
Er zijn natuurlijk genoeg redenen te verzinnen om het helemaal niet over de vakantie van politici te hebben. Hebben politici niet ook recht op vrije tijd en een gezinsleven dat is onttrokken aan het publieke oog? Moeten zij hun privacy inleveren omdat zij ervoor hebben gekozen om de publieke zaak te dienen? Enige rust op z’n tijd komt het functioneren van politici bovendien alleen maar ten goede. Overwerkte, door de waan van de dag opgeslokte leiders verliezen het essentiële vermogen om hoofdzaken van bijzaken te scheiden, zo valt bijvoorbeeld op te maken uit het boek In Sickness and in Power: Illness in Heads of Government During the Last 100 Years van de Britse politicus en medicus David Owen. Niet voor niets adviseerde Barack Obama aan David Cameron, vlak nadat deze premier was geworden, om toch vooral genoeg vakanties te plannen om uit te rusten en na te denken.
Het probleem is echter dat er steeds meer politici zijn die ons lastigvallen met hun vakantie-bezigheden. Neem dezelfde Barack Obama. Het kost hooguit een uurtje research om uit te vlooien waar, hoe en met wie hij in de afgelopen zes jaar zijn vakantiedagen heeft doorgebracht. Ongeveer ieder uur van zijn vakantie is op de gevoelige plaat vastgelegd. We zien onder meer foto’s van Obama met baseballpet terwijl hij een ijsje eet, Obama die in een Chicago Bulls-outfit basketbal speelt, Obama die in korte broek wandelt met zijn dochter, Obama op de golfbaan en natuurlijk Obama die in zijn blote bast in de Hawaiiaanse branding loopt. Sinds Ronald Reagan met een cowboyhoed op journalisten op zijn ranch verwelkomde, is een publieke vakantie part of the job voor Amerikaanse presidenten. Ver weg van het karakter bedervende Washington kunnen zij zich overgeven aan oer-Amerikaanse bezigheden als basketballen, paardrijden op de ranch, surfen of barbecuen om zich weer even ‘Amerikaan’ te voelen. De vakantie is een noodzakelijk reinigingsritueel dat in alle openbaarheid moet worden beleefd.
Zo ver zijn we in Europa nog niet. Toch is ook hier de grens tussen publiek en privé van politici al enige tijd aan het vervagen, met alle gevolgen van dien. Zo zien tal van (mannelijke) regeringsleiders er in navolging van Obama geen been in om zich tijdens hun vakantie in hun zwembroek te laten fotograferen. Daardoor kennen we van Elio di Rupo, Nicolas Sarkozy, Silvio Berlusconi en Tony Blair inmiddels meer dan negentig procent van hun naakte lichaam. Op het eerste gezicht lijkt hier misschien sprake van het soort exhibitionisme dat past bij het type (narcistische) persoonlijkheid dat zich tot de politiek aangetrokken voelt.
Volgens de Duitse historicus Thomas Mergel moeten de zwembroekfoto’s van politici echter juist als een vooruitgang worden beschouwd. In 2011 betoogde hij in een lezing voor het Duitsland-Instituut namelijk dat de acceptatie van zwembroekfoto’s van politici een maatstaf voor het democratisch gehalte van een land is. Hoe ‘normaler’ een politicus zich kan voordoen, hoe beter het er met de democratie voor staat. Zijn voornaamste bewijs is de ophef die in de Republiek van Weimar ontstond naar aanleiding van een foto uit 1919 van de Duitse president Friedrich Ebert in zwembroek.
Daarmee bracht de kort tevoren gekozen sociaal-democraat volgens velen de waardigheid van het ambt en het aanzien van de jonge democratie in het geding, een reactie die volgens Mergel het gebrek aan democratische gezindheid van het toenmalige Duitsland typeerde.
