Hans van Manen en Erwin Olaf © NTR

Oude meesters kunnen niet genoeg geëerd worden, maar we blinken daar niet in uit. Mooi dus als meesterfotograaf, zestiger, het talent viert van meesterchoreograaf die negentig wordt. U herkent wellicht het signalement van Erwin Olaf en Hans van Manen. Bezegeling van een bijna veertigjarige vriendschap, begonnen met een foto die de piepjonge fotograaf in 1983 maakte van de gevestigde choreograaf voor een COC-blad. Waarbij fotograaf tijdens huisbezoek omvergeblazen werd door de imposante fotocollectie van choreograaf (denk Mapplethorpe), die ook nog eens zelf geweldig fotografeerde.

Gedeelde kunstmin, dito beeldend talent, (h)erkende genialiteit, begin van vriendschap – het kan niet op. Van Manen schept niet langer, noch in fotografie, noch in ballet – moet daar zelfs niet meer aan denken – maar reist rond om overal het grote oeuvre (Wikipedia komt tot ver over de honderd choreografieën) in nieuwe uitvoeringen te bewaken. Met onverminderd scherp en streng oog. Zo zien we hem nu ook in hun gezamenlijke project. Om uit de talloze gefilmde balletten beelden te kiezen die de potentie van een foto in zich dragen. Foto van iets wat je in de zaal of op de buis nooit zo op het netvlies krijgt, omdat het ingezoomde details zijn – gekaderd door het fotografenoog van de één, daarbij intensief geholpen, gecorrigeerd, gestuurd door het choreografenoog, dat tegelijk duidelijk ook nog altijd fotografenoog is, van de ander. Die samenwerking, afwisselend bij Van Manen thuis en met heuse, jonge dansers in Olafs studio, is in vijf delen van een klein kwartier door Joost van Krieken vastgelegd in Erwin Olaf eert Hans van Manen – wat waardig televisie-eerbetoon is aan hen beiden; en een cadeau aan ons van de NTR. In elk deel staat één ballet centraal.

Het begin zet de toon. Hans: ‘Ik ken Erwin al heel lang; uiteindelijk weet hij precies wat hij wil en daar moet je hem niet in storen.’ Erwin prompt met lachje over Hans: ‘Wat hij dus wél doet.’ Dat is de eerste rode lijn in vijf hoofdstukjes, want Erwin mag veel, als Hans het maar goed vindt. En dat vindt hij niet gauw. Zijn (gelukkig) regelmatige ‘prachtig’ als Erwin hem afdrukken toont, wisselt hij tijdens Erwins arrangeren van danserslijven en tijdens diens geklik met de camera even vaak af met onverbiddelijk ‘nee, nee, nee’-geroep. Het kan om millimeters gaan in de houding van hand, been, nek; in wat net wel, net niet binnen beeld valt; maar soms ook om haast principiële kwesties. Het woord dansfoto wordt door beiden met lichte walging uitgesproken, want het gaat ze hier om iets wezenlijk anders. Geen eerste of tweede positie; geen still uit een duidelijke sprong, maar een haast gebeiteld beeld, gesneden uit een veel groter geheel, waarin hand, arm, been, schouder, of hand van één op buik van ander een zelfstandig kunstwerk worden. Herkenbaar nog maar tegelijk soms al haast abstract. Fotografie als beeldhouwwerk. Wat dat principiële betreft: juist om de te directe associatie met dans(foto) te vermijden gooit Erwin de knuppel in het hoenderhok (zijn eigen woorden): ‘Naakt.’

‘Liever niet’, begint Hans, schijnbaar ruimte latend. ‘Heb wel dingen naakt gedaan, maar in 1971 al.’ Een niet al te inhoudelijke reactie, dunkt me. Gevolgd door: ‘Daar sta ik niet voor open.’

Erwin: ‘Dan zijn we dus altijd gebakken aan kostuums.’

Hans: ‘Mijn heilige overtuiging: geen piemels.’ Niet dat hij iets tegen piemels heeft, voegt hij grappend toe, ‘maar hier hángt-ie zo.’

Blijkt het jonge dansers-stel, dat hier op de foto moet, net getrouwd. Je bedenkt het niet

‘Mag ik ermee experimenteren?’ houdt Erwin vol. ‘Ik krijg er geen speld tussen’, zegt Hans. Geheel bezijden de waarheid, want Erwin ziet toch van het naakt af. Niet mokkend, maar uiteindelijk overtuigd. Zoals hij in zijn eigen fotografie in decennia van het barokke steeds meer naar gestileerd en ingehouden is gegaan, zo gaat hij ook in dit project terug naar de essentie. ‘In het leven zijn dat je vrienden; in fotografie terug naar het hele kale dat Hans in zijn balletten altijd heeft, ontdaan van sentiment en barokheid.’

Fascinerend te zien hoe beider mierenneukerij (althans in je eigen lekenoog) elke keer toch weer tot iets leidt wat net nog weer mooier, raker is dan voorgaande beelden waar je zelf onmiddellijk mee akkoord was gegaan. Het is hetzelfde effect dat goede masterclasses in muziek opleveren: de maestro breekt in, geeft commentaar dat voor luisteraar of kijker deels geheimtaal is – maar de luisterende pupil hervat en, verdomd, het is net iets beter, mooier. Erwin en Hans zijn hier gelijkwaardig, maar Hans is net iets gelijkwaardiger, om met Orwell te spreken. Al zal dat ook zijn door het respect van de jongere voor de oudere. In wiens stem en toon alleen al een absoluut gezag verankerd ligt – gezag dat in de balletwereld misschien nog wel sterker geldt dan in andere kunstdisciplines. Was de autoritaire Sonia Gaskell niet grondlegger van Nederlands kwaliteitsballet?

