De rechterflank van de Turkse politiek stond op zijn achterste benen toen in februari vorig jaar bekend werd dat de regering was gezwicht voor de half miljoen handtekeningen die waren ingezameld voor een petitie met het verzoek om de in ballingschap gestorven dichter Nazim Hikmet postuum de Turkse nationaliteit terug te geven. ‘s Lands eerste minister Bülent Ecevit, zelf een succesvol dichter/vertaler, weerstond de kritiek van de ministers van de rechtse Natio nalistische Actie Partij (MHP), die deel uitmaakt van de coalitieregering en wier aanhangers in de jaren zeventig van de vorige eeuw waren verwikkeld in straatgevechten met Turks links. De weigering van de MHP'ers om de teruggave van Hikmets nationaliteit te tekenen, was het logische gevolg op deze animositeit.
«Het zal problemen veroorzaken onder onze achterban als ik dit voorstel zou tekenen», liet minister Eniz Öksuz vorig jaar februari weten. «Hikmet was anti-Atatürk en tegen de staat. Ik wil de Turkse nationaliteit niet teruggeven aan een verrader.» Daarentegen was het ministerie van Cultuur er veel aan gelegen de nationaliteitskwestie voor de honderdste geboortedag van Hikmet te realiseren, aangezien de Unesco deze op grootse wijze zei te willen vieren in samenwerking met het Turkse ministerie van Cultuur en de Nazim Hikmet Foundation. Op 15 januari 2002 gaat het Nazim Hikmet-jaar 2002 in het Parijse hoofdkwartier van start met een fototentoonstelling. In Nederland lijkt de herdenking beperkt te blijven tot het uitzenden van een documentaire op het Salto-kanaal van de lokale Amsterdamse televisie.
Nazim Hikmet bracht ongeveer zeventien jaren in gevangenissen door voordat hij uit Turkije werd verbannen. Bijna veertig jaar na zijn dood wordt hij door rechtse regeringsleden nog steeds als staatsgevaarlijk beschouwd. Hikmet behoorde niet tot de hofdichters van het Osmaanse rijk, die na de machtsovername probleemloos waren overgeschakeld op het bejubelen van de eerste president van de jonge Turkse republiek, de latere Atatürk. Het was duidelijk dat die weinig op had met de bijna surrealistische wijze waarop Hikmet de gebeurtenissen uit het leven van het gewone volk beschreef.
Veyis Güngör, voorzitter van de Amsterdamse vereniging Turks Huis die in 1997 een Hikmet-dag organiseerde: «Politiek-ideologisch is bepaalde nationalistische antipathie tegen Hikmet te verwachten. Maar je dient een dichter als dichter te beoordelen, niet omdat hij, zoals in het geval van Nazim Hikmet, ook een patriot was die tot aan zijn dood de grootst mogelijke affiniteit met Turkije en zijn bevolking toonde.»
«Ik hou van mijn land.
Ik hing in haar hoge bomen.
Ik lag in haar gevangenissen.
Niets verlicht mijn depressie meer dan de liedjes en de tabak van mijn land.»
Nazim Hikmet werd op 15 januari 1902 geboren in Thessaloniki, in het huidige Griekenland, maar toen nog in het Osmaanse rijk. Hikmet was een plaatsgenoot van Mustafa Kemal Atatürk die er 21 jaar eerder was geboren. Hikmets vader was beroepsmilitair, zijn moeder schilderes. Zoals alle knapen uit de betere klassen studeerde Nazim in Istanboel aan het Franstalige Galatasaray Lyceum. Dezelfde school werd bezocht door telgen van het Osmaanse huis. Vervolgens belandde Hikmet op de Osmaanse marineschool, maar hij moest deze om gezondheidsredenen verlaten.
Het waren rumoerige tijden. In mei 1919 vluchtte de van landverraad beschuldigde Mustafa Kemal, die zich later Atatürk Vader der Turken zou noemen, naar de Zwarte-Zeehaven Samsun. Daar bracht hij tegen de wil van het Osmaanse gezag in Istanboel een leger op de been om te redden wat resteerde van het ooit zo machtige Osmaanse rijk. Het was het jaar waarin Hikmets eerste gedichten verschenen. Hij was toen veertien jaar oud.
Op 23 april 1920 roept Mustafa Kemal een groep mensen bijeen die Mustafa Kemal Pasha kiezen als president van de Grote Nationale Vergadering. Istanboel wordt bezet door Russen, Fransen, Britten, Bulgaren en Grieken. Als de 19-jarige Hikmet in 1921 de stad ontvlucht om zich in Ankara aan te sluiten bij het nationalistische Turkse verzet van Mustafa Kemal, maant de nationalistische leider hem om in het vervolg «gedichten met een bedoeling» te schrijven. Hij stuurt Hikmet als leraar naar een school in Bolu.