Toch waren het in de daaropvolgende jaren juist ‘sterke mannen’ als Benito Mussolini, Mao Zedong en meer recent Vladimir Poetin die zich met ontbloot bovenlichaam in de openbaarheid vertoonden. De opmars van de zwembadfoto lijkt dan ook niet zozeer een teken van democratische gezindheid als wel een gevolg van wat doorgaans de personalisering van de politiek wordt genoemd: het idee dat politiek meer dan ooit om personen en minder om programma’s en partijen draait. Kiezers zouden zich in hun keuze tegenwoordig vooral laten leiden door de indruk die ze hebben van de persoon van de politicus en minder door de standpunten van een partij.
Hoewel uit kiezersonderzoek blijkt dat dit maar in zeer beperkte mate het geval is, heeft deze theorie het gedrag van politici in ieder geval sterk beïnvloed. Meer dan ooit proberen politici tegenwoordig behalve hun standpunten ook hun sympathieke, authentieke ‘persoonlijkheid’ te slijten. In interviews en ook via sociale media als Twitter en Facebook maken zij de kiezer deelgenoot van allerlei op het oog politiek weinig relevante privé-zaken als het gezinsleven, de persoonlijke hobby’s, de favoriete Deense televisieserie, de strijd tegen de kilo’s of de verrichtingen van het eigen voetbalteam.

ook in het verleden zijn er natuurlijk genoeg voorbeelden van politieke leiders die hun persoonlijke hobby’s uitventten, zoals Winston Churchill met zijn schildersezel, Helmut Schmidt achter de vleugel en in Nederland natuurlijk Dries van Agt op zijn eeuwige wielrenfiets. Maar de politisering van het persoonlijke lijkt zeker sinds de introductie van Twitter en Facebook een nieuw stadium te hebben bereikt. Zo zijn we in Nederland alleen al in de afgelopen maanden geconfronteerd met de liefdesbaby van Fleur Agema, een macarana dansende Alexander Pechtold, de publieke ontlading van Frans Timmermans bij de promotie van ‘zijn’ voetbalploeg Roda JC en de vreugde van verschillende Kamerleden omdat Netflix een nieuwe serie afleveringen van House of Cards heeft besteld.
Een politieke cultuur waarin de persoon achter de politicus zo belangrijk wordt gemaakt maakt politici enerzijds misschien ‘normaler’, anderzijds maakt het ze ook extra kwetsbaar. Als de persoon achter het standpunt net zo belangrijk wordt geacht als het standpunt zelf zal immers niet alleen het standpunt maar ook de persoon kritischer tegen het licht worden gehouden. Het verwijt dat leer en leven niet met elkaar in overeenstemming zijn, ligt dan al snel op de loer. Afhankelijk van de aangehangen ideologie worden gezinsleven, banksaldo, rijgedrag en schoolkeuze voor de kinderen daarmee relevante politieke feiten. Dat geldt ook voor de vraag waar, hoe en hoe lang politici op vakantie gaan.

Het begint al bij de vakantiebestemming. Moet een politicus die het eigen land een warm hart toedraagt – en welke politicus doet dat niet? – niet eigenlijk ook in eigen land op vakantie? Waarom zou je naar het buitenland gaan als je over het eigen land in de laatste verkiezingscampagne nog uitvoerig de loftrompet hebt gestoken? Kinnesinne? Niet in veel van de ons omringende landen waar de ‘staycation’ al enige jaren de norm is voor politici. Zeker in tijden van crisis verwacht in ieder geval een deel van de pers van politici een ‘voorbeeldfunctie’ en daarbij hoort een bescheiden vakantie in eigen land. Om die reden beperkt David Cameron zich al enkele jaren tot gezinsuitjes in Cornwall (niet toevallig ook de favoriete vakantiebestemming van Margaret Thatcher), wandelt Angela Merkel in de Duitse Alpen en viert François Hollande vakantie in een door de Franse staat aangekocht zomerverblijf in Bregançon.
