
Gary Younge is schrijver en journalist, bekend van de Britse krant The Guardian. Op een overmoedige dag schrijft hij een artikel dat zo begint: ‘Dit is zelfmoord. Als zwarte, geëngageerde schrijver kan ik net zo goed meteen mijn eigen in memoriam schrijven, of mezelf veroordelen tot een volstrekt isolement. Want mijn woorden zullen zeker tegen me worden gebruikt en als bewijslast gelden, nu, of op een later tijdstip. Maar het is niet altijd mogelijk eigentijds en modieus te zijn. Laat maar zitten ook. Het is tijd dat iemand het eens opneemt voor Uncle Tom.’
Dat zijn grote woorden, ze lijken overdreven en ook behoorlijk melodramatisch. Maar als zwarte journalist, die al jaren deel uitmaakt van de Britse (en Amerikaanse) kwaliteitspers, met ouders die ooit de sprong waagden van Barbados naar het Britse ‘Moederland’ en met een ruime ervaring als het gaat om raciale en etnische kwesties, weet hij hoe ongelooflijk gevoelig het onderwerp ligt. ‘Uncle Tom’, het personage dat bedacht werd en beschreven door Harriet Beecher Stowe, eerst in een feuilleton in The National Era, een antislavernijkrant, later in een roman uit 1852, die steeds minder mensen hebben gelezen, maar die iedereen van naam kent: Uncle Tom’s Cabin; or, Life among the Lowly, zoals de volledige titel luidt. Het boek dat de geschiedenis in ging als het opzienbarende protest tegen de slavernij van een Amerikaanse, diep religieuze blanke vrouw.
De legende wil dat Beecher Stowe met haar roman zo ongeveer eigenhandig de aanzet gaf tot de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) tussen de ‘vrije’ noordelijke staten van de Unie en de zuidelijke, slavenhoudende staten van de Confederatie. President Lincoln zou de volgende woorden hebben gesproken toen hij in 1862 Beecher Stowe ontmoette: ‘So you are the little woman who wrote the book that started this great war.’
Apocrief of niet: het geeft het enorme gewicht aan van Beecher Stowe’s boek voor het beëindigen van de Amerikaanse slavernij. Zij heeft miljoenen (blanke) Amerikanen, vooral in het noorden, overtuigd van de gruwelen die in hun eigen land, onder hun eigen wetgeving plaatsvonden. Wat filosofen, politici en redenaars niet lukte, kreeg deze pamflettist gedaan – want haar kwaliteiten als literator mogen in twijfel worden getrokken.
Datzelfde boek zou een eeuw later sentimenteel worden genoemd, en drakerig, en nog weer later gold het als onhoudbaar paternalistisch en ronduit racistisch. Dat is in tegenspraak met de nobele bedoelingen waarmee Beecher Stowe haar held Tom heeft opgezadeld. Het lijkt erop dat het romanpersonage Uncle Tom zich in de loop van de tijd los heeft gemaakt van zijn literaire setting en een eigenstandig personage is geworden, dat te pas en te onpas kan worden aangehaald – en allang niet meer uitsluitend op literaire bijeenkomsten.
‘Uncle Tom’ is het ultieme verwijt dat zwarte mensen andere zwarte mensen kunnen maken. Het gaat om de beschuldiging van groepsverraad, een gebrek aan loyaliteit. De Uncle Toms van de wereld doen hun uiterste best in de smaak te vallen bij de niet-zwarte bevolking. Of zoals de Nederlandse versie van Wikipedia plompverloren meldt: ‘Uncle Tom is een in de Verenigde Staten gebruikte term voor een Afro-Amerikaan die probeert bij blanken een wit voetje te halen (sic), of die zich anderszins onderdanig opstelt richting blanken.’
Er is verwarring tussen ‘blank’ en ‘wit’ – maar verkeerd is het.
Uncle Tom heeft het zelfs geschopt tot een werkwoord, als in de volgende zin over de gevallen sportheld O.J. Simpson: ‘Most blacks probably feel that O.J. was Tommin it, back then.’
Uncle Tom staat nu te boek als een deemoedig, serviel, onderdanig, lijdzaam en slaafs type; hij is ook een hielenlikker, een onderkruiper, een sell out, een bounty, een kokosnoot en een ‘zwarte man met een wit hart’. Younge spreekt beeldend van een ‘neutralized Negro’ en ‘a non-practicing Black’: dat moet zoiets paradoxaals zijn als een gelovige die praktisch zijn geloof heeft afgezworen.
