Op 9 november 1989 was ik drie weken oud. Ik lag bij mijn moeder op schoot toen de Muur viel. Op televisie. Mijn ouders waren opgelucht. De Koude Oorlog was voorbij, het Westen had de ideologische strijd gewonnen. De baby’s van toen, millennials, groeiden op aan het einde van de geschiedenis. Er was geen enkele reden om nog aan onze manier van leven te twijfelen. Alleen voelde ik me tijdens die triomfantelijke jaren negentig allesbehalve zelfverzekerd of zorgeloos.

Ik groeide op in West-Vlaanderen, als dochter van Nederlandse ouders die niet begrepen in welke cultuur zij hun kinderen grootbrachten. Mensen deinsden terug voor mijn Hollandse accent en maakten het consequent belachelijk. Op mijn zeventiende verhuisde ik naar Amsterdam om muziek te gaan studeren. Daar kreeg ik voor het eerst vrienden. Ik leerde gesprekken te voeren, samen koffie te drinken en viel voor mensen van over de hele wereld.

Tien jaar later zat ik als een volleerd sociaal wezen in Berlijn aan het bier met een Oost-Duitser die ik bij een concert had leren kennen. Uit het niets vroeg ik hem: ‘Hoe hebben ze dat eigenlijk voor elkaar gekregen: het kapitalisme doorduwen na de val van de Muur?’ Hij zette zijn glas met een klap op tafel, keek me met grote ogen aan en zei: ‘Ik heb een westerling nog nooit zoiets horen zeggen.’

Kort daarna gebeurde iets gelijkaardigs op een huisfeestje in Amsterdam. Ik was daar met Aki, een Italiaan die alle vrouwen consequent aansprak met een welgemeend ‘ciao bella’. Laat op de avond probeerde iemand met een lomp cliché over de maffia de lachers op zijn hand te krijgen. Aki’s gezicht betrok meteen, van open naar bitter, en hij liep weg. Niemand merkte het op.

In de hal trok ik hem aan zijn mouw. ‘Wat gebeurde daar?’ Hij antwoordde sec: ‘Ik woonde achter de snelweg waar Giovanni Falcone is opgeblazen.’

Dat moment markeerde het begin van Millennial History. Tussen 2018 en 2021 interviewde ik tien millennials die als kind belangrijke gebeurtenissen in de Europese geschiedenis hebben meegemaakt. Volgens het clichébeeld zijn millennials een verwende, zelfingenomen generatie. Ze hebben in hun jonge jaren niets wereldschokkends meegemaakt: geen schaarste, oorlog of rampspoed. Maar die vlieger gaat alleen maar op voor een paar gefortuneerde landen in Noordwest-Europa. Een heel klein stukje aarde. Ik interviewde tien generatiegenoten over de Troubles in Noord-Ierland, de Wende en eenmaking in Oost-Duitsland, de moord op maffiabestrijder Giovanni Falcone op Sicilië en de Roemeense ‘kinderen van het decreet’: de wet die abortus verbood onder Ceausescu, waardoor zij ter wereld móesten komen. Het leidde uiteindelijk tot een podcast en een voorstelling.

Millennial History

De podcast Millennial History is gemaakt door Andrea Voets en Luke Deane, in partnerschap met AreWeEurope. In acht afleveringen beleeft de luisteraar recente Europese geschiedenis, door de ogen van millennials die er als kinderen zelf bij waren, in een geluidsontwerp met tweehonderd lagen; zestig bands uit de landen van herkomst doneerden elk één song. Millennial History is opgenomen in de shortlist van de Association for International Broadcasters voor ‘beste human-interest audio’ in 2022. Luister alle afleveringen via de website van Millennial History of via de bekende podcastkanalen.

Een paar weken na het feest zoek ik Aki op, niet gehinderd door enige kennis, enkel gedreven door mijn nieuwsgierigheid. Hij vertelt vrijuit in het flexibele Engels van de expat, waarin elke moedertaal mag doorklinken.

‘Het was 23 mei 1992, ik was vijf. Het geluid van de explosie vergeet ik nooit meer. Het was heel laag, heel diep en heel kort. Dat was een bom, de bom die rechter Giovanni Falcone heeft omgebracht. Falcone was er in de jaren tachtig in geslaagd honderden maffiabazen te arresteren en ze allemaal tegelijkertijd terecht te laten staan. Daarom is hij vermoord. Die dag kreeg ik een politiek en sociaal bewustzijn. Want waar ben je je als kind nou helemaal bewust van? Je familie, vriendjes, einde verhaal. Op dat moment realiseerde ik me: there is a society.’