Hikmet heeft blijkbaar weinig op met de moderniseringsplannen van Mustafa Kemal. Als hij de kans krijgt om sociologie en economie aan de Universiteit van Moskou te studeren, is hij weg. Tussen 1921 en 1928 verblijft Hikmet in de Russische hoofdstad. Daar hoort hij dat Mustafa Kemals troepen in augustus 1922 de Grieken van het Turkse vasteland weten te verdrijven. Er wordt een wapenstilstand getekend en de laatste Osmaanse sultan weet net op tijd te vluchten. Het Osmaanse huis wordt door Atatürk afgeschaft en in juli 1923 tekent de nieuwe regering het Verdrag van Lausanne met onder andere Griekenland, Italië, Engeland en Frankrijk. Atatürk roept het dorpje Ankara uit tot de nieuwe hoofdstad en op 29 oktober wordt het bestaan van de nieuwe republiek uitgeroepen en Mustafa Kemal Pasha unaniem tot president gekozen.
Nazim Hikmet is er niet bij. Hij studeert nog steeds in Moskou en combineert daar de traditionele Turkse poëzie met avant-gardistische invloeden. Terwijl Ankara aangeeft waarover in de nieuwe republiek mag worden gedicht, ontwikkelt Hikmet zich geheel onafhankelijk. Zeer tegen de zin van het gezag heeft zijn werk grote invloed op de Turkse literatuur van de jaren twintig.
Als hij in 1928 terugkeert naar Turkije, voorziet Hikmet zich in zijn levensonderhoud met het schrijven van artikelen voor dag- en weekbladen, filmscripts en toneelstukken. In die tijd draait de persoonsverheerlijking rond Atatürk op volle toeren. Wie niet in alle toonaarden lof zingt aan het adres van de man die Turkije heeft gered van de Griekse bezettingslegers, wordt als tegenstander van Ankara en de president beschouwd.
Het was niet Nazim Hikmet, maar de Turkse Republiek die erkenning nodig had. En wanneer een dichter die internationaal erkenning genoot als het puikje van de zalm, openlijk het systeem van de grote leider Atatürk durfde te kritiseren, greep men ook in dat moderne Turkije van Atarürk snel naar oud-Osmaanse martelmethodes.
Atatürks beulen hadden het zeker niet gemakkelijk. Per decreet bepaalde de Grote Leider dat er een homogene staat was verrezen uit de as van het multi-etnische Osmaanse rijk. Elke inwoner was op de allereerste plaats Turk. Allerhande stammen en groeperingen werden vanuit Ankara afgeschaft. Koerden bestonden niet langer, die heetten nu «berg-Turken». Ook in de moskee mocht er uitsluitend in het Turks worden gesproken, geschreven en gelezen. Zelfs de gebedsoproep Allahu Akbar, die vijf keer per dag van de minaretten klonk, werd vervangen door het Turkse Tanri Büyük.
Atatürk begreep als geen ander dat de religie de enige bindende factor was tussen de verschillende groeperingen binnen de grenzen van zijn nieuwe republiek. Op alle mogelijke manieren diende deze te worden vervangen door de officiële ideologie die de Grote Leider voor zijn volk had bedacht: het «kemalisme», later ook wel «atatürkisme» genoemd.
Elke Turkse provinciehoofdstad zou een eigen Atatürk-ruiterstandbeeld krijgen, elk dorp waar de Grote Leider ooit een voet had gezet tijdens zijn Grote Onafhankelijkheidsoorlog, kreeg op die plek een monument of plaquette waarop dit heugelijke feit werd gememoreerd. Elk boek dat werd gedrukt, toonde op de eerste pagina een portret van de Bevrijder des Vaderlands. Iedere munt, elk bankbiljet en alle postzegels toonden zijn gelaat. Geen school zonder een toepassende uitspraak van de leider in de muren gebeiteld. Geen kantoor zonder een kingsize portret van de profeet van het kemalisme.
Toch zong niet het ganse land zijn glorie. In Anatolië heerste opstand en verzet tegen Atatürk. Hierin werd vaak verwezen naar de Anatolische verzetsheld Sheik Bedrettin, een revolutionair religieus leider in Anatolië. Uiteraard vond Ankara het niet meer dan logisch dat er met geen woord over dit verzet zou worden geschreven.