Aanvankelijk drong Hollande er ook bij zijn kabinetsleden op aan om het goede voorbeeld te geven en in eigen land te blijven. Ook in dat opzicht wilde Monsieur Normal breken met zijn voorganger Nicolas Sarkozy, wiens regeerperiode soms een aaneenschakeling leek van luxueuze vakanties in mondaine oorden met Carla Bruni aan zijn zijde. Bovendien hadden verschillende ministers uit zijn kabinet opzien gebaard door iets te gretig gebruik te maken van de gastvrijheid en generositeit van dictators als Mubarak en Ben Ali. Niet ‘Air France’ maar ‘Air Dictature’ leek de geliefde vliegmaatschappij voor Franse bewindslieden geworden, smaalden linkse media.
In Duitsland is de bevolking tegenwoordig beter bestand tegen foto’s van politici in zwembroek. Zelfs de publicatie van een (stiekem gemaakte) foto van Helmut Kohl in zwembroek bracht de Duitse democratie niet meer aan het wankelen. Wel stelt de door Mergel gesignaleerde ‘normalisering’ van gezagsdragers andere grenzen aan wat politici zich op vakantie kunnen veroorloven. Vooral linkse politici wordt regelmatig een Doppelmoral verweten. Zo werd in de tijd dat Gerhard Schröder bondskanselier was wel gesproken over de ‘Toskana-Fraktion’, naar de generatie babyboomers in de spd en de Grünen met fraaie vakantiehuisjes in het Italiaanse Toscane. Ver van de kritische blikken van Bild Zeitung en Bondsdag zouden deze Luxus-Linker tijdens weelderige met chianti overgoten diners staatszaken bespreken en allerlei deals sluiten. Toen Schröder in 2003 met veel misbaar zijn vakantie naar Italië afzegde uit protest tegen anti-Duitse opmerkingen van een Italiaanse staatssecretaris leek dat ook bedoeld om van zijn imago van Toskana-Sozialist af te komen. Die zomer liet Schröder zich fotograferen terwijl hij als een echte sociaal-democraat in zijn tuin werkte ‘im heimischen Hannover’.

In Nederland zijn de vakanties van politici tot nu toe minder gepolitiseerd dan in Duitsland, Frankrijk of de Verenigde Staten. Een oproep om in eigen land op vakantie te gaan is tot dusverre alleen gedaan door staatssecretaris van Economische Zaken Frank Heemskerk in 2009. Zelf ging Heemskerk die zomer naar Terschelling, maar veel van zijn collega-bewindslieden gaven uiteindelijk de voorkeur aan een vakantie in het buitenland zonder dat de pers daar schande van sprak. Van zowel Balkenende (op het strand) als Mark Rutte (op de boot bij Jort Kelder) zijn korrelige zwembroekfoto’s bekend, maar het initiatief daartoe kwam niet van henzelf.
De terughoudendheid van onze media en politici staat in schril contrast met de luidruchtige reacties die op Twitter te vinden zijn bij begin en einde van ieder parlementair reces. ‘Hoe durven politici 8 weken op vakantie te gaan terwijl het land in brand staat, er 700.000 werklozen zijn!!’ Dat reces hetzelfde is als vakantie blijft een hardnekkig misverstand. Tegenwoordig proberen veel politici die indruk weg te nemen door hun volgers tijdens het parlementair reces bijna dagelijks op de hoogte te houden van hun drukke agenda. Zo leren we onder meer dat SP-Kamerlid Paul Ulenbelt tijdens de kerstvakantie ‘met chauffeurs op pad’ is geweest, dat vvd-Kamerlid Ronald Vuijk in militair uniform deelnam aan een oefening van de Pantsercompagnie 112 en dat Ard van der Steur als Kamerlid vorig jaar met eigen ogen heeft gezien hoe ‘dagvers brood’ op transport naar de afnemers ging.
Een ander beproefd middel om de buitenwereld te laten merken dat er gewoon wordt doorgewerkt is dreigen om de Tweede Kamer en bewindslieden te laten terugkeren voor een spoeddebat. Vooral erkend workaholic Geert Wilders en de nimmer versagende SP-fractie verstoren graag de zomerrust van hun collega-parlementariërs. Meestal komt het er niet van, maar zowel bewindslieden als fractieleden dienen er wel permanent rekening mee te houden dat ze mogelijk spoorslags naar Den Haag moeten. Doen zij dit niet, dan is hoon hun deel, zoals de GroenLinks-fractie in augustus 2011 merkte. Bij het spoeddebat over de eurocrisis bleek de helft van de GroenLinks’ers nog met vakantie. ‘Strandpartij’, schamperde Geert Wilders tot grote hilariteit van de Tweede Kamer.