Aki beschrijft een bepaald soort kinderlijk geluk dat abrupt ten einde komt: het geluk om je in je eerste levensjaren nog even niet tot een maatschappij te moeten verhouden. Het is een gevoel dat de meeste geïnterviewden nooit hebben gekend.

Noord-Ierse millennials groeiden bijvoorbeeld op tussen de harde lijnen van de identiteitspolitiek die katholieken en protestanten uit elkaar hield, onder dreiging van reëel, fysiek geweld. Sinds de Brexit staan alle verhoudingen weer op scherp. Het blijkt moeilijk om mensen te vinden die kunnen vertellen over de Troubles: getuigenissen zijn herleidbaar. Uiteindelijk zeggen Chris, Agnes en Michael toe, zolang ik maar niet publiceer hoe oud ze zijn en waar ze vandaan komen. Hun zinnen lopen naadloos in elkaar over, ook al schelen ze vijftien jaar en hebben ze verschillende religieuze achtergronden.

‘Hoe zie je eigenlijk of iemand katholiek of protestant is?’ vraag ik Agnes. Ze barst in lachen uit. ‘Mensen zeiden dat de wenkbrauwen van katholieken dichter bij elkaar stonden dan die van protestanten. Al weet ik niet wie dat nou echt geloofde. Het waren vooral de vragen. Je werd de hele tijd uitgehoord.’

Chris laat dreigend horen hoe dat klonk: ‘Waar kom je vandaan, waar ga je naar school, hoe heet je… Het zijn enorm beladen vragen. Daartussen moet je constant manoeuvreren als je jong bent in Noord-Ierland.’

Agnes raakt nog steeds zichtbaar nerveus wanneer ze het stratenplan van haar jeugd beschrijft. ‘We hadden gekleurde stoeptegels en muurschilderingen en vlaggen. Die vertelden je dat je een bepaald gebied betrad. Er waren hele stukken van de kaart waar ik niet naartoe kon, you didn’t question it! Werkelijk alles is gescheiden. Dat is het moeilijkste om te begrijpen.’

Daar geeft Chris een absurd voorbeeld van. ‘Bij handenarbeid moesten we een kikker maken. Ik dacht: laat ik die kikker gewoon groen schilderen. Toen ik klaar was, zei de leraar: “So, you painted it green, did you?” Eerst snapte ik het niet. Maar toen zag ik dat alle leerlingen hun kikker oranje hadden geschilderd, en in de kleuren van de Britse vlag. Alles wordt extreem zwart-wit. Of in dit geval: groen en oranje. Je loopt constant op je tenen. Als je een fout antwoord geeft op zo’n beladen vraag in een wijk waar je niet helemaal welkom bent, kun je in elkaar worden geslagen. Of vermoord. That’s the reality of it.

Ik herken het onderscheid tussen katholieken en protestanten meteen als een hidden diversity. Een verschil in gedrag, achtergrond, taal of accent, dat net als huidskleur aanleiding kan geven tot discriminatie, pesten en fysiek geweld. Hidden diversities worden in de strijd voor diversiteit en inclusie te makkelijk aan de kant geschoven. Alsof al het overduidelijke leed eerst de wereld uit moet, voor de pijn en de angst van de verborgen verschillen aan de beurt zijn. Zo ontstaan blinde vlekken in een samenleving, die steeds weer dezelfde problemen veroorzaken.

Een ‘Peace wall’ door een woonwijk in Belfast scheidt Katholieke van Protestante gezinnen. Noord-Ierland,1997 © Abbas / Magnum Photos / ANP

In de discussie over abortus gaat het bijvoorbeeld steeds over de vrouw en haar zichtbaar zwangere lichaam, of het recht op leven van de foetus. Wat zou er gebeuren als we de volwassenen aan het woord laten die moeten leven met het idee dat ze ooit ongewenst waren? In Roemenië vormen ze een hele generatie: de kinderen van het decreet van Ceausescu.

