Zet een vroeg nummer als ‘Ochtendhumeur’ of ‘Miepie’ op, en je weet niet wat je hoorjt.

Als er één onderwerp is dat steevast wordt aangehaald wanneer het over Kinderen voor Kinderen gaat, dan is het de Gooise r waarmee de kinderen zingen. Die is zo sterk met het programma verbonden geraakt, dat deze manier van praten bij taalkundigen ook wel bekend staat als de ‘Kinderen voor Kinderen-r’. Waarom zouden we een aflevering besteden aan een aspect van KvK dat we allemaal kennen? Omdat de Gooise r veel meer is dan een taalkundig en geografisch fenomeen. Dat blijkt wel als we wat uitgebreider in één KvK-liedje duiken, verrassend genoeg in een versie die niet door de koorkinderen zelf is opgenomen.

In 1990 debuteerde Harrie Jekkers als cabaretier met zijn programma Het gelijk van de koffietent, typisch een voorstelling van pal na de val van de Muur. Jekkers vertelt in de show over het verdwijnen van het marxisme, maar toont tegelijk dat met het verdwijnen van het reëel bestaande socialisme de klassenverschillen niet de wereld uit zijn. Hij zet in deze voorstelling voortdurend de mensen in een Haagse koffietent tegenover tweeverdieners Martijn en Inez. Een belangrijk verschil tussen de groepen – behalve de gevuldheid van hun portemonnee – is hun spreekstijl. Jekkers laat de koffietentbezoekers praten met een moddervet Haags accent, en Martijn en Inez met een zorgvuldige dictie en hier en daar een Gooise r. Zijn eigen spreekstem zit ergens in het midden: noem het een gecultiveerd, maar onmiskenbaar ‘volks’ getint accent.

Het liedje ‘De kerstezel’ in dit programma past mooi bij deze klassenthematiek. Jekkers schreef het samen met Koos Meinderts en Leon Smit voor de Kinderen voor Kinderen-aflevering van dat jaar. In Het gelijk presenteerde hij het liedje als een autobiografisch inkijkje in zijn jeugd in een Haagse arbeiderswijk. De aankondiging spreekt boekdelen: Jekkers zegt dat hij het nummer eindelijk kan zingen zoals het echt bedoeld is, ‘zonder die vervelende Hilversumse kindertjes met hun etterige r’etjes!’

De hoofdpersoon – een jongetje op de basisschool – is bij het kerstspel de pineut. Hij verlangt er vurig naar Jozef te mogen spelen omdat de mooie Marjolein tot Maria is verkozen, maar hij wordt als allerlaatste verkozen en moet de kont van de kerstezel spelen. De andere kinderen pesten hem ermee en Jos, de andere helft van de ezel, blijft de dag vóór het kerstspel thuis: ‘hij had zogenaamd griep’. De hoofdpersoon dreigt het bijltje erbij neer te gooien, maar dan gebeurt het ongelofelijke: Marjolein biedt aan de voorkant van de ezel te spelen. Ineens is hij de kanjer van de klas: ‘Hij mag met Marjolein samen in een pak!’ juichen de klasgenoten.

Interessant is dat Jekkers het tekstfragmentje van Marjolein met een sterk aangezet Goois stemmetje zingt: ‘Och laat een anderj Maria maarj spelen / ik wil samen met Harrie de ezel wel zijn.’ En zo wordt het liedje het verhaal van een verliefdheid over klassengrenzen heen: Hagenees Harrie en keurig Haagse Marjolein – de naamverschillen alleen al – samen in een pak, dat is de ultieme integratie. De KvK-versie uit hetzelfde jaar mist deze dimensie: solist Jannes Drop speelt niet met zijn stemgebruik (al spreekt hij ook niet uitgesproken Goois). Interessant genoeg wordt de rol van Marjolein in de KvK-televisieshow gespeeld door een Nederlands meisje met Indische wortels. Zo wordt het alsnog een liedje over integratie, maar met een heel andere lading.

