
De camera beweegt laag over het bevroren wateroppervlak en komt tot stilstand op het beeld van een hand onder het ijs. Een lijk. Maar hoe is dat hier terechtgekomen?
Het Deense platteland, midden negentiende eeuw. Het leven is hard genoeg, maar het is ook nog oneerlijk verdeeld in deze wereld. Kijk maar naar de toewijzing van zitplaatsen in het kerkgebouw waar de boeren uit de wijde omgeving elke zondag naar toe trekken. De voorste banken zijn goed gevuld terwijl het achterin dringen om plaatsen is. Heb je een koe meer dan je buurman, dan mag je dichter bij de dominee zitten. Heb je geld, dan draag je natuurlijk een hoed en geen muts, en mag je op de voorste banken om rechtstreeks de boodschap van God te mogen ontvangen. Maar belangrijker nog: zodat de mensen kunnen zien dat je een voorname man bent.
Als we de zeventigjarige Jens (Jesper Christensen) ontmoeten, is hij een boer die op de zondag psalmen en gezangen zingt met een muts in de hand. Dat laatste haat hij. Hij wil een man met een hoed zijn. Maar hoe? Zijn boerderij is praktisch mislukt, zodat hij niet meer kan zorgen voor zijn dochter Signe (Clare Rosager) en twee neefjes van respectievelijk een jaar of tien en negentien. De neefjes zijn handig, die kunnen werken, maar verder zijn ze niets waard. Maar Signe, zo weet Jens, is een ander verhaal. Die is geld waard. Hij beraamt een plan om haar uit te huwelijken. Krijgt hij ten minste een koe voor terug. Ten minste.
Het simpele verhaal en de trieste, herkenbare personages zijn behoorlijk onweerstaanbaar in Før frosten van Michael Noer. De widescreen-fotografie van het Deense platteland in de winter draagt hieraan bij: je voelt de kilheid, de eenzaamheid, de paniek. In het vertellen van het verhaal is Noers grootste troef de veteraan-acteur Christensen, even bekend van rollen als slechterik in recente James Bond-films als van meer inhoudelijk werk voor cineast Lars von Trier (Melancholia en Nymphomaniac; 2011 en 2013). Christensen slaagt erin de tragiek van boer Jens’ hoogmoed te vangen door te focussen op zijn kwetsbaarheid als mens: wat begint als een nobele strijd om te zorgen voor eten voor zijn familie eindigt in het perverse beeld van een man die ten prooi valt aan het idee van ‘nooit genoeg’. Jens krijgt wat hij wil, zij het door het uithuwelijken van Signe, die dat gelukkig niet al te erg lijkt te vinden. Maar tot Jens’ grote verbazing blijkt dat hij zijn nieuwe status als man-met-een-hoed makkelijk kan uitbuiten, waardoor hij steeds rijker wordt. De allegorische eigenschappen van het verhaal zijn dan al duidelijk: wie leeft in een systeem waarin sociale status gekoppeld is aan materieel bezit, raakt onherroepelijk verwijderd van de eigen menselijkheid.
Terug naar die eerste camerabeweging, laag over het ijs heen: hier is iets verschrikkelijks gebeurd dat vereeuwigd lijkt in het hard bevroren water. Maar dit is geen permafrost – ooit komt de dooi.
Te zien vanaf 17 oktober