De bizarre personages, vooral een ruwe man met een soortement cowboyhoed op, storten zich in de stijl van Dennis Potter te pas en te onpas op muziek binnen en buiten het beeld. Ironie omlijnd met zwarte humor bepaalt vervolgens de gebeurtenissen in het verhaal.

Soms is het surrealistische effect van de dansende en zingende figuren in The Owners precies hetzelfde als dat in de televisieseries van de Engelse toneelschrijver en televisiemaker Potter, bijvoorbeeld Pennies from Heaven (1978). Zoete herinneringen aan het origineel — in The Owners veel Chubby Checker en Elvis Presley — vloeien naadloos over in de harde verhaalwerkelijkheid waarin de personages zich bevinden. Het principe van show, don’t tell wordt in extremis doorgevoerd, zodat de regisseur de verantwoordelijkheid over wat een scène uiteindelijk betekent volledig bij de kijker neerlegt. Dat maakt The Owners tot uitdagende cinema. Het verhaal gaat om harde feiten, maar de symboliek die eruit voortvloeit is melancholiek, haast vertederend. En dikwijls schokkend.

De 25-jarige John (Aidyn Sakhaman) keert samen met zijn tienerbroer Yerbol en hun zieke zusje van twaalf Aliya (Aliya Zainalova) terug naar het huis van hun overleden moeder in een gehucht in de omgeving van Almaty, Kazachstan. Het huis is hun eigendom, maar het wordt inmiddels bewoond door Zhuba (Bauyrzhan Kaptagai), broer van het plaatselijke politiehoofd. Zhuba verlaat het huis gedwongen, maar keert met een knokploeg terug. John en Yerbol zijn niet van plan het huis af te staan. Wanneer ze zich verzetten worden ze in elkaar geslagen. Dat is de eerste in een reeks incidenten waarin de jongelui lijnrecht tegenover de oudere dorpelingen en de corrupte lokale overheid komen te staan.

Deze mensen zijn tragische karikaturen, vooral de bittere Zhuba, hij met de hoed, die hunkert naar vroeger. Volgens hem hebben John en Yerbol, ‘corrupte ellendelingen’, de Sovjet-Unie verraden. Samen met zijn broer en de andere inwoners voert Zhuba het oude stelsel weer in: losgeslagen bureaucratie, corruptie en eigenaarschap gebaseerd op een vage sociale rangorde. Maar ergens weet iedereen in het dorpje dat deze samenleving verrot is, ook Zhuba die verzucht: ‘We hebben niets meer over behalve het dansen.’ Hoe wrang: dansen zullen ze, koortsachtig en schijnbaar eindeloos op de maat van Benny Goodmans Sing Sing Sing en Checkers The Twist.

The Owners, eerder dit jaar in première in Cannes, dingt mee in het competitieprogramma van het festival World Cinema Amsterdam waarin luidens een persbericht ‘de beste, onafhankelijk geproduceerde films uit Latijns-Amerika, Azië en Afrika’ te zien zijn. Die noemer, ‘wereldcinema’, is misschien zo langzamerhand aan nader onderzoek toe. ‘Onafhankelijk geproduceerd’ klinkt evenmin overtuigend; dat is tegenwoordig het gros van de films die uitkomen.

Eigenlijk wil men zeggen dat het om films gaat die normaal gesproken niet in de bioscoop komen. Want uit verre windstreken, vaak technisch niet zo best gemaakt, en verhalen verteld met een filmtaal die losstaat van genre en conventie. Maar ook dat laatste is problematisch, gezien de talloze tekstuele referenties in The Owners naar de westerse populaire cultuur. De beste oplossing is misschien nog met een open gemoed naar dit festival te gaan, en je slechts laten verleiden door datgene wat je op het scherm ziet, zoals het verrukkelijke The Owners.


World Cinema Amsterdam, 14 t/m 24 augustus


Beeld: The Owners (Rialto)