Als we ‘De Kerstezel’ in de context van Het gelijk van de koffietent beluisteren, dan is duidelijk dat die Gooise r veel meer betekent dan alleen ‘ik woon toevallig in de buurt van Hilversum’. Dit taalkenmerk is bij uitstek verbonden met sociale klasse en straalt elitarisme uit. Journalisten merkten regelmatig op dat de elitaire reuk die aan KvK hing toch eigenaardig was, zeker bij de Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs oftewel de VARA. Limburgsch Dagblad stelde dat bijvoorbeeld in 1984, in een gesprek met KvK-producer Flory Anstadt: ‘Wat opvalt is dat de kinderen ’n zeker spraakje hebben. Nogal bekakt. Een Danny de Munck zit er bijvoorbeeld niet tussen. Of ‘n kind uit een gastarbeiders- of gekleurd milieu. Is dat niet wat tegenstrijdig aan het principe van ’t programma? Van de Vara notabene?’

Venijniger werd diezelfde kritiek gepresenteerd in het satirische tv-programma Verona van Harry Vermeegen en Henk Spaan. Vermeegen en Spaan stapten in 1985 na een conflict met de VARA over naar Veronica, op dat moment de meest commercieel georiënteerde omroep van Nederland. Ze doopten hun programma Pisa om in Verona en namen in de aflevering van 3 december 1986 een KvK-parodie op, ‘Ik heb die r niet’, gezongen door het uiteraard fictieve koor De Boksbeugeltjes. Op de melodie van ‘Ik ben toch zeker Sinterklaas niet’ zingt een jongetje met een arbeideristisch accent dat je alleen bij Kinderen voor Kinderen aan de slag kunt wanneer je over een ‘zwaar bekakte r’ beschikt: ‘Ik ben een schoffie / dus ik kwam er mooi niet in / bij dat Kinderen voor kinderen / ze vonden me te min’.

KvK zelf verdedigde zich op pragmatische wijze: de Gooise r was onvermijdelijk, omdat de koorkinderen uit de regio Hilversum kwamen. Terwijl in de eerste aflevering nog kinderen uit verschillende hoeken van het land mee hadden gedaan – een liedje als ‘Circus’ is onmiskenbaar gezongen door een jongen uit het oosten – werd daarna besloten om alleen uit de eigen regio te werven om het repetitieproces te vereenvoudigen. In de jaren 2000 is juist weer besloten om de repetities vooral te laten plaatsvinden op weekenddagen in Amsterdam, zodat het koor voor een grotere groep kinderen toegankelijk kon worden. Ook het Kinderen voor Kinderen Festival, dat van 1989 tot 2013 onder verschillende namen heeft bestaan, was een poging om de geografische grenzen open te breken. Op zo’n festival zongen Nederlandse (en aanvankelijk ook Vlaamse) koren KvK-liedjes in een wedstrijdformat. In het eerste jaar won het Fries Jeugdkoor, waarvan leden – zo meldde Leeuwarder Courant trots – voortaan met KvK mochten meezingen.

En toch is en blijft de Gooise r dominant. We hebben echt ons best gedaan, maar we hoorden in de KvK-liedjes uit al die jaren bijna nooit een uitgesproken zachte g, geen gemarkeerd Marokkaans-Nederlands, geen Haags of Utrechts accent. (Op één liedje na waarin verschillende regionale spraakverschillen centraal staan, ‘Nederlandse klanken’ uit 1998.) Zelfs in de show uit 1989 – toen er een aantal Friese kinderen meezongen moeten hebben – soleerden voor zover we kunnen nagaan enkel kinderen uit de Randstad (terwijl het niet-Goois gezongen liedje ‘Mijn naam is Haas’, opgevoerd tijdens het Kinderen voor Kinderen Festival, nooit op de officiële KvK-plaat terechtkwam). Wat is hier aan de hand? Mogen kinderen zonder Gooise r wel meezingen maar krijgen zij nooit solo’s? Krijgen kinderen zonder Gooise r het ‘netjes zingen’ aangeleerd? Worden kinderen van buiten de Randstad alleen aangenomen als zij zonder een niet-randstedelijk accent kunnen zingen?

