Eind november 2013 tekent de 35-jarige Marcia een schuldhulpcontract bij de gemeente Doetinchem. Met haar handtekening verplicht ze zich om, met haar man en twee kinderen, drie jaar lang op een zeer karig leefbudget te gaan zitten van zo’n vijftig à honderd euro per week. Lonkend perspectief: aan het einde van die drie jaar wordt wat dan nog resteert van hun schuld van dertienduizend euro kwijtgescholden. Een eenmalige kans om met een schone lei te beginnen.

Bijna een half jaar later blijkt die lei nog even troebel als voorheen. ‘Het is dramatisch…’, vertelt Marcia. ‘Alles zit nog steeds in de aanvraagfase. Sinds november hebben we niks meer gehoord van de gemeentelijke afdeling schuldhulpverlening. En de schuldeisers zijn inmiddels weer begonnen met de incassoprocedures. Daar hebben ze nog gelijk in ook. En de Belastingdienst zal binnenkort ook wel weer op de stoep staan. Ik snap eigenlijk niet meer waar ik toen precies voor getekend heb. Ik dacht dat zo’n contract voor alle partijen verplichtingen inhield…?’

Marcia figureerde eind vorig jaar in een reportage in De Groene Amsterdammer over de afdeling schulddienstverlening van de gemeente Doetinchem. Ze legde toen uit hoe ze in de schulden was geraakt: man depressief en werkloos thuis, zijzelf een aflopend tijdelijk contract bij de gemeente. Als gevolg van de gekelderde inkomsten konden ze een doorlopend krediet niet meer aflossen. Ook moesten ze te veel ontvangen kinderopvangtoeslag terugbetalen.

Knelpunt bij het opstellen van een schuldsaneringsplan: de auto. Volgens de schuldhulp-klantmanager moest die weg, volgens de gemeentelijke klantmanager Werk Inkomen moesten ze hem vooral houden. ‘En nu draait het om de vraag of we, als we de auto mogen houden, nog voldoende geld overhouden om de schulden deels af te lossen’, aldus Marcia. ‘Zo nee, dan zal de schuldregeling alsnog afketsen’.

Afketsen betekent: achterblijven met problematische schulden. In heel Nederland kloppen jaarlijks zo’n 150.000 tot 200.000 mensen die diep in de schulden zitten tevergeefs bij hun gemeente aan voor schuldhulpverlening.

Slechts één op de zes mensen die zich aan een schuldhulploket vervoegen wordt daadwerkelijk geholpen. De overgeblevenen blijven ondanks hun actieve hulpvraag in de kou achter. Daarnaast kampen nog eens een miljoen huishoudens met schulden die hun boven het hoofd groeien, maar staan (nog) niet geregistreerd bij de schuldhulpverlening.

‘Statistieken zijn aangepast en creatief jargon is gebruikt om verbeterde resultaten te suggereren’

Deze cijfers zijn afkomstig uit het rapport Prestatie-analyse schuldhulpverlening versus wettelijke schuldsanering: Resultaten, effecten en achtergronden van de schuldhulpverlening. Dit tot op heden niet wereldkundig gemaakte rapport is opgesteld in opdracht van de Onafhankelijke Partij Drenthe (opd), lid van de Onafhankelijke SenaatsFractie (osf) in de Eerste Kamer. Auteur is Peter Westen, onafhankelijk schuldhulpadviseur in Havelte (Drenthe). Zijn conclusie: ‘Het stelsel van schuldhulpverlening is failliet. De cijfers over de werkelijke prestaties zijn zwaar vertekend, geen enkele gemeente weet hoeveel kwantiteit de schuldhulpverlening of de Gemeentelijke Kredietbank werkelijk levert. Het aantal schulden is vele malen groter en het aantal gerealiseerde oplossingen is vele malen lager dan de officiële cijfers ons willen doen geloven.’

Zijn rapport – samengesteld uit alle mogelijke gegevens van lokale kredietbanken, de landelijke brancheorganisatie en de rechtbanken – is een lange lijst voorbeelden van ondoorzichtige bureaucratie en het oppoetsen van cijfers. ‘Statistieken zijn aangepast, definities verruimd en creatief jargon is gebruikt om verbeterde resultaten te suggereren’, schrijft Westen. De nvvk (de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) ‘verdubbelt de slagingspercentages door te suggereren dat de 84.250 in behandeling genomen gevallen het aantal aanmeldingen zijn’. In de jaarverslagen is de definitie opgeschoven: wat vroeger ‘in behandeling nemen’ heette, heet nu ‘aanmelding’.

