Aan George W. Bush jr. hebben we de termen rogue state en axis of evil te danken, schurkenstaat en as van het kwaad. Dat waren de absolute vijanden, die moesten vernietigd worden.
Het eerst aan de beurt was Afghanistan, om Osama bin Laden en al-Qaeda te vernietigen, en toen kwam het Irak van Saddam Hoessein. Na de propagandistische voorbereiding vol vergissingen en leugens (die door Nederland onder leiding van J.P. Balkenende geslikt en gesteund werden) volgde de aanval, de bekroning van deze buitenlandse politiek. De Duitsers, met Gerhard Schröder als kanselier, en de Fransen onder leiding van Jacques Chirac, deden niet mee. De Amerikanen aan de ene kant, de voornaamste Europese bondgenoten aan de andere: twee schoolvoorbeelden van een zelfstandige buitenlandse politiek.
Frankrijk en Duitsland waren tien jaar terug verenigd in hun weerstand tegen de mateloze zelfoverschatting die destijds het kenmerk was van de Amerikaanse politiek. Maar ze hebben toen niet de leiding genomen van een Europees alternatief. Wel was er ernstig afbreuk gedaan aan het Amerikaanse leiderschap van wat we toen nog de Vrije Wereld noemden. Maar ondanks de verkapte nederlagen waarmee het buitenlands beleid van Bush is geëindigd bleef Washington de toon aangeven, bij gebrek aan Europese initiatieven.
Die tijd is voorbij. De belangrijkste oorzaak is dat de periode van het Amerikaanse leiderschap is afgelopen. Zal die plaats langzamerhand door China worden ingenomen? Het is veel te vroeg om daarover te speculeren. Het is niet voldoende een machtig land te zijn met de grootste bevolking ter wereld. Het Chinees is geen wereldtaal, de technische en wetenschappelijke toplaag draagt niet beslissend bij tot de vooruitgang van de mondiale beschaving, het ontbreekt het land aan het wereldwijde gezag dat Amerika in zijn glorietijd had. China voert geen toonaangevende, expansieve buitenlandse politiek. Vanuit Europees standpunt bezien heeft China de politieke invloed van een zeer grote maar verre provincie.
Onder Poetin heeft Rusland zich als wereldmacht hersteld. Maar vergeleken met de Sovjet-Unie is Rusland een natie die een betrekkelijk marginale invloed heeft op de wereldpolitiek. En het land wil ook niet meer dan dat. De Russische buitenlandse politiek heeft zich nu geconcentreerd op de Olympische Winterspelen en als die voorbij zijn zitten ze daar met gigantische lege stadions. En misschien is de positie van de Russische homoseksuelen erop vooruit gegaan. Laten we het hopen. Maar een hoofddoel van de buitenlandse politiek kun je het niet noemen.
Ten slotte hebben we als wereldmacht de Europese Unie. Het is een economische eenheid, nog altijd in wording, maar een militaire macht in de traditionele zin? Sommige Europese landen hebben de Amerikanen geholpen in Afghanistan, maar dat is afgelopen. Nederland geeft militaire steun aan de Fransen in Mali en de marine helpt bij de bestrijding van de Somalische zeerovers. Nuttig, maar is het een blijk van zelfstandige buitenlandse politiek?
Tot 10 mei 1940 hebben we met succes een neutraliteitspolitiek gevoerd. Daarna het nog een keer geprobeerd, van 1945 tot 1949 in Indonesië en ten slotte toen we de Papoea’s in West-Nieuw-Guinea tot zelfbeschikking wilden opvoeden. Dat was het plan-Luns dat door een meerderheid in de Verenigde Naties zou worden gesteund. Ook Amerika stond achter ons, zei de minister. In 1962 heeft Robert Kennedy, op bezoek in Den Haag, aan dat denkbeeld een einde gemaakt.
Door de Koude Oorlog is de buitenlandse politiek van het Westen onder Amerikaanse leiding gelijkgeschakeld, waarbij in hoofdzaak de Navo de uitvoerende macht was. Als de internationale spanning tot het bijna ondraaglijke was opgelopen, kwam er een topconferentie. Tijdens de Cuba-crisis in 1962 bleek dat ook daarmee het gevaar van een kernoorlog niet volledig te bedwingen viel. Een jaar later werd de Rode Telefoon geïnstalleerd, de directe verbinding tussen het Witte Huis en het Kremlin waarmee een kernoorlog zou worden voorkomen. Het ultieme gereedschap van de buitenlandse politiek in de Koude Oorlog.
Die periode is voorgoed voorbij. De toestand in Syrië, Iran, Afghanistan, Egypte laat te wensen over, om het zacht te zeggen. Maar met wie zou Obama of Poetin moeten telefoneren? Met Assad, Rohani, Karzai? En Egypte heeft op het ogenblik geen echte president. De internationale politieke en militaire tegenstellingen zijn gefragmentariseerd. Hetzelfde geldt in veel landen voor de binnenlandse verhoudingen. De Franse president heeft overspel gepleegd. De Nederlandse regering zit in de problemen door een minister die al dan niet medeplichtig is geweest aan massaal afluisteren. Enzovoort. Iedere Europese regering heeft haar eigen binnenlandse problemen die geen tijd en aandacht voor de buitenlandse politiek laten. En hetzelfde gaat min of meer op voor de Amerikaanse. In deze jaren beleven we het einde van de traditionele buitenlandse politiek.