Waarom zijn cultuurpessimisten zo ergerlijk? Wat maakt bijvoorbeeld George Steiner tot zo'n pompeuze gek? Hun idee dat de cultuur van het avondland achteruitholt, dat de barbaarse horden niet te stuiten zijn, is vooral lachwekkend. Erger is dat types als Steiner menen dat er eigenlijk niet te praten valt met mensen die een, achteloos de conversatie binnengesmokkeld, citaat van Homerus, Shakespeare of Dante niet herkennen.

In feite zijn het mannetjes die er de pest in hebben dat ze de cultuur niet meer kunnen bijbenen, die het liefst tweehonderdvijftig jaar geleden hadden geleefd. Als je, om voor erudiet te kunnen doorgaan, geen Goethe, Schiller, Byron, Balzac, Baudelaire, Stendhal, Flaubert, Schopenhauer, Nietzsche, Mann, Joyce, Proust, Nabokov en Voskuil hoeft te lezen, dan houd je heel wat tijd over. Dan is het mogelijk om eindelijk eens de Grieken en Romeinen te lezen, dan heb je eindelijk eens tijd voor Dante.

Want wie leest nog Dante? Honderd jaar geleden was hij erg in de mode. Tussen 1864 en 1941 verschenen niet minder dan twaalf complete vertalingen van La divina commedia, plus nog twee van alleen De hel. Daarna was het lange tijd stil rond Dante. De hel was ten tijde van de laatste vertaling werkelijkheid geworden, en bovendien leek het in de jaren zestig en zeventig, op het hoogtepunt van de secularisatie, niet erg opportuun om een vuistdikke verhandeling over het hiernamaals te publiceren. Het duurde dan ook tot 1987 eer er een nieuwe vertaling kwam, van de hand van Frans van Dooren

In zijn als altijd zeer informatieve inleiding signaleerde Van Dooren de trend dat vertalingen van Dantes meesterwerk steeds vaker voor het proza kozen. Met pijn in het hart had hij ook voor die vorm gekozen omdat zo de inhoud van de tekst volledig bewaard kon blijven.

Dante had zijn gedicht geschreven in terzinen met regels van elf lettergrepen, volgens een vast rijmschema en met afwisselend staand en slepend rijm. Gedurende de dertig jaar dat Van Dooren geprobeerd heeft La divina commedia te vertalen, kwam hij uiteindelijk tot de conclusie dat een poging het gedicht rijmend te vertalen «zo iets is als proberen een in de bergen gelegen middeleeuwse stad uit Italië af te breken, en gemoderniseerd en wel in een Hollandse polder weer op te bouwen».

Dertien jaar na de accurate prozavertaling van Van Dooren, en 77 jaar na de laatste rijmende vertaling, van Albert Verweij, is er nu een vertaling waarbij de vorm waarin Dante zijn zinnen goot vrijwel volledig intact is gelaten. De terzinen tellen weliswaar niet allemaal 33 lettergrepen, maar veel scheelt het niet, en het rijmschema is consequent aangehouden.

Maar het belangrijkste is dat de vertaling van Cialona en Verstegen natuurlijk klinkt en soepel leest. Bij Van Dooren begon canto 5 van De hel als volgt: «Zo daalde ik uit de eerste hellekring af naar de tweede, die weliswaar minder plaats omvat maar des te meer verdriet, dat zich een uitweg baant in schrille jammerklachten.» Cialona en Verstegen vertalen: «Wij kwamen bij de tweede kring en zagen/ Dat hij een minder weidse omvang heeft,/ Maar dat meer smart zich uit in luider klagen.»

Hoewel het luide geklaag uit de rijmende vertaling niet per se «schril» hoeft te zijn, zoals Van Dooren vertaalde, echt veel van de inhoud gaat hier niet verloren.

Maar hoe zit het dan met die architectonische onmogelijkheid om een bergdorp in de polder te herbouwen? Cialona en Verstegen hebben door middel van de consequent volgehouden versvorm zo goed en kwaad als het ging heuvels opgeworpen in het vlakke Nederlands. Daarop hebben zij zoveel mogelijk van het Italiaanse bouwwerk op getrokken. Daarbij is waarschijnlijk wel eens een pittoresk geveltje gesneuveld, is er hier en daar wat verzakt, maar sfeer en karakter lijken grotendeels behouden. Waar delen van de inhoud zijn weggevallen is dat ondervangen door annotatie en commentaar.

De volledige Italiaanse tekst, commen taren en annotaties zijn opgenomen in het tweede deel van deze prachtige uitgave. Dat is buitengewoon handig, want dan hoef je niet steeds te bladeren, terwijl voetnoten de vorm van het gedicht geweld zouden hebben aangedaan. Het nadeel is dat je, als je het commentaar erbij wilt lezen — wat gezien de talloze namen en de ons niets zeggende verwijzingen echt nodig is — je wel aan tafel moet gaan zitten.

Maar zo hoort het natuurlijk ook. Machiavelli trok zelfs een fraai gewaad aan als hij de klassieken ging bestuderen. Dat is wellicht wat veel gevraagd, maar een zekere wijding is toch wel op zijn plaats bij het lezen van Dante. Het mooiste is het als het gedicht hardop wordt gelezen, als de lezer zich laat meeslepen op de cadans van die rustig vloeiende, ogenschijnlijk met zoveel gemak vertaalde verzen.