
AMERIKA IS EEN LAND van hyperbolen, de overtreffende trap. Luister alleen al naar het dagelijks taalgebruik van Amerikanen: een slechte dag is ‘the worst day of my life’, een goede dag ‘the best day ever’. Op foto’s wordt steevast extatisch geglimlacht alsof vandaag die beste dag ooit is. Elke presidentiële verkiezing is ‘the most important election in your lifetime’. In 2020, als Donald Trump opgaat voor herverkiezing, zal het niet anders zijn, evenals in 2024 en 2060. Dat ondanks alle gebral nauwelijks meer dan de helft van de mensen de moeite neemt om te stemmen, doet daar niets aan af.
In de beleving van de meeste Amerikanen is hun land simpelweg het beste land met de beste democratie, ‘a force for good’, en ondanks de imperfecties waaraan nog gewerkt wordt een lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld – de ‘shining city on the hill’. Een uitvloeisel van die diepgewortelde overtuiging is het concept ‘American exceptionalism’, het idee dat het land een unieke plaats heeft in de menselijke geschiedenis. De doctrine heeft het land vaak gemotiveerd tot grote vrijgevigheid, denk aan de naoorlogse Marshall-hulp, maar leidt er ook toe dat Amerika in militair en geopolitiek opzicht doet wat het wil, vaak zonder zich veel gelegen te laten liggen aan het internationale recht of de tegenwerpingen van bondgenoten.
In het publieke debat alhier is ‘Amerikaans’ synoniem voor onbetwistbaar goed, wat de term uitermate geschikt maakt om welke discussie dan ook te slechten. Dat werkt ook in negatieve zin. Universele zorg, vuurwapenregulering of benzine-accijns: wie er geen argument meer tegen heeft, kan altijd nog roepen dat het ‘on-Amerikaans’ is. Toen de eigenaar van een Mexicaans restaurant in Virginia onlangs Witte Huis-woordvoerder Sarah Sanders verzocht om zijn etablissement te verlaten, wat uiteraard alles te maken had met de uitlatingen van haar baas over Mexicaanse immigranten, veroordeelde de Democratische leider in de Senaat Charles Schumer dit als ‘niet-Amerikaans’. Blijkbaar was Schumer even vergeten dat het niet-serveren van medeburgers in restaurants een uniek Amerikaans concept is: tot aan de invoering van de Civil Rights Act in 1964 was het volkomen legaal en – zeker in het Zuiden – volkomen normaal om zwarten toegang te weigeren tot commercieel uitgebate ruimtes.
Het hardnekkige idee van Amerika als inherent goed maakt het spektakel van het Trump-presidentschap voor veel Amerikanen – van progressieven en Democraten tot onafhankelijken en een enkele gematigde Republikein – extra onverteerbaar. Beelden van huilende jonge kinderen die van hun asielzoekende ouders worden gescheiden tasten het eigen zelfbeeld aan, en dat maakt het persoonlijk. ‘Dit is een uniek donker moment voor deze natie’, somberde een bevriende radiomaker onlangs tegen me. ‘Ik had nooit verwacht dat we zo laag zouden kunnen gaan.’ Let wel: dit kwam van iemand die geboren is in 1973, toen zijn land nog bommen gooide op Vietnam, Cambodja en Laos en president Nixon verwikkeld was in het Watergate-schandaal.
De Nobelprijs-winnaar (economie) Paul Krugman opende zijn New York Times-column vorige week als volgt: ‘De snelheid van Amerika’s morele aftakeling is adembenemend. Binnen enkele maanden zijn we gegaan van een natie die stond voor leven, vrijheid en het nastreven van geluk naar een natie die kinderen van hun ouders wegrukt en hen in kooien stopt.’ Binnen enkele maanden? Hoezeer ik Krugmans bezwaren tegen Trumps hardvochtige anti-immigratiebedrijf ook onderschrijf: het land was enkele maanden geleden net zo’n grote shitshow als nu.
Het hardnekkige geheugenverlies van Krugman, de bevriende radiomaker en miljoenen andere Amerikanen noopte de in 2012 overleden romancier en essayist Gore Vidal al eens tot het hernoemen van zijn land als ‘The United States of Amnesia’. Zelfs de grote Amerikaanse schrijver Philip Roth ontkwam niet aan de nationale amnesie, zo toonde de politicoloog Corey Robin eerder dit jaar mooi aan in zijn Harper’s-essay Forget About It.
Dit zei Roth in 1974 over zijn land: ‘Het voelde alsof de regering van mijn land elk ethisch besef kwijt was en alleen vanuit eigenbelang handelde. Het nieuws volgen, wat ik op rituele wijze deed, werd voor mij alsof ik op een strikt Dostojevski-dieet leefde. Men begon het woord “Amerika” zelfs te gebruiken alsof het niet de naam was voor de plek waar men geboren was of waarvoor men patriottische genegenheid voelde, maar de naam van een buitenlandse indringer (…) met wie men weigerde samen te werken. Plotseling was Amerika “hen” geworden.’