We zien zo dus een fotoreeks tot stand komen, uitmondend in boek en expositie, maar de bijvangst onderweg is gigantisch. De bijkans negentigjarige gaat, al werkend, van sigaret naar sigaret; van wit naar rosé en weer terug. Zijn partner Henk van Dijk (briljant videomaster ‘die dans geheugen gaf’) is overal stilletjes bij en het is ontroerend hoe Henk, als Hans zich enthousiast naar het podiumpje haast om de houding van danser of dansers millimeters te corrigeren, of de vrouwenhand op het kruis van de man bij te sturen (‘die hand betekent zo niks’), vlak bij hem blijft om altijd dreigende wankeling niet in val te laten resulteren. Er is het liefdevol jennend getiktak tussen foto- en choreograaf. Er zijn korte nagesprekjes tussen regisseur Van Krieken en Olaf. ‘Wanneer is een foto goed?’ Stralend: ‘Dat voel ik in mijn kruis. Weet niet wat het is: een kick door je hele lichaam. Je drukt in en je weet het: nu zijn we begonnen.’

Want ja, het kruis weet sowieso wat. Aflevering drie heet Sexy. We zien een stukje interview met Van Manen uit 1979 (ook zo leuk – archieffragmenten tussendoor). De interviewer vraagt of hij het eens is met de term ‘serene erotiek’ als kenschets van zijn werk. ‘Wat is dat? Het zal wel sensueel zijn, dat hoop ik althans. Dan krijg je al gauw serene erotiek. Al weet ik niet wat dat is.’ Dit lezen is beduidend minder leuk dan het zien: het zwijgen; het uitdagend aankijken van de vraagsteller; het gigantische zelfbewustzijn, het licht pesterige. Dat lijkt me Van Manen ten voeten uit: polemisch als een straatvechter, aards, wars van chique flauwekul en tegelijk grootmeester. En prompt zien we in het nu in de studio de danseres die het mannenhoofd in haar onderbuik duwt. Maar tegelijk is er meer. Van Manen: ‘Nou ja, ze draait hem toch zijn nek om – met het kruis heeft dit niks te maken.’ Eros, ja, maar dus ook spel, uitdaging en macht. Tussen man en vrouw, man en man, vrouw en vrouw. Blijkt het jonge dansers-stel, dat hier op de foto moet, net getrouwd. Je bedenkt het niet. Olaf in het nagesprekje: ‘Een foto is sexy op het moment dat het heel veel suggereert maar eigenlijk niks loslaat.’

Nog een keer het kruis. Het vermaarde moment in Sarcasmen (1981): wereldster Rachel Beaujean grijpt wereldster Clint Farha bij de ballen. Sensatie. Zie Hans genietend vertellen hoe hij Rachel instrueerde wat en hoe te doen – verbluft was ze. En hoe verbluft Clint was toen het gebeurde. Met veelkoppig premièrepubliek verbluft in de zaal, neem ik aan. Dat Sarcasmen-repertoire ligt bepaald niet aan wat een gimmick lijkt (maar het niet is), maar aan de immense kracht van deze pas de deux. Over Beaujean gesproken: van dansmuze tot artistiek directeur bij Het Nationale Ballet en hier in de studio bij het fotoproject betrokken. Hoedster van de Van Manen-erfenis door net als Hans overal ter wereld nieuwe instuderingen te bewaken. Met een oog dat even scherp blijkt als dat van de twee vrienden. Ze corrigeert overtuigend mee. Er is een prachtig moment waarbij Olaf een iconisch beeld met een danseres sandwich-liggend tussen twee dansers uit Kleines Requiem (1996) interpreteert als een winnende en verliezende man. Beaujean: ‘Hans heeft geen winnaars en verliezers.’ Toevallig hoorde ik haar in het Radio-4-programma Opium over de Van Manen-viering. Ze beschreef hoeveel vertrouwen ze kreeg doordat Hans zich niets aantrok van het feit dat ze een vrouw van vlees en bloed was, met een lichaam afwijkend van het ballet-ideaal. Als je ziet wat dat aan geweldigs opleverde besef je nog meer hoe geniaal die non-conformist was. En is.

Ten slotte: als ik de suggestie wek veel van dans en fotografie te weten – niets is minder waar. Door de geweldige fragmenten uit ‘historische’ uitvoeringen vroeg ik me weer af waarom ik wel naar toneel, concert en opera ging maar zelden naar dans. Terwijl dat adembenemend kan zijn. Zelfs op de televisie, de plek waarop ik het dus wel zie. Van alle podiumkunsten is ballet zonder meer de meest televisiegenieke. Al krijg ik de indruk dat we het steeds minder vaak te zien krijgen. Misschien wel doordat het vroegere Podium plaatsmaakte voor Podium Witteman, louter aan muziek gewijd. Winst (want prachtprogramma) en verlies ineen. Ook al doordat geen omroep behalve de NTR aan dans doet, deed. Nu dus, in andere context dan dat van de integrale uitvoering, eventjes weer wel. Hier is de context: foto. En dus niet dansfoto. De serie sluit af met een foto van twee diep buigende mannen, als in het theater dankend voor applaus. Breekbare Hans en anders breekbare Erwin naast elkaar, hand in hand. Het ontroerde me. Dit stuk dan maar, als eenmansovatie.

Joost van Krieken (regie), Erwin Olaf eert Hans van Manen, NTR, vijfdelige miniserie, zondagen van 5 juni tot en met 3 juli, NPO 2, 22.00 uur. De eerste aflevering op NPO Start