De Uncle Tom-aantijging beperkt zich allang niet meer tot de Verenigde Staten. Ook in Nederland is sinds een aantal decennia het Tom-verwijt te horen, altijd routineus, en niet alleen zwarte Nederlanders gebruiken het tegen elkaar, ook moslims kennen hun variant van de Uncle Tom: de moslim die de niet-moslims te veel naar de mond praat, naar de smaak van de spreker. In Groot-Brittannië noemde Sadiq Khan, de huidige burgemeester van Londen, ‘gematigde moslims’ een jaar geleden nog ‘Uncle Toms’ – en bood daarna pijlsnel zijn excuses aan.
Hier is sprake van een opmerkelijk fenomeen: een karakter uit een boek wordt het kwade geweten van zwarte Amerikanen, gewoon, in de huis-tuin-en-keuken-taal; daarna verspreidt deze (van oorsprong romaneske) spookverschijning zich over de wereld om de rechtvaardige van de kwaadwillige zwarten te scheiden; de zuivere van de onechte gemengden en gekleurden. En om het helemaal compleet te maken kunnen ook blanken, die zichzelf als progressief beschouwen en ‘in the know’ zijn, zoals dat heet, het Tom-scheldwoord tegen een willekeurig gekleurd of zwart iemand gebruiken, wanneer die niet het gewenste niveau van radicaliteit heeft bereikt. Wijlen Piet Grijs, alias Hugo Brandt Corstius, noemde Ayaan Hirsi Ali prompt een ‘Tante Tom’ toen die zich bij de vvd aansloot. Ikzelf mocht vaak het etiket opgeplakt krijgen – iemand van gemengde afkomst is sowieso al snel verdacht. Uncle Tom is inmiddels gedemocratiseerd, praktisch iedereen kan zich, ja moet zich het verwijt aantrekken.
Maar zeker als je een zwarte journalist bent, zoals Gary Younge, en je breekt voorzichtig een lans voor Uncle Tom, dan speel je met vuur. Dan zet je je huidskleur op het spel, je reputatie en eigenlijk je gehele zwarte identiteit.
Uncle Tom, de creatie van een blanke schrijfster, is de zelfgefabriceerde cipier met wie vooral de zwarte en gekleurde gemeenschap haar ‘eigen’ mensen in het gareel probeert te houden. Fractiediscipline, daar komt het op neer. Zwarte en gekleurde groepsdwang. En iedereen die zwart, bruin of gemengd is, weet waarover Gary Younge schrijft als hij die wat pathetische aanloop neemt – ‘suicide’ – om zijn afwijkende mening te geven: hij loopt gerede kans door zijn kleurgenoten verdreven te worden uit zijn zwarte lichaam, dat hem nu rechtmatig zal worden ontnomen.
Het heeft er alle schijn van dat Uncle Tom inmiddels kan wedijveren met die andere grote vijand: de white supremacist, tegen wie het protest ooit was gericht.

Wat een zeggingskracht heeft die roman van Beecher Stowe toch dat meer dan anderhalve eeuw later ‘haar’ Tom nog in ieders mond bestorven ligt. Maar de vraag is: heeft haar romanpersonage nog veel te maken met de stropop die tegenwoordig wordt opgehangen om, met een vage hint naar het Amerikaanse slavernijsysteem, iemand van serviel gedrag te beschuldigen?
De papieren Uncle Tom van Beecher Stowe heeft niets van het verraderlijke en opportunistische karakter dat nu de Oom Tom-naam omgeeft. Stowe’s Tom is een typisch negentiende-eeuwse, diep christelijke creatie. De ‘negerslaaf’ Tom is sterk en betrouwbaar, hyperverantwoordelijk en zeer gelovig. Niet verwonderlijk, want zijn bedenkster Beecher Stowe was zelf afkomstig uit een bekende predikantenfamilie en volgde enige tijd een theologische opleiding. Al vroeg zette zij zich vanuit haar calvinistische overtuiging in voor de abolitionistische beweging, omdat slavernij in haar ogen in ging tegen de ‘goddelijke moraal’.
