Alle aanlokkelijke toekomstvisioenen en politieke propaganda zijn verleden tijd, het Venezuela dat in Nacht in Caracas naar voren komt is een land van corruptie, geweld en woekerende onrust. We betreden die wereld via Adelaida Falcon, een slimme 38-jarige vrouw die haar moeder net heeft verloren aan kanker – de begrafenis vormt het beginpunt van dit romandebuut. Met de rest van haar familie had Adelaida altijd al weinig, haar vader was nog voor haar geboorte uit beeld verdwenen, maar haar moeder en zij vormden een hechte twee-eenheid die tegen alles bestand leek. Totdat de moeder dus wegviel. ‘Die dag ben ik veranderd in mijn enige familie’, overdenkt ze in de wat theatrale stijl die dit verder prettig heldere, compacte verhaal soms binnenglipt. ‘Het laatste deel van een leven dat ze al snel met geweld van me zouden wegrukken. Te vuur en te zwaard, zoals alles wat er in deze stad gebeurt.’
Nog vrij kort hiervoor zag de toekomst er heel anders uit, niet alleen voor Adelaida maar voor heel Caracas. De toezeggingen die de vrouwelijke militaire machthebber ‘de Maarschalk’ en de haren deden, stemden hoopvol: ‘Dat nooit meer iemand zou stelen, dat alles voor het volk zou zijn, dat iedereen het huis van zijn dromen zou krijgen, dat er nooit meer iets slechts zou gebeuren. Ze hadden tot vervelens toe beloofd.’
Adelaida benoemt niet eens expliciet dat er helemaal niks van die woorden is terechtgekomen, dat wordt in elk hoofdstuk subtiel of minder subtiel duidelijk. Terugblikkend omschrijft ze haar jeugd, de tedere momenten met haar moeder, de stad die toen nog beschaafd en overzichtelijk was. Ze schakelt tussen herinneringsflarden en volwaardige scènes – wat Nacht in Caracas aanvankelijk een enigszins chaotische vertelling maakt, die niet bepaald als een hongerig huisdier op je afkomt, maar gaandeweg wordt het tempo opgevoerd en ontstaat er meer voortstuwende spanning. En niet onbelangrijk: die chaos hóórt bij dit verhaal. Deze roman gaat immers over een stad die drastisch verloedert en die zich steeds moeilijker laat begrijpen of vatten.
Het voelt een beetje flauw om te zeggen, maar Karina Sainz Borgo (Caracas, 1982), die zelf sinds 2006 in Spanje woont en behalve fictieschrijver ook al jarenlang journalist is, weet duidelijk waar ze het over heeft. Nergens noemt ze Chávez of Maduro, en dat maakt haar verhaal des te krachtiger: dit gaat niet om specifieke schuldigen, het gaat om een ongrijpbaar, gewelddadig systeem. Wat extra goed werkt is dat Borgo nergens met haar kennis pronkt en haar verhaal evenmin laat overlopen in een kritisch essay over de alarmerende staat van het moderne Venezuela.
Iedereen is bezig met overleven, dode lichamen worden beroofd in plaats van begraven. Op het moment dat Adelaida na enkele omzwervingen thuiskomt, blijkt haar appartement ingenomen te zijn door een gewapende bende, die haar niet eens een paar van haar spullen laat meenemen. Dit resulteert in een van de betere scènes uit het boek, omdat er een gekke combinatie van vervreemding, opportunisme en dreiging in de toon sluipt. Adelaida kan zich tot niemand richten voor hulp. Moet ze zich fel tegen de gang van zaken verzetten, of is dat bij voorbaat kansloos?
Ze kiest voor een andere oplossing: wanneer ze ontdekt dat haar buurvrouw dood op de grond ligt (‘Hadden de Maarschalk en haar volgelingen haar vermoord? Waren ze binnen geweest en weer naar buiten gegaan toen ze zagen dat ze dood was?’), betrekt ze diens appartement tijdelijk. Dat is knap gedaan, die omkering, het overlevingsinstinct dat bij Adelaida opspeelt. Uiteindelijk is zij ook opportunistisch, ze moet wel, anders houdt ze het geen dag meer vol.
Borgo heeft met Adelaida een weliswaar getroffen, maar ook weerbaar hoofdpersonage geschapen. Iemand die niet louter volgt en mak van de ene tegenslag naar de andere hopt, nee, ze wordt gehard door de penibele omstandigheden. ‘Als ik iets zeker wist was het wel dat het altijd nog slechter kon.’
Misschien komt die veerkracht doordat ze – ondanks alle traangas en verkrachtingen, ondanks de motorbendes die de stad teisteren – niet uitsluitend bezig is met wat er om haar heen verloedert. Ze denkt regelmatig terug aan het land waar ze opgroeide. Dat ze met haar moeder zorgeloos kleren kocht, ooit. Dat ze als speels meisje op een boom zat, haar terri-torium, levend in een decor dat ‘in de loop van de jaren veranderde in een ongeordende verzameling afrasteringen en ketting-sloten’. Wie wil weten hoe dat precies zo is gekomen, hoe Venezuela de afgelopen jaren heeft kunnen veranderen in zo’n corrupt, bloederig land, is bij deze roman aan het verkeerde adres. Maar Nacht in Caracas vertelt op krachtige wijze het verhaal van iemand die dag in dag uit gebukt gaat onder dat gewelddadige regime, en die moet overleven in een wereld waar alle zekerheid is weggevallen en het leven een kwestie is geworden van volhouden, elke dag opnieuw, omdat er niets anders op zit.