
Emoji emancipeert. Oxford Dictionaries bekroonde [*emoji die huilt van het lachen*] tot woord van het jaar 2015. Het is de eerste keer dat deze eer toevalt aan een pictogram. Ik kijk altijd uit naar het woord van het jaar: weken van tevoren gaan er al ranglijstjes rond van genomineerde woorden in verschillende categorieën. Woorden die eerder niet bestonden, maar door veelvuldig gebruik hun weg naar de officiële taal vinden. Woorden verbonden aan de politiek, de taal van de straat en maatschappelijke obsessies. Ongemerkt sluipen ze ons jargon binnen. Soms verdwijnen ze weer, andere zijn niet meer weg te denken. Uniek aan het woord van 2015: het is niet het woord ‘emoji’ als aanduiding van het fenomeen dat een enorme vlucht neemt, het ís een emoji. Huilend van het lachen verslaat het icoontje ad blocker, sharing economy en Brexit.
Oxford Dictionaries geeft twee verklaringen voor deze keuze: een kwantitatieve en een kwalitatieve. Het gebruik van emoji is in 2015 verdrievoudigd en blijft toenemen. [*emoji die huilt van het lachen*] is wereldwijd het meest gebruikte icoontje. Daarnaast is deze emoji gekozen als woord van het jaar, omdat het als beste de preoccupaties, het ethos en de stemming van 2015 zou weergeven. De eerste verklaring snap ik. De tweede minder: welke preoccupaties worden hier bedoeld? En hoezo stemming en ethos? Is huilen van het lachen vandaag de dag de meest gangbare reactie op het nieuws? Is dat ironisch bedoeld? Ik weet het niet. Heeft het toenemende emojigebruik daadwerkelijk invloed op de wijze waarop we ons uitdrukken en verbinden, of fungeren emoji als opium voor het volk?
Taal en de wijze waarop we haar gebruiken is niet neutraal. Impliciet bevestigt taal ons denken en handelen. Hoe gevoelig taal ligt, blijkt pas op het moment dat de regels van het spel veranderen, of dreigen te veranderen. Noviteiten gaan gepaard met verzet. Niet zozeer omdat er iets bij komt, maar uit angst dat er iets verloren gaat: beschaving. Denk aan de stichting die strijdt voor het behoudt van de naam ’s-Hertogenbosch.
De commentaren op de bekendmaking van het ‘woord’ van het jaar 2015 zijn dan ook niet van de lucht. Op het blog van Oxford Dictionaries, waar de organisatie het winnende woord presenteert en haar keuze toelicht, laten ontstemde taalliefhebbers van zich horen: ‘Emoji zijn geen taalkundige revolutie. Het zijn domme graphics, overgebruikt in stupide reeksen zonder enig punt. Gemakzuchtig en oeverloos. Emoji is voor slecht opgeleide en verveelde figuren die niks te zeggen en niks beters te doen hebben dan een beetje spelen met hun veel te dure smartphone.’ De toon is gezet.
Vooralsnog is er geen systeem of voorschrift dat het gebruik van emoji reguleert. Er zijn geen officiële emoji-woorden-, grammatica-, of etiquetteboeken. Er is wel een crowd sourced emoji-dictionary-website, maar daar is weinig inhoudelijks op te vinden. In principe zijn de plaatjes naar eigen inzicht en goeddunken te gebruiken. Juist het ongedefinieerde, het gebrek aan een officieel systeem, geeft het gebruik van emoji iets lichtzinnigs. Iets rebels misschien zelfs. Op veler verzoek is aan de nieuwste reeks emoji een opgestoken middelvinger toegevoegd.
Een berichtje of tweet sturen met een plaatje is leuk en gemakkelijk. Je hoeft niet na te denken over spelling, grammatica of de juiste woordkeuze. En het communicatiemiddel overstijgt taalgrenzen. Daarmee is het echter geenszins transparant. Een emoji kan, net als gesproken en geschreven taal, voor misverstanden zorgen, bedoeld of onbedoeld beledigen, en verkeerd geïnterpreteerd worden. Begin dit jaar introduceerde Apple huidtinten, om tegemoet te komen aan de roep om meer culturele diversiteit. De intentie is mooi, de uitvoering laat te wensen over. Het pop-up-menuutje waarmee je een huidskleur kunt instellen, is verwarrend. Ook in situaties waar huidskleur geenszins ter zake doet, wordt de gebruiker voor een keuze gesteld. Daarmee wordt huidskleur een issue, ook in situaties waar het geen issue zou hoeven zijn. Gebrekkige representatie van multiculturaliteit los je niet op met een keuzemenu. Taal hecht zich aan ideeën die bewust en onbewust in het denken besloten liggen. Een nieuw communicatiemiddel de wereld in slingeren is een precaire zaak. Zodra het middel geaccepteerd is door de massa gaat het een eigen leven leiden. Hoe en met welk doel tekens en symbolen gebruikt zullen worden, is moeilijk te voorspellen. Een systeem dat als doel heeft mensen in te sluiten, kan exclusie en discriminatie tot gevolg hebben. Taal is grillig.
Ook Google, dat als technologiegrootmacht dicht op nieuwe ontwikkelingen zit, heeft een team werknemers op emoji gezet. Onlangs heeft het team met succes een reeks nieuwe ‘beroepenemoji’ gepitcht bij de Unicode Emoji Subcommittee: het idee is dat er meer vrouwen met stoere beroepen moeten komen. Tot nog toe is in de categorie ‘beroepen’ enkel een vrouwelijk danseresje, een bruid en een prinses te vinden. Weinig verheffend. De zwemmer, de wielrenner en de detective zijn mannelijk. In het voorstel van Google zal ook van de bestaande beroepen een vrouwelijke variant tot de mogelijkheden gaan behoren. In alle verschillende huidskleuren. En er komen emoji’s van een vrouwelijke hoogleraar, arts, chef, bouwvakker, mecanicien, programmeur. En een rockstar. Met David Bowie-schmink. Empowering middels sociale media en technologie.
