Jakob van Domselaer is de enige componist die zich serieus in de ideeen van De Stijl heeft verdiept en die heeft geprobeerd een muzikale variant op het neoplastische in de beeldende kunst te vinden. Vermoedelijk zal zijn verblijf in Berlijn, waar hij als twintigjarige zijn pianostudie voortzette, hem op een nieuw spoor gezet hebben. Daar vertoefde hij in de kringen rond Busoni en Schonberg, die zijn fantasie en ontdekkingszucht zeker geprikkeld zullen hebben.
Een jaar later, in 1912, vertrekt Van Domselaer naar Parijs waar hij Piet Mondriaan leert kennen. De twee raken dermate bevriend dat Mondriaan bij terugkeer in Nederland een kamer huurt in het huis van het echtpaar Van Domselaer in Laren. De discussies die de twee met elkaar en met tal van andere kunstenaars voeren, draaien om de vraag hoe een ‘universele objectieve kunst’ te bereiken. Waar Mondriaan in zijn vele geschriften ook een zeer abstracte theorie over neoplastische muziek ontwikkelde, sloeg Van Domselaer in 1913 daadwerkelijk aan het componeren.
In zijn Proeven van Stijlkunst, die nu door pianist Kees Wieringa op cd zijn gezet, vertaalt Van Domselaer zijn ideeen over ‘het horizontale’ en ‘het verticale’ ofte wel ‘de gang’ (de melodie) en ‘het staande’ (de harmonie) in een verbijsterend visionaire muziek. De meest extreme deeltjes uit de negen Proeven verwijzen rechtstreeks naar de radicale muziek van dit moment die wel de ‘Haagse School’ wordt genoemd (Louis Andriessen, Diderik Wagenaar of de muziek van Loos).
Al in de tweede Proef uit 1914 is het raak: de piano zet een kale, uitgeklede melodie in die het begin van een fuga lijkt. Het verschil met een fuga is echter dat deze melodie geen antwoord krijgt van een tegenstem, maar zijn eenzame ontdekkingsreis dapper voortzet. Hier en daar klinkt een voorzichtig contrapunt, maar het stuk als geheel is desolaat en eindigt met beukende, zure akkoorden.
In de nummers IV en V klinken akkoorden die bijna van elke versiering ontdaan zijn: onverstoorbaar schrijden ze voort, terwijl de messcherpe attaque, de gereserveerdheid en het ontbreken van elke overbodige noot een enorm dramatische kracht aan de muziek verleent. Dit geldt in verhevigde mate voor nummer V, waarin de akkoorden nog priemender lijken en de quasi-oplossingen die op elke harmonie volgen de spanning opschroeven. Naarmate de Proeven vorderen haalt Van Domselaer steeds zwaarder geschut uit de kast: met name de dissonanten worden steeds scherper en gemener. Hoewel niet alle stukken uit deze negendelige cyclus zo extreem sober zijn, hebben ze allemaal een etude- achtige opbouw die een onverbiddelijke strengheid suggereert.
Het hoeft geen verbazing te wekken dat de Proeven geen volle zalen trok. Van Domselaer meende eieren voor zijn geld te kiezen door terug te grijpen op een idioom dat beter bij zijn tijd paste: een dramatische, zeer pianistische stijl die refereert aan Brahms, Liszt, Busoni en Skrjabin. De Sonate no. 9 uit 1924 laat deze romantische klavierleeuwen de revue passeren, terwijl ook Chopin om de hoek komt kijken met een elegant loopje of een aanzet tot een wals. Het is muziek die alle kanten opwaaiert: overdadig, weelderig, op het bombastische af. Alleen het contrapunt in het Adagio molto doet met zijn plechtige soberheid nog even aan de Proeven van Stijlkunst denken.
Teruggetrokken in het Noordhollandse Bergen componeerde Van Domselaer twaalf van dit soort sonates en tientallen andere pianowerken, maar zijn partituren bleven ongespeeld. In zo'n situatie kon alleen Kafka nog soelaas bieden.
Eenzame ontdekkingsreis
Jakob van Domselaer, pianomuziek. Door Kees Wieringa (piano), Do Records 001.
Na de oorlog werd Kafka dagelijkse lectuur in huize Van Domselaer, alsdus Maaike van Domselaer-Middelkoop in een biografie over haar man. Met de cesuur van de oorlog en het nieuwe tijdvak dat daarna aanbrak was immers de kans op erkenning definitief verkeken. Daarmee belandde Jakob van Domselaer (1890-1960) niet alleen in de categorie ‘origineel talent’ dat door het Nederlands muziekleven werd genegeerd, ook binnen de Stijl-beweging geldt hij als het ondergeschoven kindje.
www.groene.nl/1995/10