Het begin van een reeks interviews die tegelijk verwarrend en verhelderend, vrolijk en filosofisch is, in de catalogus bij de onvergetelijke tentoonstelling vijf jaar geleden van de honderd mooiste tekeningen van Emo Verkerk. Ik ben het gesprek weer gaan lezen omdat er nu een grote schilderijententoonstelling van hem is, in het Haagse Gemeentemuseum. Overigens ook weer met een catalogus, en daarin zet conservator Hans Janssen zijn interviewreeks voort met drie nieuwe interviews. Het is bijna krankzinnig een catalogus met zo’n gesprek te openen: de volkomen ontspannen vraag hoe dat is, met een bootje naar de Razende Bol varen. En het onverwachte maar nauwkeurige antwoord: niet mét maar ín je bootje.

Het verschil tussen ‘met’ en ‘in’ brengt precies in beeld hoe Emo Verkerk zijn portretten en landschappen maakt. Letterlijk geldt het voor zijn tekeningen en schilderijen van de zee, bijvoorbeeld Over stuurboord. Olieverf op linnen. Bijna driekwart van het doek wordt gevuld door de punt van een schuin liggend zeilbootje, een stukje staglijn, een stukje mast, een stukje zeil. De rest wordt gevuld door de golven van de zee en een smalle reep lucht boven een schuine horizon met wat vochtig verwaaid zonlicht. In zijn compositie lijkt het een moment uit een spannende film, maar het is met een ruige kwast losjes geschilderd: het gaat om iets anders dan realisme. Van alle zeeschilderijen die in Nederland zijn gemaakt is het zonder twijfel het raarste. Tegelijk brengt het, zo ruig en zo losjes als het is gemaakt, de ervaring realistischer in beeld dan alle andere schilderijen van boten op zee: zo zit je in een bootje, naast de schilder.

Verkerk vervolgt: ‘En het hangt een beetje van de stroom af, maar je kunt er al gauw een paar uur mee bezig zijn en je raakt langzaam verloren in die ruimte, van zee, lucht en licht. Als je dan bij de Razende Bol komt – het is een stralend mooie dag – ben je natuurlijk benieuwd of er ook andere mensen zijn. Terwijl je dichterbij komt, blijkt het opeens afgeladen vol te zijn, met een bungalowtent, met windschermen en er liggen allerlei boten en er lopen allemaal mensen rond. Ongelooflijk. Je denkt: “Wat is hier aan de hand!” Maar als je iets dichterbij komt, blijkt het een verfblik te zijn, een plank en een wasmand. En een paar meeuwen die wat heen en weer scharrelen. Dus dan blijkt je gevoel voor ruimte danig gedesoriënteerd te zijn geraakt.’

De portretten van Verkerk, schilderijen en beelden, getuigen van dezelfde concentratie, rust, verbazing, hallucinatie, verlies van gevoel voor tijd en ruimte, verbeeldingskracht. Het werk schiet alle kanten op. In Den Haag hangen niet alleen portretten van de mensen die veel voor Verkerk betekenen (zoals Reve, Ives, Capote, Slauerhoff maar vooral Joseph Roth en Venedikt Jerofejev) maar ook van vogels. En per portret is de aanpak anders. Een Uil ’s nachts is gemaakt van hout, aluminium en schroeven. Een portret van Edgar Varèse: olieverf op triplex, aluminium en popnagels. En hoogst opzienbarend: een Studie voor Jonge albatros van hout, metaal en kunststof, ‘op een sokkel, bestaande uit een tweepersoonsbed uit 1959 van Cees Braakman’.

De tentoonstelling heeft door zijn losse aanpak iets van een schetsboek. Ook omdat je de meeste geportretteerden een aantal keren tegenkomt. Geen werk toont een definitief eindpunt, het heeft altijd iets van een mogelijke variant. En bij ieder portret heb je het gevoel dat je bij Verkerk in zijn bootje zit mee te kijken en dat hij je vertelt wat er in hem omgaat.

Verkerks aanpak valt op dit moment ook goed te bestuderen bij Willem Baars Projects. Daar hangen (en staan) een aantal portretten van Belle van Zuylen. Op een van de doeken zie je haar als gebeeldhouwde buste, omgeven door een slee, twee hockeysticks en een paar tafeltennisbatjes. Op een ander schilderij klimt ze in een besneeuwd landschap een trap op bij de vogelhuisjes die ze heeft opgehangen. De kop is uit een tekening geknipt en op het doek aangebracht. Bijbehorende omschrijving: ‘Koning Winter en Belle van Zuylen, 2014 / olieverf op katoen met aangenaaid portret potlood en aquarel op papier’. De spanning van het schilderij zit onder meer in de blikrichting: Belle van Zuylen staat rechts in beeld en kijkt achterom, het beeld uit. Alsof ze wordt afgeleid tijdens haar bezigheden. Zoiets ontstaat door het toeval dat knip- en plakwerk oplevert. Terecht heeft Hans den Hartog Jager het in de NRC over de enorme vrijheid die Verkerk heeft veroverd. Hij gebruikt het woord zeven keer. Deelgenoot worden van die vrijheid is een van de mooiste dingen die je kunnen overkomen.