Het woord emoji lijkt verdraaid veel op het woord ‘emotie’. Maar, ook al kunnen de plaatjes behulpzaam zijn om gevoelens mee uit te drukken, etymologisch hebben de woorden niks met elkaar te maken. Emoji is een leenwoord uit het Japans: het is een samentrekking van ‘e’ (beeld) en ‘moji’ (karakter). Emoji is een vinding van Shigetaka Kurita, werkzaam voor een Japans telecombedrijf. De digitale plaatjes worden weergaloos populair. Slimme internetters en programmeurs kopiëren de karakters en al snel verspreiden ze zich over de wereld. Apple, Microsoft en Google stappen in. Het emoji behoort nu tot de standaardinstellingen van iedere smartphone: de plaatjes kunnen moeiteloos ingevoegd worden in app- en sms-berichten, en op Twitter en Facebook.
In het westerse taalgebied zijn er twee voorlopers van emoji aan te wijzen: de smiley en de emoticon. De gele smiley stamt uit 1963. Grafisch vormgever Harvey Ball ontwerpt het geelhoofd in opdracht van een verzekeringsbedrijf uit Massachusetts (hij krijgt 45 dollar voor zijn ontwerp). Het idee erachter is om middels een visuele campagne de bedrijfsmoraal, die na een reeks moeizame fusies tot een dieptepunt gezakt is, een boost te geven. De smiley verschijnt op posters, buttons en in advertenties, en is een instant hit. Echter, noch het bedrijf, noch Ball komt op het idee copyright op het ontwerp aan te vragen. De eenvoudige figuur laat zich gemakkelijk natekenen en de smiley komt al snel in het publieke domein terecht, waar hij te pas en te onpas opduikt. Meerdere partijen, waaronder Walmart, pogen de eigendomsrechten te claimen. Er zijn jarenlange, miljarden kostende rechtszaken over uitgevochten. De precieze eigendomsrechten zijn tot op heden ongewis. Ball ziet het met lede ogen aan. Op foto’s oogt de vader van de iconische glimlach nogal triestig.
Begin jaren tachtig verkrijgt de smiley, als symbool van acid house en de underground partywereld, meer swag. De simplistische glimlach markeert de ecstasypil. En ecstasy verbindt: smiley wordt een code. De markt adapteert smiley’s hernieuwde cool. Ik ken de smiley ook uit die tijd. Als winegum. Halverwege de jaren tachtig begint de rage te luwen.
In dezelfde periode digitaliseert de wereld in rap tempo. Websites, mail- en chatprogramma’s gaan de concurrentie aan met telefonie, de geschreven brief en live communicatie. Tijdens deze ontwikkeling doet de emoticon zijn intrede. Scott Fahlman, hoogleraar computerwetenschappen aan Carnegie Mellon University introduceert :-) en :-( op een message board van de universiteit. De geek community communiceert al in een vroeg stadium voornamelijk online. Daar wordt duidelijk dat het lastig is om uit enkel en alleen tekst op te maken of iets als grap bedoeld is of niet. De emoticon biedt uitkomst en voorziet ook buiten de universiteit in een behoefte. Er ontstaan talloze varianten. De digitale mens wordt creatief met leestekens. Er komen niet alleen gezichtsuitdrukkingen bij, maar ook pictorale figuren, waarvan sommige tamelijk grappig: cheerleader *\0/* bijvoorbeeld, of John Lennon //0-0.
De goed geïntegreerde emoticon effent de weg voor emoji, die naadloos lijkt aan te sluiten bij de online taalbehoeften in het Westen. En daarmee is ook de smiley terug van weggeweest. In veelvoud. De huidige smiley kan niet alleen glimlachen, maar ook knipogen, kusjes geven, blozen, braken, slapen en verliefd, verbaasd of verkouden zijn. En huilen van het lachen, dus.
Het blijft de vraag of de emoji een wezenlijk onderdeel zal worden van de geschreven taal. Tot nog toe blijft het verschijnsel beperkt tot sociale media. Of het de potentie heeft dit te ontstijgen, en ook in de literatuur, de poëzie of de journalistiek door te dringen, betwijfel ik. Er zijn wel wetenschappers die zich over de nieuwe tekenreeks buigen. Dat levert curieuze uitkomsten op. Opmerkelijk pluspunt voor de emojigebruiker: de kans dat hij of zij binnenkort seks zal hebben, is dubbel zo groot, blijkt uit recent onderzoek van antropologe Helen Fisher, bekend van haar ted-talks over de liefde. De antropologe voerde het onderzoek uit in samenwerking met datingsite match.com. Let wel: het betreft hier een correlatie, geen causaal verband. Ook verschilt emojigebruik tussen mannen en vrouwen: mannen maken vrouwen het hof met [*smiley met hartjes als ogen*] en [*smiley blaast kushartje*]. Vrouwen op hun beurt overwegend met [*blozende smiley*] en [*roze lippen*]. Een fase verder visualiseert de man zijn verlangens middels [*aubergine*], vrouwen houden het bij [*banaan*]. Ook onderzocht: bedrijven en organisaties die zich van emoji bedienen, worden als menselijker en sympathieker ervaren dan bedrijven en organisaties die dit niet doen. Veelvuldig emojigebruik is niet per se een teken van verminderde intelligentie.