‘Nganga Oukajabeh Woetsi de Derde, mama. Zij is dochter van Bmoegah Oekajabeh Woetsi de Tweede - zij is een echte prinses en haar vader een echte koning. Althans, dat was hij. Want zoals je weet heerst er in dat land nu een militaire dictatuur. Maar Nganga komt hier, mama.’
‘Nee toch?’
‘Ja, en ze neemt haar familie mee.’
‘Dus de koning en zijn vrouw komen mee?’
‘Welke vrouw, mam? De koning heeft er zeventien.’
‘Zeventien vrouwen? Wat moet Wim Kok hiervan… En die komen allemaal mee?’
‘Ja, mam. En ook alle broertjes en zusjes van Nganga komen mee.’
‘Hoeveel zijn dat er?’
‘Drieënvijftig… Ja, hij is koning.’
‘Moet dat allemaal op De Groene Draeck?’
‘Ze kunnen hun eigen prauw meenemen, moeder.’
‘We moeten extra boten inhuren… En gaat iedereen mee naar het huwelijk van Baronesse de Loudon?’
‘Nee, alleen Nganga en ik gaan daarheen, moeder.’
‘Zeg Willem… Is Nganga… zwart? Je begrijpt wel wat ik bedoel.’
‘Jawel, mam. Ze is eboniet van kleur.’
‘Ze is dus zwart.’
‘Zwarter hebben ze niet op de wereld, mam.’
‘Juist ja… Niet dat ik daar iets op tegen heb… Maar… nou ja, hoe ziet ze eruit?’
‘Ken je Naomi Cam… Nee, die ken je niet. Nou Nganga is een stuk, mam. Ze heeft zo'n nek… Weet je wel… Met allemaal van die ringen… Prachtig, en…’
‘Dr neus… D'r neus?’
‘Wat zeg je, mam?’
‘D'r neus… Ze heeft toch in godsnaam niets door de neus?’
‘Wat bedoel je, mam?’
‘Een ring door d'r neus of zo…’
‘Dat heeft ze inderdaad, mam. En dat staat schitterend. En ze kan een schoteltje onder haar onderlip doen.’
‘Hmpf. Hmpf.’
‘Wat doe je raar, mam.’
‘Maar kindje… Hmpf… Ik heb het benauwd.’
‘Het is een meesterlijke vrouw, mam. Ze heeft klasse. Ze is gracieus, ze heeft charisma. Ze heeft stijl. Ik bedoel, ik had ook thuis kunnen komen met een of ander disco-type, weet je wel. Zo'n leeghoofd dat bij een bank werkt. Maar nee, ik kom met een echte prinses. Nganga kan hard werken. Ze is directeur van een museum tot behoud van haar eigen cultuur. Ze heeft onderwijs gehad in Londen, en…’
‘Hoe zien haar ouders eruit?’
‘Gewone mensen, mam.’
‘Sp… sp… sp… speren?’
‘Wat bedoel je, mam?’
‘Hebben ze… speren?’
‘De koning heeft inderdaad een speer, moeder, en zijn lijfwachten ook. Dat is traditie. De koning draagt een luipaardvel op feestelijke gelegenheden. Dat is het enige waarvan ik denk dat het hier in Nederland niet goed valt… Dat luipaardvel. Dat vindt de Dierenbescherming niet leuk. Overal waar de koning heen gaat reizen zo'n twintig krijgers met hem mee, en…’
‘Krijgers?’
‘Ja, mam… Zijn persoonlijke leger. Dat valt misschien in Nederland ook niet goed, maar daar wil hij wel van afzien. Nganga heeft trouwens ook altijd drie krijgers om zich heen.’
‘Drie krijgers?’
‘Ja, drie…. Drie vrouwen, hoor.’
‘O gelukkig.’
‘Die moeten haar eer bewaren. O ja, voor ik het vergeet…’
‘Ja?’
‘Dat is misschien wel vervelend…’
‘Ja, zeg het maar, Willem.’
‘Ik geloof, althans zoiets is mij medegedeeld, dat Nganga mogelijkerwijs zwanger is van mij, mam…’
‘…’
‘Mama?’
‘…’
‘Doe je ogen eens open, mama. Als het een jongetje is, hebben we een nieuwe Willem en een nieuwe Koning Oukajabeh Woetsi de Vierde.’
‘Dat wordt dan Willem Claus Bernard Bmoegah Oekajabeh Woetsi van Oranje Nassau.’
‘Zoiets mam.’
‘Nou, zal ik Eef maar even bellen. Die heeft nou wel iets voor te lichten.’