
Daar ging een jarenlang juridisch gevecht aan vooraf. De gemeente weigerde in 2013 een vergunning af te geven voor seksexploitatie in deze straat omdat het vermoeden bestond dat er vrouwenhandel plaatsvond. Het bedrijf Freya ging hiertegen in beroep en verloor. De burgemeester meldde vorige week de lege panden op te kopen voor een andere bestemming. Alleen op de schuiten langs het Zandpad, buiten het centrum en uit het zicht van de burgers, is nog raamprostitutie toegestaan.
De strategie van de gemeente past in de landelijke strijd tegen mensenhandel. De tijd van het gedogen van misstanden in de seksindustrie is voorbij. Aanhangers van de permissive society laten op sociale media weten principieel op te komen voor de belaagde prostituees die volgens hen door moraalridders worden betutteld. Maar niemand kan ontkennen dat er schaduwkanten zitten aan die fijne liberale cultuur die sinds de jaren zestig in de westerse wereld opgang deed. Een van de meest verwerpelijke daarvan is de internationale handel in vrouwen. Deze vorm van moderne slavernij vergt een harde aanpak.
Vlak voor het meireces kwam het wetsvoorstel in de Kamer om klanten van gedwongen prostitutie strafbaar te stellen. Het initiatief komt van de ChristenUnie – vandaar ook de kritiek over zedenprekers – die optrekt met de linkse partijen SP en pvda. De totstandkoming van de wet verloopt niet zonder slag of stoot, juist omdat het gaat om moraal. Het is zeker niet eenvoudig om aannemelijk te maken dat een hoerenloper ‘redelijkerwijs’ kan vermoeden dat de vrouw waarmee hij betaalde seks heeft haar werk gedwongen verricht. GroenLinks gaf uiteindelijk steun aan de strengere regels, maar onder voorwaarden. Een ‘redelijk vermoeden’ is veranderd in een ‘ernstig vermoeden’.
Het verschil daartussen blijft arbitrair. Wat is überhaupt een vermoeden? De rapportage uit 2013 van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen – die de basis is van het wetsvoorstel – wijst onder meer op symptomen bij vrouwen als blauwe plekken, oververmoeidheid of ‘er overduidelijk geen zin in hebben’. En op vreemde plaatsen: in kelders, garages, auto’s, op verlate industrieterreinen, in hotelkamers, op parkeerplaatsen, campings of in clandestiene tippelzones. Daar vallen de red light districts niet onder – zo lastig is het dus om iets te vermoeden.
Ooit greep een agent mij om de hoek bij de Hardebollenstraat in de kraag toen ik voor een paar tientjes een fiets kocht van een junk. Ik was er beduusd van, maar ik vermoedde natuurlijk wel dat mijn aankoop niet deugde. Mijn eigen, even daarvoor gestolen fiets werd waarschijnlijk een straatje verderop verkocht aan iemand zoals ik – en zo werd het jatsysteem in stand gehouden.
Het wetsvoorstel is vergelijkbaar met het principe van heling. Als we piepen over misstanden moet je ook de vraagkant aanpakken. Je roeit er vrouwenhandel niet mee uit. De armoede van de meisjes uit de periferie van Europa neem je er niet mee weg, net zo min als de drang van mannen. Maar je stelt strafwettelijk een grens die hopelijk leidt tot bewustwording bij ‘de consument’. Wetgeving is uiteindelijk vastlegging van moraal.