In de volgende aflevering van de bestuurlijke soap rond het Stedelijk Museum is het voormalige postdistributiecentrum naast het Centraal Station tijdelijk ingericht als museum. Het ontwerp van het in streng functionalistische stijl opgetrokken gebouw is van P.J. Elling (1897-1962). De nieuwe inwoners hebben een provisorische voor gevel gebouwd die verwijst naar het bekende knalrode PTT-design uit de jaren tachtig. Geheel in overeenstemming met de internationale mode staat daarop de afkorting «SMCS», waardoor het tijdelijke museum zich schaart in het gezelschap van enkele bekende internationale musea voor hedendaagse kunst als het PS1 te New York, het Gentse SMAK, het Antwerpse MUHKA, het MACBA in Barcelona en het K21 te Düsseldorf. En al voordat je het pand betreedt, haal je opgelucht adem: na vijf maanden droogte heeft Amsterdam eindelijk weer een groot institutioneel podium voor de hedendaagse kunst.

Het Stedelijk Museum beslaat de tweede en de derde verdieping, waardoor de conservatoren een oppervlakte van zesduizend vierkante meter tot hun beschikking hebben. Dat komt in de buurt van de afmetingen van het pand aan de Paulus Potterstraat. De architecten Zwarts & Jansma zorgden voor de vormgeving. Behalve een fraaie entree maakten ze enkele interessante doorkijkjes, waardoor zelfs de bezoeker zaterdagochtend een surrealistisch uitzicht op twee in elkaar geschoven treinstellen niet werd onthouden. Op de negen overige verdiepingen bevinden zich andere culturele instellingen, zoals de organisatie van het World Wide Video festival, het kunstenaarsinitiatief W139 en de nieuwe-media-instelling Mediamatic. Op de topverdieping is een trendy restaurant («11») gehuisvest, met een subliem uitzicht over het IJ en de stad. De bedoeling is dat al deze culturele instellingen en zelfs het restaurant tot gezamenlijke projecten komen.

Het Stedelijk opent met drie tentoonstellingen. De grootste bestaat uit een selectie van werken uit de vaste collectie. Kirchner, Kandinsky, Appel, Debuffet, Yves Klein, Bruce Nauman — kortom, alle groten. Willem De Kooning wordt vanwege zijn honderdste geboortedag geëerd met een presentatie van al zijn werken die het Stedelijk verworven heeft. Gewaagder is de tweede tentoonstelling, Kramer vs. Rietveld, een greep uit de enorme meubelcollectie van het museum. In een nauwelijks verlichte zaal staat een grote hoeveelheid stoelen opgesteld van bekende meubelontwerpers, wat interessante contrasten oplevert. In ruwe onbewerkte houten boxen zijn impressies te zien van interieurstukken.

20/20 Vision, de derde tentoonstelling, is een ingetogen streven de ontwikkelingen van de hedendaagse kunst te vangen, met werk van kunstenaars als Steve McQueen, Francis Alÿs, Marc Bijl en Germaine Kuip en De Rijke en De Rooij. Het werk van de laatste twee was al eerder te zien in de dependance van het museum met de meest actuele kunst. In 20/20 Vision blijkt het Stedelijk geen problemen meer te ondervinden bij het presenteren van hedendaags werk dat een poging doet de maatschappelijke en politieke wereld het museum binnen te halen. Dat is mede de verdienste van het gebouw, waarin bijvoorbeeld de video-installatie van Francis Alÿs, Cantos Patrioticos (1999) een absolute must-see wordt.

Alÿs is een Belg die vanaf 1991 in Mexico City woont en werkt. Hij toont op twee televisies traditionele Mexicaanse muzikanten, zogenaamde mariachi’s. Op één beeld zingen ze en op het andere lopen zij over straat, vragend om een lift. Te horen is een volksliedje dat af en toe een paar seconden stopt. Tegelijk laat een grote muurprojectie een stoelendans zien waarbij eerst het aantal stoelen afneemt en vervolgens weer toeneemt. Het dynamische geheel vormt een installatie die de beschouwer meeneemt naar een uit zijn voegen groeiende stad, waar het moderniseringsproces zelf al een traditie is geworden.

Door de nieuwe behuizing kan nu eindelijk ook in Amsterdam een museum recht doen aan kunst die reflecteert op beweging en verandering, en niet louter gedijt op elitaire zedelijkheid en sacrale stilte.