‘Tom’ is haar spreekbuis; wanneer Tom, die als slaaf tweemaal verkocht is, op het punt staat te bezwijken aan de mishandelingen die zijn derde, wrede meester hem heeft toegediend, lezen wij: ‘De Heer heeft mij gekocht en zal mij naar huis brengen – en ik wil graag gaan. De hemel is beter dan Kentucky.’
Dat zijn brave praatjes die elke lezer van nu onwaarachtig voorkomen. Sowieso heeft Uncle Tom alle trekken van een heilige, een christelijke martelaar. Interessant is dat Beecher Stowe Tom tot het meest donkergekleurde personage heeft gemaakt van alle mensen in haar boek en dat juist Tom nog het dichtst het christelijk ideaalbeeld benadert. Sowieso is Uncle Tom de eerste Amerikaanse roman met een zwart persoon als hoofdfiguur.
Tom is onder handen van Beecher Stowe uitgegroeid tot de zwarte Jezus die zich opoffert voor anderen en liever dood geranseld wordt dan weggelopen slaven te verraden aan zijn meester. Zo weigert hij te voldoen aan het bevel van zijn Mas’r (meester) om een slavin te ranselen. In zijn zwarte Engels zegt Tom: ‘If you mean to kill me, kill me. But as to my raising my hand agin anyone here, I never shall – I’ll die first.’
Dat klinkt nu zoetig, maar het moet voor het blanke Amerikaanse publiek dat Harriet Beecher Stowe voor ogen stond een schok zijn geweest om de Christus-figuur belichaamd te zien door een zwarte man. Dat was vloeken in een bijkans geheel blanke, Amerikaanse kerk, zowel in het noorden als het zuiden.
In die zin is het boek revolutionair – het ‘blanke’ christendom kreeg ineens kleur, en werd van haar witte vernis ontdaan. Daarmee werd het bijbelverhaal dat bekend staat als ‘de vloek van Cham’ van zijn politieke lading ontdaan: het verhaal waarin Noah de nakomelingen van zijn zoon Cham vervloekt, en bepaalt dat zij ‘de knecht van zijn broers’ zullen zijn. Cham werd gezien als de stamvader van alle bruine en zwarte mensen. Via die uitleg werd het mogelijk het kolonialisme te legitimeren en de slavernij. Ook de apartheid in Zuid-Afrika werd door Afrikaner dominees verdedigd aan de hand van Cham. Beecher Stowe opende de mogelijkheid dat het christendom werkelijk universeel zou zijn.
Uncle Tom, mind you, staat ook voor een onuitstaanbaar goed karakter; hij is de man die altijd weer vergeeft en zelfs bidt voor de slavenmeesters die hem aftuigen. Maar anders dan de overlevering wil doen geloven, is deze Tom allesbehalve een ‘verrader’ of een ‘sell out’. Integendeel: wanneer zijn meester hem dwingt te vertellen waar ‘zijn’ twee weggelopen ‘meiden’ zijn gebleven, antwoordt Tom: ‘Ik weet iets, meester, maar ik kan niets zeggen. Ik kan sterven.’ Waarna Tom zo wordt gemaltraiteerd dat hij kort daarop overlijdt.
Dit is alles behalve het portret van een verklikker – eerder van een dociel man, die zich schikt in het slavenleven, als was het door God zelf gegeven. Beecher Stowe laat Tom beschikken over een bovenmenselijke moraal, die zijn slavenmeesters beschaamt en die andere slaven bemoedigt. Het woord ‘Do Gooder’ doet nog te weinig recht aan het personage. En ook verraadt Tom zijn christelijke principes nooit, net zo min als hij dat met andere slaven doet. Om het modern te zeggen: hij is oneindig ‘solidair’ met zijn soortgenoten, en geeft letterlijk zijn lichaam om dat van lotgenoten te redden. Een heiligenleven – te mooi om waar te zijn. Te godvruchtig om te geloven.
Maar hoe veranderde deze figuur in een spion binnen de zwarte gemeenschap, die als een Judas zijn volk verloochent? Hoe werd Uncle Tom een schimpnaam? Die transformatie kreeg relatief snel zijn beslag: zo’n zestig jaar na verschijning van Uncle Tom’s Cabin is het de radicale zwarte nationalist Marcus Garvey die zich afzet tegen deze romanfiguur en de voorbeeldige zwarte held van zijn sokkel duwt.
