Hij was guilty by assocation. Alexander Solzjenitsyn, 26 jaar oud, afgestudeerd in de natuurkunde en wiskunde, officier in het Rode Leger aan het derde Baltische front, werd in 1944 gearresteerd omdat hij toevallig correspondeerde met een oude vriend. Toen die werd opgepakt, werden een paar brieven van Solzjenitsyn gevonden. Hij zou kritiek hebben geuit op Stalin zelf, een aantijging die geen enkele grond had. Staand voor de arrestatieploeg stelde hij de vraag die iedereen stelde bij arrestatie op basis van een verzonnen verdenking. ‘Ik? Waarom?’

Alexander Solzjenitsyn was een van de miljoenen die een deel van hun leven kwijtraakten aan een jarenlang verblijf in de Goelag, het netwerk van strafkampen dat zich onder Stalin door de hele Sovjet-Unie vertakte. Dat Goelag (de bureaucratische afkorting voor Glavnoje Oepravlenije Lagerej, ‘Hoofddirectoraat der Kampen’) als begrip is ingeburgerd is vooral aan Solzjenitsyn te danken. Door De Goelag Archipel 1918-1956: Proeve van een artistieke studie kwam deze episode uit de Russische geschiedenis voor een breed publiek buiten Rusland aan het licht. Zijn eigen ervaringen als zek (gevangene) aangevuld met de verslagen, memoires en brieven van 227 andere ooggetuigen waren het materiaal waaruit De Goelag Archipel is opgebouwd. De getypte velletjes die via-via het land uit werden gesmokkeld en in 1973 in het Westen verschenen, beschreven de ontmenselijking, de slopende dwangarbeid, de verscheurde families, ‘die hele Wolga van menselijk leed’ (Solzjenitsyns woorden) in detail.

‘Wie nu leeft en dit werk niet kent, leeft als een historische dwaas en mist een cruciaal onderdeel van het bewustzijn van het tijdperk’, schreef The Guardian bij het verschijnen van de Engelse vertaling. Zo werd De Goelag Archipel voor links Europa aanleiding om ‘communisme’ definitief te verwerpen als aantrekkelijke ideologie. Al was het voor sommigen moeilijk om het geloof in de heil van het sovjetmodel op te geven. De Franse krant L’Humanité deed het boek af als ‘antisovjetpropaganda’. Iedereen wist alles al over Stalin. Iemand die dit soort boeken schreef kon enkel worden gemotiveerd door de wens de Sovjet-Unie in een kwaad daglicht te stellen, aldus het communistische dagblad.

Natuurlijk wist niet iedereen alles over Stalin. Maar wat klopte aan de analyse van L’Humanité was dat berichten over de werkelijke aard van de sovjetdictatuur al langer de ronde deden, al was het beeld van de omvang van de Rode Terreur fragmentarisch. Ook Solzjenitsyn was al bekend als romanschrijver, die in literaire vorm over de strafkampen schreef en steun kreeg van westerse intellectuelen. Zijn Nobelprijs kreeg hij in 1970, nog voor de De Goelag Archipel verscheen. Alleen werd de aandacht voor de gruwelijkheden van het sovjetbewind van het podium gedrongen door Europa’s eigen kamptrauma, en het enthousiasme voor het communisme in linkse kringen.

‘Het ging om de timing’, schrijft historicus Tony Judt in Postwar. ‘Wie op zoek is naar een scharnier waarop de zelfkennis van Europa draait, komt uit in Parijs, 28 december 1973, de dag waarop de eerste westerse editie van De Goelag Archipel verscheen.’ Inderdaad kwam De Goelag Archipel op het juiste moment. In de jaren zeventig was de sympathie voor de Sovjet-Unie tanende. Solzjenitsyn gaf de doodsteek. ‘Er was nooit gebrek geweest aan critici van het communisme’, aldus Judt, ‘maar hun kritiek was altijd afgezwakt door het breed levend verlangen een zonnetje te zien achter de donkere wolken van het staatssocialisme die vanaf 1917 over het continent waren getrokken’.