Hier lijkt, hoe dan ook, een uitsluitingsbeleid gevoerd. Van een bewuste strategie om te selecteren op klasse lijkt geen sprake. Eerder lijkt KvK ervan overtuigd te zijn dat een nette Gooise r de natuurlijke standaard is. Toen journalisten van het Limburgsch Dagblad KvK-producer Flory Anstadt ermee confronteerden dat de koorkinderen ‘een zeker bekakt spraakje’ hadden, was haar reactie onthullend: ‘Vind jij ’t leuk om een televisieomroepster plat te horen praten? Ik niet. Ik hou daar helemaal niet van. Bovendien ben ik erachter gekomen dat ’t vaak de ouders zijn die de kinderen stimuleren om naar de audities van ons programma te gaan. […] Door mijn documentairewerk […] is mij opgevallen dat juist ouders uit de lower-lower class nooit naar een schoolavond zullen gaan, dus zeker niet naar een auditie voor hun kinderen.’

Anstadt voelde dus haarfijn aan dat de Gooise r geladen was met klassenbetekenis en met uitsluitingsprincipes. Maar in plaats van dat effect als medewerker van de sociaal-democratische VARA te willen doorbreken, benadrukte ze slechts de natuurlijkheid ervan. Wie hield er immers van tv-mensen ‘plat’ te horen praten? Het is een typisch randstedelijk argument, waarbij men ervan uitgaat dat de Gooise manier van praten de meest ‘neutrale’ is en de prettigste om naar te luisteren.

Die redenering sijpelt ook door in het KvK-repertoire zelf. ‘Herbergier gerstebier’ (1984) is op het eerste oog een sympathieke handreiking naar regio’s buiten het Gooi. Kinderen met een zachte g en kinderen met een Gooise r voeren een strijd om wie het beste accent heeft, lachen om elkaars manier van praten, maar komen uiteindelijk tot verzoening: ‘Laat de ander maar begaan / als je elkaar maar kan verstaan / hoe we praten is gewoon / ‘t Is alleen verschil in toon!’

Maar er zit een addertje onder het gras. Wie het lied luistert, hoort dat de ‘Brabantse’ kinderen niet alleen met een wat merkwaardige zachte g zingen, maar ook met een subtiele Gooise r (in elk geval niet met een Brabantse r, die vaak klinkt als een ‘harde g’). Wie andere liedjes van dezelfde solisten hoort (‘Mode’ en ‘Schipperskind’ bijvoorbeeld) hoort ‘gewoon’ de Gooise r terug. Er zijn dus geen daadwerkelijke Brabanders aangetrokken voor ‘Herbergier gerstebier’, maar een aantal kinderen uit de omgeving van Hilversum zong voor de gelegenheid met een gefingeerde zachte g.

‘Herbergier gerstebier’ laat zien dat het team van KvK niet echt aanvoelde hoezeer de Gooise r voor sommige Nederlanders een symbool is van elitarisme, van randstedelijke arrogantie en van de ‘kaasstolp’ die het Nederlandse omroeplandschap is. Omdat er geen daadwerkelijke Brabanders meezongen aan het liedje, lijkt de liedregel ‘Hoe we praten is normaal’ zelfs vooral over het Goois te gaan. Maar voor wie in Drenthe of Limburg woont is het randstedelijke praten allerminst ‘normaal’. Zolang het accent van de koorkinderen geen dwarsdoorsnede is van de talloze accenten die gangbaar zijn in Nederland, zal de discussie over het elitaire karakter van het programma vermoedelijk niet verstommen. En terecht.