Marcus Garvey, geboren in Jamaica, richt een beweging op die uiteindelijk ook veel invloed zal hebben in de Verenigde Staten: de Universal (or United) Negro Improvement Association. Doel is alle ‘negroes’ in Amerika en het Caribisch gebied te verenigen en als één volk vooruit te helpen. Uiteindelijk moeten de zwarten in de diaspora zich opmaken om naar Afrika terug te keren. Garvey geldt wel als de eerste panafrikanist, en heeft grote invloed gehad op de latere Nation of Islam (Malcolm X), de Black Panthers en de Rastafari-beweging.
In 1919 houdt een van zijn volgelingen, dominee George Alexander McGuire, een toespraak op de eerste, druk bezochte conventie van de Amerikaanse Negro Improvement-afdeling. ‘The Uncle Tom N***** has got to go, and his place must be taken by the new leader of the Negro race – not a black man with a white heart, but a black man with a black heart.’ Overal lopen Garvey-sympathisanten rond, met protestborden: ‘Uncle Tom’s dead and buried.’
Terzijde: later zal Garvey veroordeeld worden voor fraude, omdat hij geld heeft ingezameld onder zijn volgelingen, die hebben betaald voor een reis naar Afrika – een reis die door financiële problemen nooit gerealiseerd wordt. Maar deze dominee McGuire getuigt zonder omhaal van zijn afkeer van Uncle Tom, en bevestigt het beeld van de ‘white men’s friend’. Van zwart voorbeeld, symbool van zwart lijden, is Uncle Tom nu getransformeerd tot een volksverrader.
Om enig idee te geven van het succes van Uncle Tom’s Cabin: in het eerste jaar van verschijnen werden er driehonderdduizend exemplaren van het boek verkocht. In tien jaar tijds waren dat er meer dan twee miljoen.
In onze ogen mag de roman onverdedigbaar zijn, met zijn vanzelfsprekende verhouding tussen meesters en slaven en het standsverschil tussen blanken en ‘vrije’ zwarten; vooral in de zuidelijke staten, waar de slavernij gold als een van God gegeven blank voorrecht, werd het boek meteen herkend als gevaarlijk en opruiend.
Er zijn tientallen plagiaatversies verschenen van het boek (copyrights waren nauwelijks geregeld ten tijde van Beecher Stowe). Een van die romans, pro-slavernij, had als titel: Uncle Tom in His Cabin in Virginia and Tom without One in Boston. Ook werd Toms karakter opgevoerd in zogenaamde ‘minstrel shows’, waarbij blanken zich een ‘black face’ aanmaten. (Het verklaart voor een belangrijk deel de weerzin en verbijstering van de Angelsaksische wereld voor ‘onze’ Zwarte Piet.)
De geplagieerde Tom was een andere man dan in het oorspronkelijke boek, alleen uiterlijk al. Deze viriele, grote kerel van ongeveer midden veertig werd omgetoverd tot een grijsaard met wijkende haargrens. Zijn rotsvaste christelijke geloof werd kwezelachtig, zijn opofferingsgezindheid stond voor een gebrek aan ruggengraat, zijn principes werden verkleind tot kinderlijke gezeglijkheid. Uncle Tom werd een uitgesproken schlemiel – een beklagenswaardige figuur die moest verduidelijken dat zwarten niet in staat waren zich als vrije mensen te gedragen. De ‘zuidelijke’ variant van Uncle Tom werd de mascotte van de slavenhoudende staten. Een onnozelaar die onmogelijk zonder een Meester kan.
Het is moeilijk vast te stellen hoe groot de invloed van de ‘bootleg’-Tom is geweest, ook op de zwarte bevolking in het Zuiden, waar zij voor de Burgeroorlog in meerderheid woonden. Het vervalste Tom-beeld zal beslist tot hen zijn doorgedrongen, vaak zonder ooit kennis te hebben genomen van het origineel. Daar komt bij dat na de afschaffing van de slavernij een grote trek ontstond van zwarte Amerikanen van het Zuiden naar het ‘verlichte’ Noorden, de Great Migration. De grote steden daar kregen te maken met een forse ‘migrantenstroom’ en zoals vaker waren het juist de meest kwetsbaren die daartegen in het geweer kwamen: de zwarte burgers die hun positie bedreigd zagen door de achterlijke ‘Southern Negroes’. Al snel werden de zwarte verhuizers collectief aangeduid als ‘Uncle Toms’: die waren bereid onder de prijs te werken, die lieten zich ‘slaafs’ behandelen, zo waren ze het gewend. ‘Southern white folk lovers’ werden ze geringschattend genoemd. De antislavernijkrant The Defender opende in 1911 met de kop: ‘Too Much South.’