Eén voor één sloeg De Goelag Archipel de laatste verdedigingslinies weg die de fellow travellers hadden. De kampen waren geen anomalie binnen het communisme, zo maakte Solzjenitsyn duidelijk, geen misstap begaan door een verkeerde dictator. Solzjenitsyn kende zijn Marx, zijn Lenin en had de terreur aan den lijve ondervonden. Hij herinnerde eraan dat Marx de overtuiging uitdroeg dat de enige manier om misdadigers in het gareel te krijgen ‘productieve arbeid’ was. ‘Hij had zelf nooit een houweel in de handen gehad’, schampert Solzjenitsyn over de vader van het communisme. ‘Tot aan het einde van zijn dagen had hij nooit een kruiwagen geduwd, nooit een boom geveld. We weten niet eens hoe zijn brandhout werd gehakt.’ Toch pende Marx neer dat dwangarbeid nodig was, ‘en het papier stribbelde niet tegen’. Het enige dat de sovjets deden was het begrip misdager oprekken tot het oneindige. Soldaten die krijgsgevangen waren genomen, boeren wier oogst was mislukt, iedereen die ook maar vagelijk in verband kon worden gebracht met dissidentie pleegde verraad aan het moederland.

Ook de verschillen tussen de holocaust en de sovjetterreur worden in de De Goelag Archipel ondergeschikt bevonden aan de overeenkomsten. Pure vernietiging was net zo goed doel van de sovjetkampen, legt Solzjenitsyn uit. Er werd weliswaar geen gas gebruikt, maar mensen laten werken in de vrieskou op een hongerrantsoen was ook een manier om en masse te moorden. Ook in de Sovjet-Unie was het geweld vaak etnisch gemunt. Tsjetsjenen, Tadzjieken, Turkmenen en vele andere minderheden vonden de dood in de Goelag. Met dat soort feiten is het moeilijk te bevatten dat Hitler geldt als de belichaming van het kwaad, terwijl een bontmuts met hamer en sikkel en andere sovjetparafernalia grinnikend in de koffer worden gestopt als leuk souvenir van een tripje Rusland.

Toch is ironie ook een instrument waarmee Solzjenitsyn de zwarte bladzijden van de Russische geschiedenis omslaat. ‘Hier is een landelijke idylle uit Spassk (een kamp in Kazachstan – ct)’, schrijft Solzjenitsyn. Wat volgt is een scène waarbij honderdvijftig hongerige gevangen zich losbreken uit de rijen om zich op de groentetuin van het kamp te storten. Liggend op de grond proberen ze rauwe knollen te kauwen, terwijl de kampbewaarders hen met stokken slaan.

De geschiedenis van de Goelag is behalve gruwelijk ronduit absurd. Solzjenitsyn besteedt een uitvoerig hoofdstuk aan de Solovetski-eilanden in de Witte Zee. In een ontruimd klooster werd in 1921 het eerste eiland van de Goelag-archipel gesticht. Vanuit dit ‘Arctische Auschwitz’ werkten tienduizenden zich dood, bij temperaturen tot min vijftig, gekleed in zakken, belast met de aanleg van een kanaal tussen de Noordelijke IJszee en Sint-Petersburg.

De tweede functie van het kanaal was propaganda. Het moest bewijzen dat het eerste vijfjarenplan succesvol was. Inderdaad werd het kanaal in recordtempo gegraven. Na zijn vrijlating wilde Solzjenitsyn het kanaal met eigen ogen aanschouwen. Hij reisde af naar het noorden, maar verbaasde zich erover dat er nauwelijks boten voeren over dit stukje sovjettrots. Dat gaat ook niet, was de uitleg van een sluisbediende. Het kanaal is daarvoor te ondiep.

Een gezwel zaait uit, verwoest het lichaam van zijn drager. Dat is wat de Goelag deed

Voor de 21ste-eeuwse lezer is De Goelag Archipel geen gemakkelijk boek. Bijna tweeduizend pagina’s, in drie delen. Wisselend van stijl, van verstelperspectief. Dan weer J’accuse, dan weer gevangenisantropologie, dan weer memoire. Doorspekt met geografische aanduidingen die net zo goed op een verzonnen land zouden kunnen slaan. Solzjenitsyn verontschuldigt zich in een nawoord voor het rommelige karakter van zijn boek. Nooit lag het manuscript in z’n geheel op zijn bureau. Het werd in delen geschreven, die zorgvuldig verstopt moesten worden. Het ongepolijste is symbool voor de omstandigheden waarin het boek tot stand kwam: heimelijk, uit vrees nogmaals in de Goelag te belanden.

