Mijn naaste omgeving ziet mij als een levenslustig mens, mijn zéér naaste omgeving als een hypochonder. Hartaanvallen, kanker: ik heb het allemaal al eens gehad. Dat dacht ik althans, tot ziekenhuisanalyses wezen op loos alarm. Ik ben inmiddels aan mijn gezondheidspaniek gewend geraakt. Een verleden van malade imaginaire heeft op crisismomenten onwillekeurig iets sussends.

Het besef dat het waarschijnlijk allemaal wel meevalt is een laatste barrière van hoop, wanneer het lichaam zijn eigen vijand lijkt te zijn geworden. Weinig dingen zijn zo beangstigend als de gedachte dat het hart plotseling kan ophouden met kloppen. Van het ene moment op het andere draagt iemand een paradoxale tijdbom in de borst, die pas dodelijk wordt wanneer hij níet meer tikt. Voor kanker geldt iets even paradoxaals. De opmars van woekerende cellen in het lichaam dankt zijn dreigingskracht aan hetzelfde groeivermogen dat het in leven houdt.

Bij Jean-Luc Nancy was de ziekte niet ingebeeld. Zijn hart was er volgens zijn arts op geprogrammeerd veertig jaar mee te gaan. Hij kreeg een nieuw, maar daarmee begonnen de problemen pas. De medicijnen die de afweerreacties van het lichaam moesten onderdrukken maakten hem niet alleen kwetsbaar voor infecties, maar bleken ook kankerverwekkend. Na het hart dat wilde ophouden met kloppen kwamen de cellen die niet wilden ophouden met groeien.

Van de ervaring dat het eigen lichaam een opstandige vreemde werd deed hij verslag in het essay De indringer, dat samen met een opstel over Los Angeles (De stad in de verte) door uitgeverij Boom in het Nederlands is uitgegeven. Dat is een vreemde combinatie, die gemakkelijk tot misverstanden leidt. Een essay over een zonder maat of structuur voortwoekerende stad en één over kanker en het verlies van het hart: het cultuurpessimisme wrijft zich in de handen om zoveel metaforiek.

Tot dat pessimisme laat Nancy zich niet verleiden. Alle clichés over Franse filosofen ten spijt, is Los Angeles voor hem geen schrikbeeld. Gefragmentariseerd, ontregeld, ontembaar en onweerstaanbaar, spiegelt zij ons de toekomst voor. Vervreemding is haar kenmerk, en precies dat is wat ons wacht, zelfs in het eigen lichaam. Mijn hart is jonger dan mijn lijf, dat door de medicijnen ouder geworden is dan het anders geweest zou zijn, merkt Nancy ironisch op. Als onze identiteit aan onze fysieke gestalte hangt en ze tegelijk steeds meer in stukjes uiteenvalt, dan is zo’n opgelapt lijf er een mooie incarnatie van.

Ongemerkt lijken we steeds meer op Frankensteins monster, bijeengenaaid uit vreemde stukjes, terwijl de stad waarin we leven een al even slordige lappendeken wordt. Maar juist daarin schuilt de redding. Anders dan Frankenstein leggen we het niet meer af tegen de eendracht van de dorps gemeenschap die van geen vreemdheid wil weten. We worden gelukkige monsters in een monsterstad.

Zou het waar zijn? Iedere metafoor — en ziekte is een van de geduchtste metaforen — moet zichzelf steeds opnieuw bewijzen. Op grond van het goedgekozen beeld is ze nooit zomaar geldig. Daarover beslist het verband van de feiten, niet van de beelden.

Maar met de dood voor ogen heeft Nancy recht van spreken. Voor wie het over het vreemde in zichzelf heeft, maakt het verschil dat er in de eigen borst een indringer klopt. Niet dat de zaak er daardoor gemakkelijker op wordt. We zijn nog lang niet klaar voor al de vragen die opdoemen wanneer de wereld, en ons lichaam daarin, een patchwork wordt, schrijft Nancy.

Misschien was zijn moede hart een filosofische zegen. Het heeft zijn werk dringend en zijn schrijven productief gemaakt. Net zoals dat gebeurde bij Nietzsche, die van zijn wil tot gezondheid zijn filosofie maakte, en bij Kant, die zijn grote boeken pas schreef toen hij nog maar weinig tijd had. Filosofie moet een urgentiegeval worden om ertoe te doen. Een ingebeelde ziekte of een aanleg tot hypochondrie is daarvoor helaas onvoldoende. Wat echt is, blijft het laatste criterium van wat overtuigt. Achter de metafoor en het beeld schuilt altijd en onverbiddelijk de wereld, die de doorslag geeft.

Nancy had zijn eerste in het Nederlands verschenen boek hier willen komen presenteren. De bijeenkomst moest worden afgelast. Hij werd ziek.