Ankara was dan per decreet uitgeroepen tot hoofdstad van het nieuwe land, Istanboel bleef het culturele centrum. Daar werd in artistieke kringen uitgekeken naar Hikmets eerste toneelstuk. Zou hij zich houden aan de officieuze lijst van onderwerpen die Ankara bijzonder geschikt achtte om tot toneelstuk of film te worden bewerkt? Bovenaan de lijst van onderwerpen stond de Dardanellen-campagne van 1915. Mits hierin de status van Mustafa Kemal als Nationalistische Held goed tot uitdrukking zou komen. Ankara zou ook geen bezwaar hebben tegen een mooi toneelstuk over Atatürks verzetsbeweging Thuisland en Vrijheid, waarin de latere heerser in 1908 indirect meehielp sultan Abdulhamid II van de troon te stoten.
Hoewel Ankara op alle mogelijke manieren probeerde de nieuwe republiek van een schitterende voorislamitische geschiedenis te voorzien, werden onafhankelijke verhalen over «voorlopers» van Atatürk met de nodige argwaan bekeken. Gelukkig waren er genoeg andere onderwerpen waarop de serieuze toneelschrijver zich kon uitleven. De jaren van Atatürk in Albanië, Tripoli, Sofia, zijn successen in Palestina en Aleppo, zijn heroïsche vlucht naar Samsun, zijn congressen in Erzurum, Sivas, de twee veldslagen bij Inonu in West-Turkije.
Hikmets eerste toneelstuk heette Bij de open haard en verscheen in 1932. Het was een verdicht drama over de liefde van een dichter. In datzelfde jaar maakte hij diepe indruk met het innovatieve toneelstuk Kafatasi en het huis van de overledenen, waarin hij de hebzucht en hypocrisie van een burgerfamilie aan de kaak stelde. Of ging het stuk over de laatste sultan en diens opvolger Atatürk? De met brechtiaanse vervreemdingseffecten geschreven stukken van Hikmet zaten vol dubbele bodems en toespelingen, en daar werden de nieuwe machthebbers in Turkije al snel nerveus van.
Hikmet belandde snel in het gevang. Offi cieel omdat hij illegaal met een Russisch paspoort zonder visum zijn eigen land zou zijn binnengekomen. «Als je zo graag wilt dichten, maak dan eens een fijn gedicht over de Grote Leider Mustafa Kemal Atatürk», kreeg hij te horen toen hij werd veroordeeld. Het proces vond plaats op een schip van de marine. Pablo Neruda kreeg later van zijn vriend Hikmet te horen wat er tijdens dat proces was gebeurd. Hoe ze hem tot uitputtens toe over de brug van het schip hadden laten lopen en hem vervolgens in de latrine hadden gestopt waarin een laag stront lag van een halve meter dik. Hikmet voelde dat hij zou flauwvallen. De stank bracht hem aan het wankelen. Toen dacht hij: mijn beulen zitten ergens op een plekje naar me te kijken, ze willen me zien vallen, ze willen me in mijn ongeluk aanschouwen. Trots begonnen zijn krachten te herrijzen. Hij begon te zingen, eerst zachtjes, toen harder, ten slotte uit volle borst. Hij zong alle liederen, alle liefdesgedichten die hij uit zijn hoofd kende, zijn eigen verzen, de balladen van de boeren, de strijdhymnen van zijn volk. Hij zong alles wat hem te binnen schoot. En zo kwam hij als triomfator uit het vuil en de martelingen. Toen Hikmet dit aan Neruda vertelde, zei deze:
«Mijn broeder, jij hebt namens ons allemaal gezongen. We hoeven niet meer te twijfelen, te denken aan wat ons te doen staat. Nu weten we voortaan allemaal wanneer we moeten beginnen met zingen.» (Pablo Neruda, Ik beken ik heb geleefd: Herinneringen 2)
Als gevolg van de afkondiging van een algemene amnestie komt Hikmet in 1935 vrij. Kort daarop triomfeert hij als toneelschrijver met het stuk Unutalan Adam, waarin het gevierd en beroemd zijn tegenover het ongelukkige privé-leven wordt gesteld. In 1936 verschijnt zijn Epos van Sheik Bedrettin, over een revolutionair religieus leider in Anatolië. Hikmet had het in de gevangenis van Bursa geschreven. Een fragment:
«Over de bank, in banen rood en groen, fijne Bursa-zijde/ aan de wand tegels uit Kütahya, als een turkooise tuin/ granaatappelrood geroosterd lamsvlees op koperen bladen/ en in zilveren karaffen rijkelijk de wijn.
Zijn broer Musa gewurgd hebbend met de pees van een boog/ en zich dus in een gouden schaal wassend met broederbloed/ besteeg Mehmet Çelebi als alleenheerser de troon/ besteeg hij de troon, maar/ in het land van het Huis van Osman/ waaide in de wind de schreeuw der onvruchtbaarheid/ schreide het lied van de dood.