‘Neem dit boek voor wat het is’, drukt Solzjenitsyn de lezer op het hart. Een andere keuze is er niet, en dat is goed. Het doorploegen van de hoeveelheid pagina’s is iets van een mogelijkheid om de uitzichtloosheid van het Goelag-bestaan aan een lezer over te brengen. Elke keer weer lezen over de gevangenen die de Goelag binnentraden en werden afgeroepen, met hun naam en de datum waarop ze vrij zouden komen, na tien of 25 jaar, afhankelijk van welke gestandaardiseerde straf was uitgedeeld.

In De Goelag Archipel springt Solzjenitsyn heen en weer tussen de twee metaforen die hij bedacht voor de Goelag. Het is een apart rijk binnen de Sovjet-Unie, met zijn eigen wetten, een eigen moraal en eigen inwoners: zeki en tjekisten (de beambten van de Russische staatspolitie). De kampen zijn ook een gezwel, dat vanaf de Russische Revolutie door de Sovjet-Unie metastaseert. Kanker of archipel, als er gelegenheid was geweest had een redacteur Solzjenitsyn misschien gevraagd te kiezen. In dat geval zou de tweede metafoor het verst dragen. Een gezwel zaait uit en verwoest het lichaam van zijn drager. Dat is wat de Goelag deed. Voorzichtige schattingen komen op achttien miljoen zielen die door de Goelag werden opgeslokt. Vierenhalf miljoen overleefden het niet. Tegelijkertijd definieert een tumor de drager. Voor patiënten wordt strijden tegen hun ziekte, of ermee leven, een bestaansreden. Op die manier is de Goelag bepalend voor wat de Sovjet-Unie was. Een dictatuur die steunde op slavenarbeid en massamoord.

Wie geneest van kanker, ten slotte, is er meestal niet van af. De aandoening ijlt na in de vorm van angst voor een nieuwe uitzaaiing of de trots kanker te hebben ‘overwonnen’. Dát geldt echter niet voor de Goelag. Die bevindt zich ergens in de schaduwzone van de Russische publieke herinnering. Poetins Rusland wordt geschraagd door verhalen over wat de natie groots maakt, niet door confrontatie met een donker verleden.

De schrijver die de ogen opende voor wat zich achter het IJzeren Gordijn had afgespeeld, trof een vergelijkbaar lot. Solzjenitsyn reisde in 1974 zijn manuscript achterna, toen hij uit de Sovjet-Unie werd verbannen. Het was geen gelukkige verhuizing voor de Rus. Hij trok zich terug in een ommuurd landhuis in de Verenigde Staten, en hield af en toe lezingen waarin hij tekeerging tegen de verdorvenheid en decadentie van het westerse liberalisme. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie keerde hij terug, in 1994, en raakte in vergetelheid. Voor het nieuwe Rusland was vooruitkijken belangrijker dan terugblikken, en een icoon als Solzjenitsyn paste daar niet bij.

Onder Poetin was er een kortstondig eerherstel. De president omarmde de schrijver als spiritueel raadgever, niet vanwege De Goelag Archipel maar vanwege zijn tirades tegen het holle Westen en de superioriteit van de Russische ziel.

Solzjenitsyn groeide op in Rostov aan de Don, in het zuiden van Rusland. Tachtig kilometer daarvandaan ligt Taganrog, geboorteplaats van een andere grote Russische schrijver. Trots voert Taganrog de naam ‘Stad van Anton Tsjechov’. In Rostov is weinig te vinden dat herinnert aan Solzjenitsyn, ook al verkocht die dertig miljoen boeken, in veertig talen. Plannen voor een monument zijn in de maak, maar worden geblokkeerd door oorlogsveteranen die vinden dat deze schrijver geen eerbetoon verdient omdat hij het ‘historische moederland de Sovjet-Unie op onterechte wijze besmeurde’.


Romans die onze blik veranderden

Zoals we vorige zomer een serie maakten over ‘de boeken die ons denken veranderden’, zo gaan we nu op zoek naar de romans die niet alleen samenvallen met de tijdgeest waarin ze geschreven werden, maar die tijdgeest ook vormgaven. Liet Salman Rushdie’s De duivelsverzen ons anders over de islam denken? Hielp Ralph Ellisons Invisible Man de zwarte man zichtbaar in de maatschappij te maken? Volgende week: Turks fruit van Jan Wolkers. In hoeverre is dat boek de bril geworden waarmee we naar de vrije jaren zestig van Amsterdam kijken?

Een gezwel zaait uit, verwoest het lichaam van zijn drager. Dat is wat de Goelag deed


Beeld: Alexander Solzjenitsyn, 1974
Keystone / Getty Images