De ironie wil dat de zwarte weerzin tegen Uncle Tom voor een belangrijk deel gevoed is door de illegale, verdraaide versie van zuidelijke racisten. In cynische eendracht, ieder met andere motieven en belangen, bouwden zwarte noorderlingen en white supremacists aan het weerzinwekkende beeld van Uncle Tom – de ultieme onderkruiper.

Het is begrijpelijk waarom de goedhartige Uncle Tom, die berust in zijn slavenlot, geen wenkend perspectief belichaamde voor het zwarte Amerika van de twintigste eeuw. Zeker in de bloeitijd van de Civil Rights-beweging was er behoefte aan een radicaal, ja liever nog revolutionair rolmodel. Nat Turner, de zwarte man die in 1831 een slavenopstand leidde in Virginia, waarbij ongeveer zestig blanken omkwamen – ja die. In vergelijking met hem was Uncle Tom een sukkel. Of scherper gezegd: een collaborateur.
En ja, James Baldwin heeft gelijk wanneer hij in 1959 in zijn essay Everybody’s Protest Novel vaststelt dat Uncle Tom’s Cabin ‘onverdraaglijk sentimenteel’ is en eigenlijk geen roman, of een heel slechte. Het is een pamflet, een tendensroman. Uncle Tom zelf is in Baldwins ogen een ‘absurd flat character’ zonder psychologische diepgang of zoiets als een Zelf. ‘Het is precies dat gebrek aan Zelf dat de slavernij vooronderstelt’, schrijft Baldwin. Overigens: alle figuren die Beecher Stowe in haar boek opvoert zijn zo plat als een dubbeltje, of het nu de wrede of welwillende Meester is, de tragische Mulat of de Vrome Veldslaaf. Voor de grote kwestie van het abolitionisme had de schrijfster sjablonen nodig, veel meer dan uitgewerkte romanpersonages. Maar ook moet het Baldwin gestoken hebben dat uitgerekend een blanke vrouw zo beslissend is geweest in de afschaffing van de slavernij – een vrouw die de kwestie niet uit eigen ervaring, maar ‘van buitenaf’ beschreef.
En ook zonder dat de hedendaagse term ‘cultural appropriation’ valt, is die wrevel geheel voorstelbaar – zeker wanneer je bedenkt dat Beecher Stowe zich voor een belangrijk deel liet inspireren door Josiah Henson, een voormalige slaaf die zichzelf vrijkocht en naar Canada vluchtte. In 1849 publiceerde hij het boek met de programmatische titel The Life of Josiah Henson, Formerly a Slave, Now an Inhabitant of Canada, as Narrated by Himself. Beecher Stowe kende hem persoonlijk, als mede-abolitionist en even bewogen christen, en schreef nog een voorwoord bij de herdruk van zijn boek. Maar zij werd wereldberoemd, hij niet. Zij was blank en werd opgemerkt en gehoord. Hij heel veel minder.
Venijniger is Malcolm X wanneer die in de jaren zestig stelt: ‘Precies zoals de vroegere slavenmeester Uncle Tom gebruikte om de veldslaven onder controle te houden, is het nog steeds dezelfde slavenmeester die het beheer voert over Negers die niets meer zijn dan moderne Uncle Toms – om jou en mij onder de duim te houden.’ De Uncle Tom van Malcolm X is van een romankarakter een sociale constructie geworden: een scherm waarop alle zwarte boosheid en woede naar believen kan worden geprojecteerd.
