«Cor Boonstra is een verstandige man.» «Hij is niet gek.» «De man is door de wol geverfd.» «Zo naïef is Boonstra natuurlijk niet.» «Dacht je dat hij daar niet aan gedacht had?» Woorden van deze strekking vielen de afgelopen week opvallend vaak te beluisteren bij de commotie rondom het omstreden geschuif van Cor Boonstra met aandelen Endemol, maart vorig jaar, vlak voor de overname door Telefónica. Vanuit zakelijk oogpunt is er alle reden om respect te hebben voor de inzet, de tact en de koelbloedigheid waarmee Boonstra Philips de afgelopen vijf jaar weer op het juiste spoor heeft gekregen. Om achter die geslaagde klus een «verstandig» iemand te vermoeden, lijkt dan ook alleszins logisch. Op het moment van zijn aantreden was het concern immers uitgegroeid tot een allegaartje van bedrijfsonderdelen waarvan de bestaansreden vooral in de eigen historie lag, en niet meer in de actueel-economische situatie. Aan Boonstra werd de taak toebedeeld het mes ter hand te nemen en kundig te snijden, zodat Philips weer een slank, snel reagerend, succesvol bedrijf zou worden.
De kenners zijn het erover eens dat hij het concern een efficiënte fitnesstraining heeft laten ondergaan. En dat hij zijn saneringsoperaties met een minimum aan arbeidsconflicten en slaande deuren heeft volbracht. Maar nu Boonstra vanaf 1 mei pootje badend de geschiedenis in kan als de Redder Van Philips is er op de valreep ineens een kans dat hij publiekelijk wordt gevloerd door een aangifte van de STE (Stichting Toezicht Effectenverkeer) en een mogelijke strafrechtelijke vervolging.
Op de golven van zijn prestaties bij Philips en zijn aanstaande, hopelijk voor hem feestelijke afscheidsreceptie lijkt Boonstra voorlopig nog het voordeel van de twijfel te genieten. Niet alleen zijn natuurlijke bondgenoten uit het bedrijfsleven stonden vorige week klaar om zijn kwaliteiten te bejubelen, ook in journalistieke kring was de toon mild en werd het bericht van de aangifte bijna terughoudend opgepakt. Er zijn verschillende oorzaken voor die terughoudendheid aan te wijzen. Om te beginnen is het bewijzen van handelen met voorkennis juridisch een schier ondoenlijke zaak. Daardoor is de kans dat Boonstra inderdaad vervolgd gaat worden en een onherstelbare knauw krijgt uiterst klein.
Verder was het gerucht over de overname van Endemol in de transactieperiode zo alomtegenwoordig dat Boonstra zijn toenmalige partner Sylvia Tóth echt niet nodig had om een eventuele klapper te voorzien. Makelaar en rijkemensenvriend Harry Mens liet zich in de talkshow B&W van zijn meest strijdlustige kant zien en zei dat Boonstra eigenlijk niet méér had gedaan dan «op een rijdende trein springen». En waarom zou Boonstra niet net als iedere beleggende Nederlander op die rijdende trein van een koersstijging mogen springen? zo luidde zijn redenering. Daar kwam nog bij dat de aantijging deels op de «tandenborstelkwestie» bleek te hangen, ofwel de vraag: deelde zijn geliefde en Endemol-commissaris Sylvia Tóth op dat moment huis en haard met Boonstra en was hij derhalve verplicht geweest de transactie aan te melden bij de STE?
