Afgelopen week zagen we op de televisie een kleine onderbreking van de reportages over vluchtelingen in de ellendigste omstandigheden, de schuimbekkende relschoppers en radeloze staatslieden.
Daar verschenen plotseling twee keurige heren in een deftige omgeving, de presidenten Poetin en Assad. De laatste was op bezoek in het Kremlin om de militaire samenwerking met zijn Russische bondgenoot te bespreken. Het is een klein maar veelbetekenend bewijs van de radicale manier waarop we door de vluchtelingencrisis in beslag worden genomen. Per slot van rekening heeft Assad een groot aandeel in deze Europese crisis. Onder zijn presidentschap is bijna vijf jaar geleden de verwoestende burgeroorlog begonnen. Hij heeft een morele verantwoordelijkheid. Maar voor deze beschuldiging is hij niet ontvankelijk en de Europese politiek laat hem met rust.
Ten onrechte. Rusland heeft al nauwe militaire banden met Assad. Russische vliegtuigen opereren in het Syrische luchtruim. Washington overweegt no-fly zones in te stellen om de bevolking tegen luchtaanvallen te beschermen. Van wie? Van Assads bondgenoten, Rusland en Iran. Moet Amerika daar maatregelen tegen nemen? De druk op Obama neemt toe. Maar Washington aarzelt weer, zoals het in dergelijke gevallen doet. Er zijn grote risico’s dat het dan tot ‘luchtincidenten’ komt die het begin van een onbedoelde escalatie zouden kunnen zijn. En natuurlijk wil Obama de chaos in Syrië niet vergroten. Dat is de erfenis van George W. Bush (en Blair en Balkenende in Irak).
Intussen doet zich een nieuwe verwikkeling voor. De Amerikanen beschuldigen Rusland ervan dat het onderzeeboten en spionageschepen ‘agressief’ laat opereren in de buurt van onderzeese internetkabels waar vrijwel alle militaire geheimen door worden gecommuniceerd. Het is nog geen onderwerp in het wereldnieuws geweest, maar in The New York Times (26 oktober) worden niet met name genoemde hoge Amerikaanse autoriteiten geciteerd die verklaren dat de Russische activiteiten veel verder gaan, van de Noordzee tot de wateren van Zuidoost-Azië. Een hoge officier zegt dat het langzamerhand aan de Koude Oorlog doet denken.
Ja, de Koude Oorlog, daar heb je hem weer. Als de verhouding tussen de supermachten over een langere periode een stijgende spanning vertoont, wordt deze historische vergelijking gemaakt. Ten onrechte. De Koude Oorlog is een periode van veertig jaar waarin twee supermachten in de loop van de praktijk een systeem ontwikkelden waarin op den duur de wapenwedloop parallel verliep aan de bestrijding van het oorlogsrisico. Aan de ene kant hadden we de kernproeven die de wereld regelmatig in spanning hielden; aan de andere kant de topconferenties, de Geest van Genève die daarvan een bekroning was, en de Rode Telefoon, de directe verbinding tussen de leiders van de supermachten. Dat systeem heeft veertig jaar goed gewerkt, behalve als een supermacht op eigen houtje aan een grote operatie begon: Afghanistan, Vietnam. Die zijn in catastrofes geëindigd.
Hieruit mag blijken dat een vergelijking tussen nu en de periode van de Koude Oorlog volstrekt misplaatst is. De internationale gemeenschap wordt in deze tijd geregeerd door de chaos. Die is in het laatste decennium van de vorige eeuw begonnen met de Joegoslavische burgeroorlogen, heeft zich voortgezet in Afghanistan en zich later geleidelijk uitgebreid tot het hele Midden-Oosten. De Russen proberen daarvan nu in Syrië te profiteren. Na de annexatie van de Krim hebben ze hetzelfde geprobeerd in Oekraïne. Die operatie is mislukt en heeft ten slotte als gevolg van internationale maatregelen de levensstandaard van het volk verlaagd.
Wat is het perspectief van de supermachten in Syrië? Geen winst, maar chaos. In feite is de tijd van de supermachten voorbij, en hetzelfde geldt voor de Verenigde Naties, de hoogste internationale instelling die per slot van rekening de arena van de supermachten was.