We schrijven 1967. Ellen Vogel is in de kracht van haar leven en op de toppen van haar toneelroem. Een Haagse dame, moedwillig verdwaald in Amsterdam. Ze speelt al sinds de oprichting (in 1950) bij de Nederlandse Comedie, het eerste en grootste ensemble van het land. Daar werken de toneelkeizers en theaterkeizerinnen van het Leidseplein. Seizoen 1966-1967 opent met De dame uit Maxim (La dame de chez Maxim), een boulevardkomedie van Georges Feydeau. Ellen Vogels eerste klucht. Een clownsrol. Als ze dat op het prikbord aangekondigd ziet (toneelspelers lezen dan nog bij aanvang van het seizoen wat ze te doen krijgen), stormt ze het directiekantoor binnen: ‘Heren, ik voel me gevleid en vereerd, maar dit kán ik niet.’ Ze blijkt het wel degelijk te kunnen. Wat heet: ze geniet ervan. Te midden van gehaaide komediespelers als Guus Oster en Bob de Lange (die ook regisseert), jonkies als Willem Nijholt en Rudolf Lucieer en leeftijdgenoten als Cor (‘Pipo’) Witsche en Yoka (‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’) Berretty. Daarna staat Gijsbrecht van Aemstel op haar programma, Badeloch.
En meteen daarna, februari 1967, beginnen de repetities aan een nieuwe Edward Albee, In wankel evenwicht. Opnieuw een gezin in de slagschaduw van een kind dat er niet (meer) is. Net als in Wie is bang van Virginia Woolf? Het gezin wordt deze keer belaagd door een echtpaar dat op de vlucht is. En door een horzel van binnenuit. Die horzel is de zus van de vrouw des huizes, Claire, een notoire alcoholiste. En die rol gaat Ellen Vogel spelen.
De cast alleen al is een delicaat evenwicht. De ijskoningin, Agnes, te spelen door Ank van der Moer. De radeloze vader des huizes, Tobias, een grootse rol van Bob de Lange. Regie voert de introverte, briljante maar immer twijfelende ziener Han Bentz van den Berg. Er bestaan nog zestien minuten zwart-witfilm van die voorstelling. Zelfs dat krukkig gedraaide materiaal barst door het kijkglas heen. De gedistingeerde Ellen Vogel is kennelijk gewassen door het circus van Feydeau. De Haagse allure en stijl, die ze altijd al aan haar kont heeft hangen (lees vooral het vorig jaar verschenen boek over de ‘flamboyante theaterfamilie de Vogels’), doorkrast ze hier met de paraaf van een duivelin die het op een zuipen heeft gezet. Ik heb het als jongen van negentien indertijd ingedronken. Dat slordig opgestoken haar. Die malle broekpakken. Dat jodelen met een kinderaccordeon als (eigen) begeleiding. En dan die pesterige tekstbehandeling van de vernietigende Albee-zinnetjes. Over het kopen van een topless-bikini. Over het gescheiden slapen van Agnes en Tobias. Over in elkaar gesukkelde huwelijken.
Jeanne van Schaik-Willing kan in haar recensie in De Groene van 8 april 1967 haar verbijsterde bewondering over ‘dit sadistisch, drankzuchtig, cynisch monster’ nauwelijks verbergen. De critica vindt deze rol van Vogel ‘de knapste van haar leven’ en noemt haar ‘dit beweeglijk ontluisteringsdier, deze demon van de bittere waarheid’. Ellen Vogel wordt door de gezamenlijke Nederlandse toneelkritiek voor deze rol tot toneelspeelster van het jaar verkozen.
Enkele jaren later komen de tomaten, de rookbommen, de pamfletten, de ‘diskuzzies’ en de vervalste toegangsbewijzen voor een nieuwjaarspremière – de voornaamste wapenfeiten van de Actie Tomaat. Ellen Vogel is daar nauwelijks bij. Ze heeft het druk met de opnamen voor de televisieserie De boeken der kleine zielen, naar Couperus. Maar het raakt haar natuurlijk wel, dat onttronen van de vorsten en vorstinnen van het Leidseplein. Een van haar eerste grote rollen na het lawaai is die van de schatrijke weduwe Clara Zachasian in de wrange komedie Het bezoek van de oude dame van Friedrich Dürrenmatt, met Kees Brusse als haar tegenspeler. Ambachtelijk goeie voorstelling trouwens. Première: 18 september 1970. De gevreesde Actiegroep Tomaat was ondertussen in ruste. Het Werkteater had van cultuurminister Marga Klompé (kvp) de toezegging van een experimentele subsidie binnen.
En daar was journalist Ischa Meijer. Die de voorstelling in de Haagse Post van 7 oktober 1970 met de grond gelijk maakte: ‘Daar hadden we actreutel Ellen Vogel, die uit een onbegrijpelijk soort masochisme weer de aandacht van het ganse vaderlandse theaterleven op haar eigen onmacht wenst te richten, wat ditmaal uitstekend lukte: haar carrière als toneelspeelster mag dan volstrekt mislukt zijn, haar naam zal nog lang grijnslachend vermeld worden.’ Een slecht geschreven banvloek. En waarom? Sprak hier de joodse jongen die de toneelvernieuwers van de wederopbouwgeneratie alsnog de les wilde lezen, omdat ze vrijwel allemaal in de oorlog hadden doorgespeeld? Dan was Ellen Vogel wel een erg merkwaardig slachtoffer: zij had door de Duitse bezetter voornamelijk haar toneelopleiding nooit kunnen afmaken. En ach ja, Ischa Meijer, die zou een paar jaar later door het stof kruipen om allerlei ‘actreutels’ te mogen interviewen. En nog een paar seizoenen verder werd hij voornamelijk zelf een gesjeesde actreutel, die alles aan het toneel beter wilde maken maar die dat helemaal niet kon.
In het ensemble van de Nederlandse Comedie nam trouwens niemand van de collega’s het voor Ellen Vogel op. Niemand nam het trouwens voor iemand op. Iedereen ontweek iedereen. Uit angst voor geknakte engelenvleugels of gebroken koningskroontjes. Eind 1971 werd de Nederlandse Comedie opgeheven. En Ellen Vogel was een van de weinige sterren uit dat gezelschap die nog een grootse loopbaan als toneelspeler en een lang leven beschoren bleek. Aan dat rijke leven kwam op 5 augustus 2015 een eind. Ellen Vogel is 93 jaar geworden.
Beeld: (1) Als Claire in In wankel evenwicht, 1967 (Jutka Rona / MAI)