Het politieke kerkhof ligt vol politici die tijdens hun vakantie plots onmisbaar bleken. Zo zal de naam van pvda-voorzitter Marianne Sint wel eeuwig verbonden blijven aan haar verzuim om direct haar fietsvakantie af te breken toen in 1991 in de pvda de wao-crisis uitbrak. Hoewel ze daarvoor acceptabele privé-redenen kon aanvoeren, werd ze vervolgens door de partijtop als zondebok geslachtofferd. De positie van minister van Binnenlandse Zaken Johan Remkes wankelde eveneens omdat hij tijdens zijn kerstvakantie in Thailand op het strand bleef liggen terwijl in een ander deel van het land de tsunami duizenden slachtoffers had gemaakt. Dat de termen crisis en noodsituatie aan inflatie onderhevig zijn, merkten de burgemeesters Jozias van Aartsen (Den Haag) en Aleid Wolfsen (Utrecht). Beiden kregen de wind van voren omdat zij niet direct hun vakantie hadden afgebroken nadat hun stad zwaar was getroffen door respectievelijk een lichtelijk uit de hand gelopen demonstratie in de Schilderswijk en het vrijkomen van asbest in een flat in Kanaleneiland.
Dankzij de mobiele telefonie is er geen enkel excuus meer mogelijk voor de politicus op vakantie. Daarbij geldt de vuistregel dat terugkeren voor een storm in een glas water altijd beter is dan verder als een strandpoliticus door het leven te moeten gaan. Welke gevolgen dit heeft voor het gezinsleven van politici kan later worden vernomen in roddelblad én tegenwoordig ook kwaliteitskrant.
Wat dat betreft hadden politici het vroeger makkelijk. Zo was premier Joop den Uyl in de zomer van 1974 een tijdlang letterlijk onvindbaar tijdens zijn vakantie in Portugal. In samenspraak met het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken ging de Portugese politie naarstig op zoek naar de Nederlandse premier. Uiteindelijk werd Den Uyl op een camping nabij Lissabon gevonden terwijl hij volgens de overlevering in zijn korte broek sardientjes aan het bakken was.
Beroemde vakantie-oorden
Ook onder politici heb je de liefhebbers van vakanties in de bergen en die van vakanties aan zee. Tot die eerste categorie behoorden bijvoorbeeld politiek leiders als Abraham Kuyper en Pieter Jelles Troelstra, die graag naar Zwitserland gingen, maar ook Adolf Hitler. Diens Adelaarsnest in Berchtesgaden is waarschijnlijk het meest beroemde buitenverblijf van een politicus.
De Sovjet-elite hield daarentegen meer van de zee, de Zwarte Zee welteverstaan. De zuidkust van de Krim stond bekend als de Sovjet Rivièra en herbergt nog steeds veel datsja’s van belangrijke politici en zakenlieden. De Amerikaanse Krim heet Martha’s Vineyard, een eiland voor de kust van Massachusetts. In navolging van eerdere Democratische presidenten als Franklin D. Roosevelt, John F. Kennedy en Bill Clinton viert ook Barack Obama er geregeld vakantie.
Vanwege het progressieve, Democratische imago van het vakantie-eiland raadde campagne-adviseur Dick Morris Bill Clinton aanvankelijk aan om zich niet op Martha’s Vineyard te vertonen maar om te gaan vissen in de bergen. Nadat hij eenmaal was herkozen borg hij zijn hengel op en ging weer gewoon naar Martha’s Vineyard. Of dat dit jaar weer het geval is, hangt waarschijnlijk af van de adviezen van Hillary’s campagne-adviseur.