De ongeschreven code in de dagbladen wereld is dat nieuwsgierigheid moet ophouden bij de slaapkamer en dat het posten voor het huis van BNers een taak is voor de cowboys van de familiebladen, niet voor «serieuze journalisten». Voor het Algemeen Dagblad waren de tandenborstels zelfs reden genoeg om te concluderen dat de affaire een hoog «Story-gehalte» had; opmerkelijk voor een krant die in de zaak-Peper nog niet zo lang geleden bereid was zijn neus in half verrotte vuilniszakken te steken, op zoek naar bonnetjes. Daarnaast stapte Boonstra vorige week zelf naar de pers om het vervelende nieuws te verspreiden («sterk», «slim», zo viel te beluisteren), deelde hij mee het aanstaande OM-onderzoek «met vertrouwen» tegemoet te zien en er waar nodig aan te zullen meewerken. Nadat hij ook nog aankondigde zijn commissariaten bij Heineken en ABN-Amro op te schorten, leek hij de angel uit de dreigende rel te hebben getrokken nog voor deze goed en wel was begonnen.
Toch is dit maar vijftig procent van het verhaal. Dat Cor Boonstra tijdens zijn Philips-jaren zo verstandig, diplomatiek en aimabel in de media is overgekomen, zegt minstens even veel over zijn pr-officieren als over hemzelf. Intimi weten hoeveel concessies hij karakterologisch heeft moeten doen om het Philips-concern, dat hij veelvuldig met een tanker vergeleek, voldoende bij te sturen. Tijdens zijn afscheidsinterview in het tv-programma Buitenhof kregen we onlangs een buitengewoon interessant kijkje in de nog immer onrustige en van ambitie brandende ziel van deze topmanager. Zo verklaarde hij dat hij af en toe toch nog wat «harder en doortastender» had moeten zijn. Hij liet zich laatdunkend uit over de arbeidsproductiviteit en moraal van Nederland, die «niet aansluit bij internationale ontwikkelingen in de markt». En het vooruitzicht van zon, zee, golf en strand op de Bahamas, alwaar hij een huis bezit, bleek vijf jaar terug dermate bedreigend voor zijn levensgeluk («na een maand verveelde ik me dood») dat hij inging op Jan Timmers verzoek Philips op sleeptouw te gaan nemen.
Kortom, op zijn 63ste is Cor Boonstra aan de zijde van Sylvia Tóth meer dan ooit «alive and kicking», hetgeen hij in diverse personality-interviews recentelijk vol blijdschap meedeelde. Dus is het aannemelijk dat hij vorig jaar, naast het omzichtig en tactvol leiden van een wereldconcern, ook weer eens de ruimte wilde geven aan dat jongetje van achttien in hem dat naar eigen zeggen een rode draad in zijn leven vormt en nog voortdurend bezig is zijn vader te imponeren. En dat dat achttienjarige ventje helaas moest constateren dat hij met zijn slordige veertig miljoen buiten de kaste van de superrijken viel (de Quote top-500 begint bij zestig miljoen) en dat via een slimme beurstransactie alsnog wilde rechtzetten. Wie zijn leven, zoals Boonstra, hoofdzakelijk doorbrengt in boardrooms waar internationale topmanagers hun vermogen bespreken in termen van «tien», «twintig» of «honderd» (miljoen), ziet al gauw geen gevaar in het erbij speculeren van een onschuldige «één» of «twee», ook al gaat het om waardepapieren van een concern waar je minnares commissaris is.
Aan een dergelijke vorm van kinderlijke hoogmoed moet Boonstra ten prooi zijn gevallen. Vast staat immers dat hij het discutabele karakter van de transactie en de mogelijke imagoschade op het moment suprème niet heeft aangevoeld, en dat hij meende de BV Boonstra een goede dienst te kunnen bewijzen buiten het boze oog van de overheidsinstanties en het grote publiek om. Hoewel het juridisch niet zo relevant is, zal het de komende weken interessant worden om te zien hoeveel geld de heer Boonstra vorig jaar maart in Endemol-aandelen heeft gestoken. Hoe hoger dat bedrag, hoe zekerder hij kennelijk was van zijn zaak en hoe aannemelijker de verdenking is dat hij handelde met voorkennis. Daarvan zal ook afhangen of de faux pas van Boonstra weldra door het wereldnieuws overspoeld zal worden of dat hij levenslang het predikaat «geldgraaier» moet dragen.