In werkelijkheid, rekent Westen voor, ‘valt het overgrote deel uit nog vóórdat de zaak in behandeling is genomen’. Dat kan allerlei redenen hebben. Mensen verschijnen niet op afspraken, zien op tegen de administratie die ze moeten gaan bijhouden of zijn analfabeet. Ze willen de auto niet kwijt, ze verhuizen of overlijden, zijn soms bang dat uitkeringsfraude uit het verleden aan het licht komt. Of ze worden de dupe van de zogeheten ‘klantprofielen’ waar de kredietbanken tegenwoordig mee werken. Hiermee schatten ze in hoe groot de kans is dat een schuldenaar succesvol ‘bemiddeld’ kan worden. In de praktijk leidt dit ertoe dat ‘degenen die hulp het hardste nodig hebben omdat ze het minst gemotiveerd zijn het niet redden in het huidige vrijwillige systeem’.

Schuldsanering, zo blijkt uit het onderzoek, is een stuk succesvoller als de rechter eraan te pas komt. Die heeft meer dwangmiddelen en kan bijvoorbeeld de sanering dwingend opleggen aan schuldeisers. Gemiddeld genomen leidt schuldsanering via de wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) 2,5 keer zo vaak tot een werkelijke oplossing als de ‘gewone’ schuldhulp, waarbij de gemeente een akkoord moet uitonderhandelen met de crediteuren. Laatstgenoemde route, het buitengerechtelijke of ‘minnelijke traject’, moet eerst zijn bewandeld voordat de rechter kan ingrijpen. Een tussenvorm is nog het dwangakkoord, waarbij de Gemeentelijke Kredietbank de rechter vraagt aan de schuldeisers een ‘minnelijke regeling’ op te leggen. Het rapport zoomt gedetailleerd in op de gkb Assen en de gkb Midden-Drenthe. In Assen is de wsnp 3,5 keer, in Midden-Drenthe zelfs 4,5 keer effectiever dan hulp via de gkb.

Westen analyseert hoe de diverse spelers allemaal hun eigen administratie voeren waardoor een centraal, onderling vergelijkbaar overzicht ontbreekt. De gkb’s rapporteren geen harde, transparante slaagcijfers aan de gemeenten, alleen ‘gkb-gemiddelde succespercentages’. De rechtbanken doen helemaal geen verslag aan lokale overheden. Het cbs registreert alleen de wettelijke trajecten, niet die via de gemeenten. De enige instantie die het overzicht zou kunnen hebben, het Bureau Krediet Registratie (bkr), wil die gegevens niet verstrekken.

Haarfijn ontrafelt hij ook het gegoochel met definities in de diverse jaarverslagen. ‘Succespercentages’, ‘slaagpercentages’, ‘schuldoplossingspercentages’ en ‘succesvol afgehandeld bemiddelingstraject’. Op papier stijgen ze overal. In werkelijkheid daalt het toch al lage percentage échte oplossingen gestaag, rekent Westen voor.

‘De schuldhulp­verlening is een zéér ondoorzichtige brij van belangen, met minimale resultaten’

Charles de Haas is fractievoorzitter van Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork in de gemeente Midden-Drenthe, en nummer 1 op de provinciale opd-lijst. Hij kent het rapport van Westen. ‘De uitkomsten verbazen me niets. De resultaten van de schuldhulpverlening zijn volstrekt onduidelijk. Er gaat veel geld in om en je weet niet waar het blijft. In mijn gemeente Midden-Drenthe betalen we jaarlijks 350.000 euro aan de Gemeentelijke Kredietbank, maar welke resultaten ze nu echt boeken…’

Het is ‘mooie handel’, zegt hij onomwonden: ‘De mensen schrijven zich in bij de kredietbank, moeten daarna maanden wachten tot er iets gebeurt, maar de rekening die de bank stuurt aan de gemeente gaat wel al lopen, à 270 euro voor de intake en een vast bedrag per maand. Trouwens, zo’n kredietbank kan geld lenen tegen 1,7 procent rente maar rekent haar cliënten zeven procent. Ik zeg: de schuldhulpverlening is een zéér ondoorzichtige brij van belangen, met minimale resultaten.’

