als het volk opgewonden de nieuwe leider toejuicht, doet Garrigan enthousiast mee. Bij een verkeersakkefietje wordt de dokter niet veel later door de staf van de president opgetrommeld om zijn medische expertise in praktijk te brengen. Dankzij de voortvarendheid waarmee Garrigan te werk gaat én vanwege zijn door Amin bewonderde Schotse afkomst krijgt hij na het voorval het verzoek naar de hoofdstad Kampala te komen om lijfarts van de president te worden. Nog altijd op zoek naar avontuur en klaarblijkelijk onwetend van de aard van Amins heerschappij hapt hij toe. Hij blijkt niet alleen te worden ingeschakeld als lijfarts, maar bij vlagen ook als een soort persoonlijk en politiek adviseur.
Het duurt lang voordat Garrigan beseft dat het presidentschap van Idi Amin gepaard gaat met gruwelijk geweld en stelselmatige terreur. Dat lijkt in retrospectief vreemd, maar Amin was aanvankelijk niet alleen vrij populair in Oeganda zelf, ook in het Westen werd pas laat de waarheid onder ogen gezien. Dat kwam wellicht deels door het eenzijdige mediabeeld van Amins vrolijke inborst, maar vooral ook door de Koude Oorlog.
Toen de legerleider zichzelf na een staatsgreep uitriep tot president slaakten veel politici in West-Europa en de Verenigde Staten in 1971 zelfs een zucht van verlichting. Met de machtsovername van Amin kwam immers een einde aan het steeds socialistischer regime van voorganger Milton Obote. Volgens sommige bronnen zou de voormalige kolonisator Groot-Brittannië zelfs de hand hebben gehad in de coup. Amin, die nog gediend had in het koloniale leger, werd in de race om invloedssferen in de Koude Oorlog als een relatief onschuldig en bovenal kneedbaar figuur beschouwd. Op het moment dat Amin met alle egards in Engeland werd ontvangen door Queen Elizabeth (die hij later ten huwelijk vroeg) waren al verscheidene gruwelijke details over zijn beruchte martelkelders gepubliceerd. Amin genoot dus niet alleen bij Nicholas Garragan lange tijd het voordeel van de twijfel. Het is interessant dat de film de gedachte van een postkoloniale scramble for Africa lijkt te volgen.
Feit en fictie lopen in The Last King of Scotland, een bewerking van het gelijknamige boek van de Schotse auteur Giles Foden, soepel door elkaar. Garragan is verzonnen, maar veel van de gebeurtenissen waarin hij verzeild raakt zijn dat niet. Foden en filmmaker Kevin MacDonald gaan daarbij vrij nauwkeurig te werk. Bijna niets wordt vergeten, van de uitzetting van duizenden Aziaten in 1972 tot de Palestijnse vliegtuigkaping in Entebbe, waardoor een mooi tijdsbeeld ontstaat. Wel is het opvallend dat Amins bekering tot de islam en tot islamitische bondgenoten, voor het begrip van de vliegtuigkaping vrij wezenlijk, geen enkele keer tot uiting komt.
The Last King is goeddeels in Oeganda opgenomen. In interviews laten MacDonald en Forest Whitaker weten dat ze op de markt van Kampala met willekeurige Oegandezen hebben gesproken om te begrijpen hoe de dictatuur van Amin herinnerd wordt. Daarbij viel het hun op dat mensen zulke dubbele gevoelens koesteren. ‘Ja, Amin heeft mijn vader vermoord, maar hij heeft ook geweldige dingen voor ons land gedaan’, tekenden ze op. Wat precies die geweldige dingen zijn, blijft onduidelijk. Duidelijk is wél dat de crew van The Last King of Scotland door de straatgesprekken en het lokale decor perfect de Oegandese sfeer weet op te roepen. En Forest Whitaker heeft goed begrepen hoe diffuus Amin als persoon geweest moet zijn. Terecht is hij voor zijn vertolking genomineerd voor een Oscar. Idi Amin was in zijn tijd een volmaakte acteur, Whitaker is de volmaakte dictator.
Vanaf 8 februari in de bioscoop