Door het jarenlange verbod op abortus, in combinatie met een chronisch gebrek aan alles, kwamen honderdduizenden kinderen terecht in de beruchte Roemeense weeshuizen. Daar begon Joanna haar leven. ‘We deelden één bedje met drie of vier kinderen. Daar zat je de hele tijd in. Je leerde wat je minimaal nodig had om te overleven en om vooral niets meer dan dat te vragen. Je moest het steeds volhouden tot de volgende maaltijd, tot het volgende momentje van menselijke aandacht. Als vierjarige kon ik mijn kleren perfect vouwen en van groot naar klein opstapelen. Kinderen kunnen dit natuurlijk niet vanzelf, dus het werd erg agressief afgedwongen. Het is daar veel geaccepteerder om een kind een klap te verkopen dan in een westerse samenleving, waarin we zo graag logisch redeneren en onderhandelen met kinderen.’

Joanna bedient zichzelf vaak van intelligente, sarcastische humor. Alsof ze iedereen wil behoeden voor de hardheid van haar leven. Toen ze vier was, werd ze door een Amerikaans echtpaar geadopteerd. Dat is uitzonderlijk laat: de meeste ouders willen schattige baby’s die nog helemaal van hen kunnen worden. ‘Mensen kwamen naar de kinderen kijken en kozen die vervolgens níet uit. Net als in een dierenwinkel: niemand koopt het katje dat in een hoek zit te mokken. Dus leerden we hoe we superlief en begeerlijk konden lijken.’

Deze uitspraken komen naar boven dankzij mijn zoektocht naar de deep story, een term van socioloog Arlie Hochschild voor de story-as-felt. Het narratief van hoe het vóelde, niet van wat er chronologisch is gebeurd of wie er wel of geen gelijk heeft. Deze focus geeft veel rust en ruimte in de interactie.

Ook Winnie neemt me moeiteloos mee in haar deep story. Ze is een vrolijke, sociale zangeres, geboren in Leipzig. We spreken elkaar tijdens de pandemie via Zoom. Al na een half uur zet ze mijn beeld bij het begin van mijn leven – de donzige baby voor de tv – compleet op zijn kop: ‘Voor mij was de val van de Muur niet het blije moment dat het wel was voor zo veel anderen. Want het was zo duidelijk dat mijn ouders het er niet mee eens waren.’

Waar waren ze dan zo bang voor? Ze geeft een ontnuchterend antwoord: ‘Voor hoe alles uiteindelijk is gelopen.’

In 1990 werden Oost- en West-Duitsland met een noodvaart bij elkaar gevoegd: ‘Op de universiteit van mijn vader werd al het personeel ontslagen en vervangen door West-Duitsers. Hele fabrieken werden gesloten, duizenden werknemers verloren in één klap hun baan. Iedereen had een contract uit een land dat niet meer bestond. Dan is het wel heel makkelijk om mensen te ontslaan, niet?’

Burkhard, een sensibele performer uit een klein stadje bij Chemnitz, deelt Winnies ironie. ‘Wij moesten het westerse systeem kopiëren, in alles. Enkel het groene ampelmannetje van de stoplichten mocht blijven. En een verhaaltje voor het slapengaan voor de kinderen.’

Omdat de hele samenleving zo snel op alle terreinen veranderde – zorg, onderwijs, werk, wonen, vrije tijd, sociale zekerheid – werden de Oost-Duitsers een soort migranten, maar dan zonder een stap te verzetten. Kinderen moesten hun ouders plotsklaps wegwijs maken in een nieuwe wereld: een desoriënterende ervaring. Burkhard stort zijn gevoelens hierover er in één adem uit. ‘Je ouders gaan door de zwaarste tijd van hun leven. Ze hebben geen idee hoe nu verder, weten niet wat te doen, spreken de taal van de nieuwe staat niet. Niemand zorgt voor je, niemand legt je ook maar iets uit en je bent totaal aan je lot overgelaten in een land dat zegt dat alles wat je in je leven gedaan en geleerd hebt waardeloos is.’

De volgende vraag stel ik net zo goed voor mijzelf: hoe functioneer je als kind wanneer je je ouders zo ziet worstelen? Burkhard neemt zijn tijd en zegt dan: ‘Je voelt onrecht, al heel jong, en onmacht. Het is vechten tegen windmolens.’

Wanneer ouders veel steun nodig hebben, kan het kind vaak pas later zijn eigen ruimte innemen. Bij Burkhard kwam dat moment toen hij 38 was: ‘Mijn ouders vertelden steeds over de ddr, hun activisme, hun strijd voor democratie, duizend verenigingen… Toen dacht ik ineens: wat is míjn verhaal in de jaren negentig?’ En dat was fucking bang zijn in een stadje vol nazi’s.

