Veertien jaar staat artikel 100 in de Nederlandse grondwet. Op de tweehonderd jaar dat de grondwet nu bestaat, komt dat artikel dus nog maar net kijken. Toch is het aantal keren dat de regering de Staten-Generaal een zogeheten artikel-100-brief heeft gestuurd om Eerste en Tweede Kamer in te lichten over de inzet van de krijgsmacht al niet meer op een hand te tellen: missies naar de Afghaanse regio’s Uruzgan en Kunduz, tegen piraterij voor de kust van Somalië, naar Libië en Mali, en nu dan naar Irak.
Artikel 100, dat door de strijd tegen Islamitische Staat dus weer actueel is, kwam er na een motie in 1994 van toenmalig gpv-Kamerlid Eimert van Middelkoop. Hij voorzag dat na de val van de Muur Nederlandse militairen ver van huis bij een ander soort conflicten zouden worden ingezet dan tijdens de Koude Oorlog. Hij wilde dat de regering daarvoor telkens een breed draagvlak zou proberen te verkrijgen.
Een vooruitziende blik had die Van Middelkoop. Je moet er niet aan denken dat een kabinet militairen kan uitzenden zonder dat het zich daarvoor moet verantwoorden. Liever knetterende debatten over de noodzaak van mandaten van de Verenigde Naties en de voors en tegens van het gebruik van geweld dan een trigger happy kabinet dat zijn gang kan gaan.
De militaire missies die de afgelopen jaren in het oog sprongen, deden dat dan ook niet in de laatste plaats vanwege de binnenlandse politieke strubbelingen waarmee de besluitvorming gepaard ging. Opvallendst was dan overigens de brief die er niet kwam: over de tweede verlenging, na 2010, van de missie in de Afghaanse provincie Uruzgan. Coalitiegenoten cda en pvda in het toenmalige kabinet-Balkenende IV konden het daar niet over eens worden. Het leidde tot de val van dat kabinet, al was de Uruzgan-missie niet de enige oorzaak van de slechte chemie in die coalitie.
GroenLinks-leider Jolande Sap struikelde over een artikel-100-brief die er wel kwam, al was dat ook bij haar niet de enige aanleiding. De keukentafel van haar medewerkster werd ruim drie jaren geleden beroemd, omdat fractieleider Sap aan die tafel minister-president Mark Rutte toezegde een politietrainingsmissie in de Afghaanse provincie Kunduz te steunen. Alle mooie toezeggingen over humanitaire hulp ten spijt, haar achterban trok het niet. Bij de eerstvolgende verkiezingen verloor GroenLinks fors.
Voor het sturen van zes F-16 gevechtsvliegtuigen naar Irak om daar IS te bestrijden, heeft het kabinet nu brede steun. Ook die van GroenLinks, ondanks het debacle met Kunduz. De partij vindt het gezien het geweld dat IS tegen burgers gebruikt een plicht die burgers te beschermen.
Alleen de SP en de Partij voor de Dieren zijn tegen deelname aan de strijd. De SP vindt dat Nederland te snel achter de Amerikanen aan loopt, ziet niet hoe je met luchtaanvallen terrorisme kunt bestrijden, vreest dat je daarmee de soennitische bevolking juist in de armen van terroristen drijft, wil dat er in Irak meer dan nu al het geval is wordt ingezet op een regering waarbij alle bevolkingsgroepen zijn betrokken en vindt dat uit eerdere militaire interventies in Afghanistan, Irak en Libië de conclusie moet worden getrokken dat die vaak contraproductief werken.
Voorwaar argumenten waar niet aan voorbij kan worden gegaan. Met slechts de steun van de twee zetels van de Partij voor de Dieren krijgt de SP hiervoor echter weinig gehoor. Wel het verwijt de vluchtelingen in de steek te laten. Daar kun je echter tegenover zetten dat bij partijen als cda en ChristenUnie emoties over de grote stromen vluchtelingen een dermate grote rol spelen dat je je afvraagt of ze wel voldoende de gevolgen van militair ingrijpen meewegen. Dat is wrang als je hoort dat de plotselinge grote aantallen vluchtelingen die onlangs in korte tijd vanuit Syrië de Turkse grens overstaken ‘geholpen’ hebben bij het creëren van politiek draagvlak. Die stromen kwamen de voorstanders van ingrijpen eigenlijk best goed uit.
In Amerika is al gezegd dat de strijd tegen IS er een is van de lange adem. Ook vanuit Saoedi-Arabië kwam afgelopen weekeinde de waarschuwing dat deze oorlog wel eens jaren zou kunnen gaan duren. De Nederlandse politici beslissen daarmee niet alleen over de inzet voor één jaar van die zes F-16’s en de daarbij horende bemanning, maar ook over een lange, donkere straat die ze mee in gaan lopen. Waar die straat uitkomt, is onbekend. Geen reden om niks te doen, maar het schetst tegelijkertijd ook de enormiteit van de beslissing.
Pas over tien, twintig, dertig jaar zal blijken of de strijd heeft geholpen of dat het juist van kwaad tot erger is geworden, zoals de SP vreest. Voor die tijd zullen toekomstige politici nieuwe artikel100-brieven schrijven, dan wel krijgen, om de strijd te kunnen voortzetten. Of juist proberen die brieven tegen te houden. De emoties onder de Nederlandse bevolking zullen daarbij een rol spelen. Worden we na verloop van tijd oorlogsmoe? Of juist extra strijdlustig als er bodybags met gesneuvelde soldaten terugkomen, zeker als dat het gevolg is van een onthoofding? Hoe zal de stemming zijn als er aanslagen in Nederland zelf komen?
Erg verheven over meedoen aan deze oorlog zullen de discussies ook in de toekomst niet altijd zijn. Er zullen mogelijk politici of kabinetten struikelen. Maar dat is collateral damage voor wie hecht aan een breed draagvlak. Dat deed twintig jaar geleden toen Van Middelkoop zijn motie indiende de voltallige Tweede Kamer.