Teun Hocks, Zonder titel, 2010. Olieverf op getinte zwart-witfoto © Stedelijk Museum Breda

In de serie Hollandse Meesters maakte Pieter Verhoeff in 2011 een gefilmd portret van Teun Hocks (1947), aan het werk. Hij schildert eerst een groot decor, zoals fotografen dat vroeger hadden voor de achtergrond van hun stijve portretten: een Italiaans landschap, de Zwitserse Alpen, een Griekse tempel. Hij stoffeert dat vervolgens met ouderwetsige rekwisieten: een lederen koffer, een gieter, een hengel, een schepnet, een knapzak, een hark, een stokpaard, een accordeon, een orgel, een klarinet, een buikspreekpop, een opgezette uil, al naar gelang. Daarin plaatst Hocks zichzelf, steevast gekleed als een onbenullige kantoorman in een eenvoudig pak, en hij organiseert zo een klein tableau vivant: de man houdt een maansikkel aan een touwtje, staat met een tennisracket in de sneeuw, kijkt uit over de oceaan naar een stoomschip terwijl uit zijn pijp een forse rookkolom oprijst. Van deze scène maakt hij een zwart-witfoto op groot formaat, die hij vervolgens met kleur inschildert, zoals dat vroeger met prentbriefkaarten gebeurde. Er gaat voor Verhoeffs camera het een en ander op een goedmoedige Tommy Cooper-achtige manier mis. Er wordt gelachen; er wordt vrijwel niets gezegd. Hocks laat weten dat het beeld het werk moet doen.

Hocks’ kunstenaarschap ontwikkelde zich eind jaren zestig op de Sint-Joost Academie in Breda in de geest van Fluxus en de ‘performance’, maar dat bleek voor Hocks allemaal veel te ernstig, naar eigen zeggen. De vorm die hij vond is relativerend, niet-hoogdravend, maar wel met een heel directe uitwerking, zoals een illusionist in een ouderwets theatertje met een enkel gebaar kan doen vergeten dat de hele zaak van beschilderd karton aan elkaar hangt. Zijn overzichtstentoonstelling toont het een en ander van het vroegere werk, en daaruit blijkt al een liefde voor het eenvoudige trucwerk dat je met een camera kunt uithalen. Er is een foto die Hocks’ vader in 1925 fabriekte waarin hij (de vader) zichzelf onder schot houdt. Er zijn veel van de grotere, voldragen schilderijen; men laat ook zien dat het eenmanstheater voortkomt uit honderden terloopse tekeningetjes, kleine cartoons van mannetjes in surrealistische toestandjes. In zichzelf zouden die, wat mij betreft, in The New Yorker niet misstaan.

Stefan Kuiper en Gustaaf Peek portretteerden Hocks in dit blad, in 2008. Ook toen memoreerde Hocks dat hij vooral plezier heeft in de verwarring die hij schept, en daar noemde hij zelf Tommy Cooper. De tentoonstelling in Breda reikt de vergelijking aan met Charlie Chaplin, Buster Keaton en Jacques Tati, en dat klopt ook wel. De situatie is steeds anders, maar de hoofdpersoon blijft altijd onverstoorbaar deadpan dezelfde; de verbazing over wat hem overkomt blijft bij hemzelf, terwijl bij de kijker behalve de lach ook grote sympathie wordt opgewekt voor die clowneske Alleman, die onhandige zoeker.

Van vroeg tot laat – De voorstellingen van Teun Hocks, Stedelijk Museum Breda, t/m 10 juni; stedelijkmuseumbreda.nl. Dag in, dag uit, nieuw werk van Hocks, Torch Gallery Amsterdam, van 23 februari t/m 30 maart. hollandsemeesters.info