Ook Jaap Bos (74) die in Eindhoven al zestien jaar pro deo hulp en advies verstrekt aan mensen met schulden herkent de door Westen gesignaleerde problemen. De gepensioneerde ambtenaar houdt spreekuur bij de plaatselijke Voedselbank, geeft een cursus Eerste Hulp bij Schuld en gaat met schuldhebbers mee naar de rechtbank. ‘Ik krijg de mensen op mijn bordje die door de reguliere schuldhulpverlening worden afgewezen omdat hun problemen te ingewikkeld zijn. Het hele stelsel is rázend gecompliceerd en bovenal: volstrekt inefficiënt. Je hebt bijvoorbeeld beschermingsbewindvoerders voor de schuldenaars, saneringsbewindvoerders voor de schuldeisers, én curatoren. Mensen snáppen dat niet meer.’

Hij verhaalt over een recent gesprek met de leiding van de Eindhovense afdeling schulddienstverlening. ‘Ze vertelden dat ze per jaar vijftienhonderd verzoeken om hulp krijgen. De meeste mensen blijken niet rijp voor een schuldregeling en moeten worden doorgestuurd naar andere instanties. In ongeveer vierhonderd zaken kunnen ze beginnen aan een onderzoek, zo’n 250 gevallen nemen ze echt in behandeling, en daarvan wordt zeventig procent succesvol afgerond.’ Oftewel: 175 van de vijftienhonderd schuldgevallen worden echt opgelost.

‘De schuldhulpverlening is een duur systeem met een laag rendement. Een dom systeem dus’, stelt de Rotterdamse ambtenaar Barend Rombout onomwonden. Hij is hoofd van Frontlijn, een gemeentelijke organisatie die mensen met achterstanden en armoede bijstaat. Maximaal vijftien procent van de mensen die zich aan de balie meldt, raakt echt uit de schulden, weet hij.

‘Veel mensen schrikken bij de intake van wat ze allemaal moeten doen. Die zie je dus nooit meer terug. Daarna lukt het een groot deel niet om alle financiën netjes op een rijtje te zetten’, verklaart hij het hoge afvalpercentage. In de stabilisatiefase mogen de cliënten vervolgens geen nieuwe schulden maken. ‘Onmogelijk!’ is zijn ervaring. ‘Als de energierekening een keer hoger uitvalt, mag je al niet meer verder.’ De procedure duurt volgens Rombout veel te lang: ‘Deze mensen kennen het begrip uitgestelde beloning niet. Hun koelkast moet vandaag vol en drie jaar is onafzienbaar lang. Voor mensen in achterstandswijken is het schuldhulptraject gewoon niet te volbrengen. Al is er met langdurige begeleiding wel een beter rendement te behalen. De registraties beginnen nu pas te tellen als de eerste hobbels genomen zijn, dat wil zeggen als de aanvraag helemaal compleet is. Dat is niet eerlijk. Het gaat erom: wie komt er aan de balie?’

‘Staatssecretaris Klijnsma blijft maar zeggen dat het goed gaat bij de gemeenten, maar ze kan niet langer wegkijken’

Een onderzoek van de SP in Venlo bevestigt het beeld van de geflatteerde cijfers. Van de 42 mensen die zich in 2013 meldden voor hulp blijken er slechts negentien doorgestroomd in een schuldhulptraject. Tien mensen zijn afgevallen, zeven zijn nog niet gestart. ‘Het zijn juist de afvallers die ons het meest zorgen baren’, zegt Angelique Weingarten, lid van de hulpdienst. ‘Want dat zijn vaak de mensen met de meest problematische schulden. Ze zijn niet gemotiveerd, heet het dan. Maar motivatie is een ruim begrip. In de praktijk is vaak volstrekt onduidelijk waarom mensen afvallen.’