Maar in 1984, met Reagan als president, keek Roth als volgt terug op de Nixon-jaren: ‘Watergate maakte het leven interessant wanneer ik niet aan het schrijven was, maar van 9 tot 5 dacht ik niet te veel na over Nixon of Vietnam.’ En hoewel hij Nixon ooit omschreef als een groter monster dan senator Joe McCarthy, de grote instigator achter de naoorlogse heksenjacht op Amerikaanse communisten, zei Roth dit in 2017, in een van zijn laatste interviews: ‘Nixon noch [George W.] Bush was in menselijk opzicht zo armzalig als Trump: hij weet niets van regeren, geschiedenis, wetenschap, filosofie of kunst, is niet in staat zich met enige subtiliteit of nuance te uiten laat staan die te herkennen, en hanteert een woordenschat van 77 woorden die we beter Jerkish dan Engels kunnen noemen.’
Donald Trump maakt Amerika weer geweldig, conform zijn slogan ‘Make America great again’, concludeerde Robin wrang: ‘Niet op eigen kracht maar dankzij het werk van zijn critici, die een perfecter land opvoeren – niet als een aspiratie voor een betere toekomst maar door een verzonnen verleden als voldongen feit te presenteren.’

TERUG NAAR KRUGMANS column: die was uiteraard geschreven in reactie op het (inmiddels formeel teruggedraaide) beleid van de regering-Trump om kinderen van illegaal binnengekomen immigranten bij de grens van hun ouders te scheiden, beleid dat Krugman een ‘duik in barbarisme’ noemde. Tevens legde hij een terechte link met het blanke nationalisme dat Trump opzichtig uitbuit en al doende legitimeert. Maar wat onvermeld bleef, is dat de Trump-regering voortbouwt op een onder president Barack Obama al stevig aangescherpt immigratiebeleid.
De regering-Obama deporteerde meer immigranten dan ooit in de Amerikaanse geschiedenis – in recordjaar 2013 betrof het 435.498 mensen. Onder Obama groeiden de budgetten van de Immigration and Customs Enforcement (ice), de post-9/11-organisatie die progressieven nu willen ontbinden, en de U.S. Customs and Border Protection in 2016 tot een gezamenlijke twintig miljard dollar. ‘Mocht president Trump daadwerkelijk massadeportaties implementeren’, schreef New York Magazine deze week, ‘dan zal dat gebeuren met de hulp van een mede door Obama geconstrueerde machine.’
Net als elders in de wereld komt ook in de natie die volgens Krugman tot enkele maanden geleden stond voor ‘leven, vrijheid en het nastreven van geluk’ niets zomaar uit de lucht vallen. De ruim 2,2 miljoen Amerikanen die volgens de American Civil Liberties Union (aclu) momenteel in de gevangenis zitten, een kwart van ’s werelds gevangenisbevolking, kunnen dat beamen. Massaschietpartijen, politiegeweld, wijdverspreide armoede, racisme, drugsproblematiek, gebrekkige toegang tot de zorg, discriminatie van vrouwen en de lgbt-gemeenschap, almaar groeiende economische ongelijkheid: al deze hardnekkige problemen horen al decennialang bij Amerika.
Sommige misstanden, zoals het nagenoeg ontbreken van beleid om klimaatverandering tegen te gaan of de alles verstikkende autocultuur, worden niet eens als problemen erkend. Het Amerikaanse zorgstelsel is het duurste ter wereld, maar scoort qua uitkomsten, variërend van levensverwachting tot toegang tot de zorg, lager dan menig niet-westers land.
En Amerikanen zijn helemaal niet zo vrij als de retoriek over vrijheid suggereert. Zo’n tachtig procent van de Amerikaanse medewerkers zijn zogenaamde at-will workers, wat betekent dat ze elk moment zonder opgave van redenen ontslagen kunnen worden. Amerikanen hebben ongeveer twee weken per jaar vakantie, zo’n vijftien procent neemt zelfs nooit vakantie. Ze hebben vergeleken met andere westerse landen nauwelijks inspraak op de hiërarchisch georganiseerde werkvloer. Huurbescherming is er amper. Het dagelijks leven van de gemiddelde Amerikaan wordt gedomineerd door bureaucratie, vooral op het gebied van de zorg, en onzinnige regels.
Dat alles doet iets met je psyche. Amerikanen scoren dan ook laag op internationale onderzoeken naar geluk: ze zijn angstig en gestrest en dat begint al op jonge leeftijd. De door Amerika razende epidemie van verslaving aan heroïne, meth en pijnstillers is er een logisch uitvloeisel van. De regering-Trump doet er nagenoeg niets aan.