De arbeid van de boer kwam toe aan de vazal/ de leenheer eigende zich het zweet diens aanschijns toe./ De gebroken kruiken zijn leeg gesijpeld en/ bij de waterput stonden cavaleristen met opgekrulde snor.
De reiziger vernam onderweg de weeklacht van de landloze mens/ de weeklacht van het mens loze land.
Aan het eind van de weg bij de poort van de burcht klonk zwaardgerinkel/ waar schuimbekkende paarden hinnikten,/ elk gilde in de stad had zijn hoop in de patroon opgegeven/ verkeerde in verval.
Er was, kortom, een vorst, een vazal met een leen,/ er was verval en alom geween.»
(vertaling: Wim van den Munkhof)
In deze tijd trouwt hij met Münevver Andac; zijn tweede huwelijk. In 1938 belandt hij weer in een cel. De dichter wordt tot 28 jaar en vier maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens negatieve uitlatingen over het fascisme in Duitsland en Spanje en het oproepen van rebellie onder soldaten.
Dan, op 10 november 1938, na verschrikkelijke leveraanvallen, sterft Atatürk in het bed van het Sultan Dolmabahcepaleis te Istanboel. Alle klokken in publieke gebouwen worden op de minuut van zijn heengaan (vijf over negen) stilgezet.
Ondanks de dood van zijn grote vijand blijft Hikmet in gevangenschap. En hij blijft schrijven. Hij is inmiddels overtuigd marxist. Het in bezit hebben van zijn werk was ook in de jaren na zijn dood aanleiding de bezitters te laten kennismaken met de gebruikelijke Turkse verhoormethoden. Ook zangeressen die het wagen Hikmets gedichten te zingen, worden flink aangepakt.
In 1949 wordt er een internationaal comité gevormd, waarin onder meer Jean-Paul Sartre en Pablo Picasso zitting hebben, dat campagne voert voor Hikmets vrijlating. In 1950, na een regeringswisseling, komt hij vrij dankzij een algemene amnestie. Buiten de gevangenis blijkt het nog gevaarlijker voor hem. Er vinden verschillende mislukte aanslagen op zijn leven plaats. Het lukt Hikmet om Turkije te ontvluchten als verstekeling op een vrachtboot die naar Roemenië vaart. Zijn tweede vrouw Münevver en zoon Memet werd niet toegestaan het land te verlaten. Nazim Hikmet zou zijn land niet meer zien en leefde vanaf 1951 in Sofia, Warschau en ten slotte weer in Moskou. Daar schreef hij enkele jaren na de dood van Stalin in 1953 Ivan Ivanovic: Var miydi, yok muydu, een stevige aanval op de persoonsverheerlijking rond de gestorven leider. Het Kremlin was not amused, en ook de Turkse regering was hem nog niet vergeten. In 1959 werd Hikmet de Turkse nationaliteit ontnomen vanwege «landverraad».
37 Dagen voor zijn dood, op 27 april 1963, maakte Hikmet zijn laatste wil op:
«Kameraden, als ik niet leef de dag te zien ik bedoel indien ik sterf voor de vrijheid komt haal me weg en begraaf me op een dorpskerkhof in Anatolië.
De arbeider Osman die op bevel van Hassan Bey werd doodgeschoten kan aan een kant van mij liggen, en aan de andere kant martelares Aisha, die geboorte gaf tussen de rogge en binnen veertig dagen stierf.
Tractors en liedjes kunnen langs de begraafplaats komen in het ochtendlicht, nieuwe mensen, de geur van verbrande dieselolie, velden gezamenlijk bezit, water in de kanalen, geen droogte of angst voor de politie.
Maar ik zong deze liederen voor ze geschreven waren. Ik rook de verbrande dieselolie voor de werktekeningen voor de tractors getekend waren.
Zoals voor mijn buren, de arbeider Osman en martelares Aisha, zij voelden het grote verlangen terwijl zij leefden, misschien zelfs zonder het te weten.
Kameraden, als ik sterf voor die dag en het gaat er steeds meer op lijken dat dat zo zal zijn begraaf me in een dorpsbegraafplaats in Anatolië, en er mag een plataanboom aan mijn hoofdeind staan als er daar een staat, ik heb geen steen of iets anders nodig.»
De zwaar zieke Hikmet stierf op 3 juni 1963. Gebroken door het verlangen naar zijn geliefde Turkije.
Hikmet is inmiddels weer een officiële Turk geworden. Zijn bewonderaars zinnen nog steeds op een manier om de laatste wil van de dichter ten uitvoer te kunnen brengen en hem alsnog in een Anatolisch dorp te begraven.