
Voordat hij een Hollywood-man werd, was Merian C. Cooper een wilde man. Hij vocht in de Eerste Wereldoorlog als bommenwerperpiloot en daarna tegen de bolsjewieken in Polen. Op een gegeven moment werd zijn toestel neergeschoten en belandde hij in een sovjet-strafkamp. Na zijn ontsnapping begin jaren twintig vertrok hij met een vriend, cameraman Ernest B. Schoedsack, op reis naar Afrika. Ze filmden alles, wat uitmondde in een aantal documentaires. Terug in Amerika miste Cooper, steeds minder wilde man, het avontuurlijke leven. Hij stortte zich op Paul Du Chaillu’s Explorations and Adventures in Equatorial Africa (1861). Chaillu was een ontdekkingsreiziger die beroemd werd vanwege zijn jacht op gorilla’s in Centraal-Afrika. Langzaam vormde zich in Coopers hoofd een idee voor een verhaal – over een reusachtige aap, een koning die heerst op een prehistorisch eiland.
Dit alles valt te lezen in een voorwoord bij de publicatie zo’n tien jaar geleden van de originele en overigens uitermate genietbare romanversie van King Kong uit 1933, de film die Cooper en Schoedsack uiteindelijk maakten en die in Hollywood-termen de heilige graal is: een opwindend verhaal vol special effects dat evenzeer iets essentieels zegt over de relatie tussen mens en wereld.
Dat het mythische verhaal na bijna een eeuw nog altijd springlevend is, bleek eens te meer toen afgelopen week de zoveelste King Kong-film uitkwam. Net als destijds is het codewoord ‘wild’: Kong: Skull Island is een onmogelijke film waarin traditionele noties van ‘beschaving’ en ‘goede smaak’ op losse schroeven komen te staan. Dat is in deze context alleen maar iets goeds. Want het sublieme aan ‘Kong’ als cinematografische ervaring ligt juist in het herdefiniëren van cultuur – datgene wat ons tot mens maakt – als iets wat niet per se verheven is boven het basale. Dat was evident vanaf het moment waarop Kong in 1933 het ondergoed van Fay Wray besnuffelde. Alles aan deze schokkende, beroemde scène was grotesk, en dat is het nog altijd iedere keer wanneer je de klassieker van Cooper en Schoedsack opnieuw bekijkt.
Het goede nieuws is dat de regisseur van de nieuwe film, Jordan Vogt-Roberts, de originele King Kong verafgoodt. Zijn verhaal speelt zich af in de jaren zeventig, op het moment dat duidelijk wordt dat Amerika de oorlog in Vietnam heeft verloren. Om redenen die niet helemaal duidelijk zijn vertrekt een groep wetenschappers (John Goodman, Tom Hiddleston en Brie Larson) begeleid door soldaten uit Vietnam, onder leiding van Samuel L. Jackson, naar het mysterieuze Skull Island om daar het een en ander te gaan ontdekken. Daar ontmoeten ze een Amerikaanse militair (John C. Reilly) die al sinds de jaren veertig gestrand is op het eiland.
Wanneer de soldaten het eiland bombarderen (geen idee waarom) krijgen ze met Kong van doen. Hij is enorm (tip: wees niet met minder dan een scherm van Imax-formaat tevreden bij het boeken van uw bioscoopkaartje) en hij is erg boos over het verstoren van de natuurlijke flora en fauna. Over dat laatste: inderdaad, het woord ‘grotesk’ dekt de lading. Kong heeft aartsvijanden op het eiland, monsters zo bizar dat er nauwelijks vergelijkingsmateriaal voor te bedenken valt. Scènes waarin Kong het opneemt tegen deze beesten zijn de beste uit de film, vooral omdat Kong de grote held is in een strijd tussen goed en kwaad, waarbij ‘kwaad’ betekent zowel de vreselijke, reusachtige ongedierten als oorlogszuchtige Amerikanen als Samuel L. Jackson. En natuurlijk is er Brie Larson, die blond is en die veel weg heeft van Fay Wray in Coopers King Kong. Kong redt Brie Larson (ze is zoiets als een fotograaf, denk ik) van de verdrinkingsdood en dan ligt zij zacht in zijn handpalm, helaas in een scène die veel te geforceerd aanvoelt. Uiteraard kijkt Tom Hiddleston (o ja, hij is een spoorzoeker, de meest aantrekkelijke ooit) jaloers toe.
Niettemin, dit is King Kong en de nieuwe film levert opnieuw bewijs dat de vreemde aantrekkingskracht van dit verhaal nauwelijks te beschrijven valt. Kong: Skull Island is geen goede film in termen van visuele esthetiek of narratieve schoonheid, het is een wilde film die zich niet laat bespreken. Het is een grotesk, tegen-cultureel statement over de primordiale werkelijkheid die vlak onder de oppervlakte van de ‘beschaving’ ligt. Kong en de monsters van Skull Island leggen onze diepste, akeligste instincten bloot – we vernietigen alles wat we niet kunnen begrijpen. Of kunnen bespreken. Dat maakt ons medeplichtig als toeschouwers. Wij zijn de monsters, wij met onze culturele blik. Deze tekst aan het einde van de film uit 1933 is onverminderd wrang: ‘It was Beauty that killed the Beast.’