Amerika’s hardnekkige problemen lijken onoplosbaar. De schietpartij van vorige week op de redactie van de lokale krant Capital Gazette, waarbij vijf doden vielen, was de 154ste van dit kalenderjaar. Niemand verwacht dat de schietpartij tot nieuwe wetgeving zal leiden die het aantal vuurwapendoden per jaar (33.636 in 2013) terugdringt. Daarvoor zijn de ideologische verschillen tussen de twee grote partijen te groot: Democraten willen vuurwapens aan meer regulering onderwerpen, Republikeinen willen het recht op het dragen van vuurwapens juist uitbreiden.
POLARISATIE TUSSEN de twee partijen is slechts een van de vele redenen dat Amerika domweg niet in staat lijkt zijn problemen aan te pakken. Geld in de politiek speelt bijvoorbeeld zo’n grote rol dat de belangen van grote donors, van bedrijven tot miljardairs, bijna altijd prevaleren boven die van de bevolking. Die bevolking is sowieso slecht geïnformeerd. Amerikanen halen nog altijd het meeste nieuws van de televisie en wat die biedt valt niet anders te karakteriseren dan als één grote shitshow, die in de vorm van banaal vermaak en sensationele nieuwsprogramma’s op de honderden kabelzenders over de kijker wordt uitgestort. Steeds regeert het verhaal van de dag, of de waan van de dag, terwijl wat er elke dag echt gebeurt wordt genegeerd. Het leidt tot een publiek dat ontvankelijk is voor de beroerdste argumenten (‘wapens doden mensen’ versus ‘niet wapens doden mensen maar mensen doden mensen’) en hoe dan ook alleen openstaat voor de overtuigingen die het al heeft.
Het verhaal waarover momenteel in de brulprogramma’s op Fox, cnn en msnbcde degens worden gekruist is, behalve het debat rondom immigratie, het nieuws dat Supreme Court-rechter Anthony Kennedy binnenkort met pensioen gaat. Dit betekent dat president Trump een nieuwe conservatieve rechter mag benoemen en er mogelijk een waslijst van conservatieve wensen wordt ingewilligd. Boven aan de verlanglijst staat het terugdraaien van de beslissing Roe vs. Wade uit 1973, waarin het recht op abortus werd erkend.
Op de burelen van Fox News en de National Review wordt al flink in de handen gewreven, terwijl The New York Times juist een redactioneel schreef waarin het belang van stemmen in 2018 werd onderstreept: alleen Democratische meerderheden in het Huis van Afgevaardigden en de Senaat kunnen immers het onheil nog keren.
In radicalere, activistische kringen wordt over dergelijke oproepen meesmuilend gedaan. Sunsara Taylor van Refuse Fascism schreef bijvoorbeeld in een e-mail aan haar groep: ‘Velen zullen je vertellen dat deze opening in het Hof en de recente uitspraken (het Hof heeft onlangs Trumps moslimban grondwettelijk verklaard en de rechten van vakbonden in de publieke sector beperkt – mvg) betekenen dat we al onze energie en financiële middelen moeten steken in de tussentijdse verkiezingen. Dit is niet alleen verkeerd, het is dodelijk. We moeten BUITEN de officiële politieke kanalen treden en krachtig verzet plegen. (…) Dit is mogelijk. Miljoenen mensen haten wat er gebeurt. We moeten ophouden met het verkwanselen van onze macht, onze stem en ons vermogen de geschiedenis te veranderen – we moeten buiten onze comfortzone treden, buiten de doodlopende weg van de formele politiek, en de straat op gaan.’
De makke van Taylors redenatie is dat tegenover die miljoenen die ‘haten wat er gebeurt’ ook miljoenen staan die het juist geweldig vinden. Volgens recente peilingen is de approval rating van Trump onder geregistreerde Republikeinse kiezers met negentig procent hoger dan ooit. Veel van die tevreden Republikeinen bevinden zich in de politie en in de National Guard (reservetroepen), de geüniformeerde klasse die dergelijke massabetogingen in goede banen moet leiden. Dat dit makkelijk tot geweld tegen betogers kan leiden, bewijst de naoorlogse Amerikaanse geschiedenis – van Kent University in 1970, toen de Ohio National Guard vier studenten neerschoot, tot de recente clashes tussen blanke suprematisten en antifa-activisten waarbij de politie zich regelmatig nadrukkelijk tegen die laatste groep keerde.
De kans is toch al klein dat groeperingen als Refuse Fascism in staat zullen blijken om miljoenen mensen te mobiliseren, al is het maar omdat de gemiddelde Amerikaan niet eens tijd heeft voor dergelijk geëngageerd activisme. Een realistischer scenario is dat de Democraten inderdaad de tussentijdse verkiezingen van 2018 winnen (de partij van een zittende president verliest bijna altijd de eerste verkiezingen in diens eerste ambtstermijn) en tot aan de verkiezingen van 2020 de Republikeinse agenda kunnen frustreren.
Tot minder schietpartijen, armoede, drugsdoden en onderlinge verscheurdheid zal het niet leiden, tot een realistisch, pacifistisch buitenlands beleid al helemaal niet. Wel zal Amerika nog heel lang een shitshow blijven.