De Britse journalist Gary Younge, de man die de poging ondernam om Uncle Tom te rehabiliteren, is daar verontwaardigd over: ‘Maar ten diepste was het de term Uncle Tom zelf die gebruikt werd om zwarte mensen in het gareel te houden. Zelfs als je het Tom-scheldwoord ziet als een defensieve reactie op racisme, moet je stellen dat mensen die de schimpnaam gemakkelijk van de lippen rolt (…) erop uit zijn om dissidente stemmen binnen de zwarte gemeenschap buiten te sluiten, en wel op puur raciale gronden.’
Niet Uncle Tom zelf, maar de schimpscheut Uncle Tom fungeert in zwarte gelederen als de politieagent die de orde moet bewaren – de orde van de afgedwongen eenheid, waaraan blanke burgers in democratische landen nooit hoeven te voldoen.
Hij heeft onderhand concurrentie gekregen, Uncle Tom. Ik merkte dat een tijdje geleden, toen ik sprak met de zeventienjarige (zwarte) zoon van een vriendin. Hij vertelde me wat hem was overkomen: door twee van zijn klasgenoten was hij in een houdgreep genomen, en daarna bestolen van zijn i-Phone en nieuwe sneakers en nog wat van die dingen die voor een puber zijn hoogst persoonlijke identiteit uitmaken.
‘Maar je kent die jongens… je kunt ze toch aangeven bij de politie?’
Rollende ogen. Wat leefde ik in een onwetend universum. Want zijn belagers waren zwart, net als hij, en dus kon hij niet zomaar naar de politie.
‘Ik ben toch geen snitch!’ En daarmee was Uncle Tom een gepasseerd station, en diende de snitch zich als opvolger aan. Sindsdien, zoals dat gaat, hoor ik steeds vaker het woord vallen. De snitch is een verrader en verklikker, een ‘matennaaier’ in goed Nederlands. Het begrip is afkomstig uit de Amerikaanse maffiawereld, waar de omerta heerst, de zwijgplicht: nooit zal een maffialid een ander lid verraden. Inmiddels is ‘snitch’ een alledaags begrip geworden in de rap en de straattaal, niet alleen in Amerika maar ook hier. Ook nu is er weer een werkwoordsvorm: ‘They said you set him up and you snitched on him to the cops.’
De snitch doet dus aan snitchen, en identificeert zich als lid van een criminele organisatie, waarin het individu niet telt, maar altijd slechts onderdeel is van een groep, of beter gezegd: van een bende. Hier is trouw aan de clan de enige moraal die telt, wat die bende ook doet of uitspookt. Kon je nog stellen dat Uncle Tom stond voor een verschil in politiek en strategie – lijdzaam of gewelddadig verzet, de reformistische aanpak van Martin Luther King versus de revolutionaire van Malcolm X of de Black Panthers; met de snitch zijn al die politieke aspiraties verdampt.
Daarvoor in de plaats is het Gangsta–universum gekomen: een wereld op zichzelf, waar zwarte en gekleurde mensen tot elkaar zijn veroordeeld, en per definitie buiten het gezag staan. Het gezag is altijd wit, ook als het beschikt over gekleurde agenten, zwarte officieren van justitie, bruine rechters et cetera. Gegeven dat feit zijn zwarten en gekleurden niet zozeer burgers van een land, die hun rechten kunnen laten gelden, maar collectief outlaws: mensen die buiten de wet staan, en die geen andere aspiratie kennen dan te overleven.
Het is of de Burgerrechtenbeweging nooit heeft bestaan, het racisme nooit is bevochten en bestreden: er is enkel die arbitraire scheiding tussen gevestigden en buitenstaanders, waarbij kleur bepaalt waar je bij hoort. En eenmaal buitenstaander, altijd buitenstaander. Racisme is een onveranderlijk gegeven, en de zwarte man met te veel blanke vrienden krijgt automatisch de contouren van een snitch. Of de zwarte vrouw die advocaat is. Ambitie, maatschappelijk succes, enige autoriteit? Eigenlijk is iedereen verdacht, want anders dan blanken zijn wij gekleurden geketend aan onze kleur, zoals onze voorouders dat waren aan slavenkettingen.
De scheldnaam Uncle Tom gaf blijk van een bedenkelijke, want racistische moraal. De snitch is erin geslaagd zich van elke moraal te ontdoen. En nee, dat is geen vooruitgang. Om de woorden van Gary Younge te gebruiken: wanneer de snitch de leidfiguur wordt voor zwart, gemengd en gekleurd plegen zij collectief zelfmoord.