Henk van Hooft, tot 8 mei cda-wethouder in de gemeente Midden-Drenthe, de gemeente die Peter Westen onder de loep neemt, heeft kritiek op gepresenteerde cijfers. ‘Ik kan er geen touw aan vastknopen, de landelijke situatie en die bij ons lopen door elkaar heen’, bromt hij. Tegelijkertijd beaamt hij dat de verschillende definities de werkelijkheid verhullen: ‘Onze kredietbank noemt een traject geslaagd als er een schuldregeling is afgesproken. Als zich honderd mensen melden en vijftig vallen bij voorbaat af, bijvoorbeeld omdat ze aan de drank zijn of gewoon een gat in de hand hebben, dan kun je zeggen: de kredietbank doet zijn werk slecht. Maar het is nu eenmaal de definitie die we met z’n allen ooit hebben afgesproken. Tegelijkertijd is die definitie inderdaad niet zo slim. Vóór de economische crisis mocht je verwachten dat wie aan een traject begon dat ook succesvol afrondde. Tegenwoordig is dat wel anders. We moeten nu dus veel meer de output als doel gaan stellen. En controleren of dat ook wordt gehaald.’

Dat laatste is ook alleszins in het belang van de gemeente zelf, betoogt Westen in zijn studie. De maatschappelijke vervolgkosten (huisuitzettingen, voortdurende werkloosheid, ziektekosten, verslaving, criminaliteit) bij voortwoekerende schulden kunnen voor een gemeente oplopen tot wel vijftigduizend euro per gezin. Hoe hard de crisis toeslaat, blijkt wel uit de meest recente jaarcijfers van de nvvk. Het aantal geregistreerde aanmeldingen is in vijf jaar tijd verdubbeld: van 44.000 in 2008 tot 89.000 in 2013. De gemiddelde schuld steeg van 29.900 euro naar 37.700 euro.

Sadet Karabulut, Tweede-Kamerlid voor de SP, schrikt van alle bevindingen. En toch ook weer niet. ‘Wij krijgen zelf ook zóveel signalen en mails dat het systeem aan alle kanten rammelt… Ik wist dat het treurig was maar het wordt steeds treuriger. Staatssecretaris Klijnsma blijft maar zeggen dat het allemaal goed gaat bij de gemeenten, maar ze kan niet langer wegkijken. Alle alarmbellen gaan bij mij af als het echte rendement maar vijftien procent blijkt te zijn. De schuldhulp is bedoeld om mensen perspectief te bieden. Maar dat perspectief is voor velen kennelijk een doodlopende weg. Op korte termijn ben je dan ogenschijnlijk van die mensen af. Maar vroeg of laat komt dat als een boomerang terug in de samenleving.’

Karabulut kondigt aan Kamervragen te gaan stellen: ‘En misschien moeten we eens een landelijk meldpunt openen voor de mensen die nu buiten de boot van de schuldhulpverlening vallen.’

Zoals Sandra Natrop. Ook zij meldde zich – net als bovengenoemde Marcia – in november vorig jaar ten einde raad bij de afdeling schulddienstverlening in Doetinchem. Haar verhaal een klein half jaar later is niet veel beter. ‘Ik zit nog steeds in een web van ellende. Ik ben diep teleurgesteld in de schuldhulpverlening. Het systeem is waardeloos.’ Natrop (42) meldde zich omdat ze het huis van haar overleden moeder had geërfd. Omdat stiefvader er nog in woont kan ze het niet verkopen, maar de Belastingdienst merkt het wel aan als vermogen. Gevolg: een forse naheffing die ze niet kan betalen van haar bijstandsuitkering. Alle andere schulden heeft ze inmiddels zelf afbetaald. Ze schakelde zelf een bewindvoerder in, die een nieuwe bankrekening op haar naam opende. Sinds die tijd komen de toeslagen niet meer binnen. Vanaf april is haar nieuwe bankrekening geblokkeerd, ook haar uitkering ontvangt ze nu niet meer. De automatische incasso’s kunnen niet meer worden voldaan en de nieuwe aanmaningen stromen weer binnen. De bewindvoerder reageert al maanden niet op post en telefoontjes. Van de gemeente hoorde ze vier maanden niets meer, totdat er ineens een schuldsaneringscontract op de mat plofte. ‘Maar dat wil ik nu helemaal niet meer, want buiten die belastingkwestie héb ik geen schulden meer.’ Waar ze momenteel van leeft, met kind maar zonder inkomen? ‘Van de Voedselbank’, zegt Natrop. ‘En een paar vrienden stoppen me regelmatig wat toe.’


Beeld: (1) In een spreekkamer van de gemeente Doetinchem tekent Marcia (links) in november vorig jaar een schuldhulpcontract (Rachel Corner). (2) ‘De schuldeisers zijn inmiddels weer begonnen met incasso’ (Rachel Corner).