Casa di Copi kindertehuis in Severin in Roemenie. 1997 © Patrick Zachmann / Magnum Photo / ANPs

De herinnering aan angst komt in alle gesprekken naar boven. Wanneer Agnes vertelt over het Britse leger dat tot 2007 in Noord-Ierland gestationeerd was om de vrede te bewaken, gaat ze steeds zachter praten: ‘Ik was dertien of veertien en ging kerstcadeautjes kopen met mijn broertjes. Soldaten reden voorbij in hun tank, ze hingen uit het dak met een gigantisch geweer. Dat richtten ze op mij. Ik was een vrouw aan het worden, ze keken vast alleen maar ondoordacht naar me. Maar het leek alsof ik een doelwit was. Het voelde enorm kwetsbaar. Alsof je dood kon gaan.’

Burkhard weet nog precies hoe hij zichzelf op bange momenten toesprak. ‘Je zag een groep radicale jongeren op je afkomen. Dan wist je: doe zo normaal mogelijk. Blijf kalm. Kijk naar beneden. Maak jezelf onzichtbaar. Want je zag er verkeerd uit. Of je wás gewoon “fout”. Zet je schrap en wacht. Tot je weg kunt uit deze stad.’

Zit het uit, bijt op je tanden en wacht. Die boodschap kan verlammend werken op een kind dat zelf niets wezenlijks aan zijn situatie kan veranderen. Joanna kan ons precies vertellen hoe dat klonk: ‘Mensen verwachten dat weeshuizen heel druk zijn, omdat kinderen nou eenmaal veel lawaai maken. Maar als je steeds geluid maakt en er komt maar geen respons, dan hou je daar uiteindelijk vanzelf wel mee op.’

Omdat Joanna vier jaar lang vastzat in haar bedje en tegen dezelfde muur aankeek, heeft ze nog steeds last van oogmigraine en extreme wagenziekte. Maar het zijn de sociale gevolgen van haar bevroren toestand die de diepste indruk maken. ‘Twaalf vrouwen zorgden voor honderd kinderen, dus wist je nooit waar je aan toe was. Je belangrijkste doel was ervoor zorgen dat je niet verrot werd geslagen. Daarom moest je kunnen inschatten bij wie je fouten kon maken en bij wie niet.’

Tot op de dag van vandaag scant ze alle gezichten en lichamen die ze tegenkomt. ‘Wanneer ik iemand ontmoet, check ik altijd of hij oké is, of toch niet helemaal. Soms kijk ik zelfs helemaal op en neer, langs zijn lijf. Ik denk niet dat ik mezelf ooit zonder enige inhibitie ervaar. Ik ben vreselijk bang om de controle te verliezen. Ik ben me er hyperbewust van hoe ik me tot mensen verhoud.’

‘Die mentaliteit van 'the world is my oyster', alles komt mij toe, ik kan met mijn leven doen wat ik wil... dat kan ik echt niet bevatten’

Joanna beschrijft een niet-aflatende angst voor de ander. Haar woorden slaan me compleet uit het lood. Na het gesprek stap ik op de laatste trein, die de verkeerde kant uit gaat. Eén gedachte laat me niet los: dit is geen leven. Dit wens ik niemand toe. Onverwacht herken ik mezelf in haar gedrag. Ik noem het een point of resonance. Een uitspraak van iemand anders waarvan je meteen voelt: dit herken ik, op dit punt kan ik ook uit ervaring spreken. Ook al weet je nog niet waarom, omdat de basale feiten van de verhalen niet op elkaar lijken. Of omdat je geleerd hebt aan je eigen ervaringen te twijfelen.

Sommige ervaringen hebben nou eenmaal meer gewicht dan andere. Het ene verhaal krijgt aandacht, het andere niet. In Oost-Duitsland werd die hiërarchie in het narratief bewust aangebracht om de sprong naar de vrije markt te kunnen maken. Winnie vertelt hoe dat ging: ‘Op het werk van mijn moeder verscheen ineens een West-Duitser, die uitlegde hoe alles werkte. Alsof je een kind was dat zijn hele leven in het bos had gewoond, of achter een gordijn, en niets van het leven afwist. Daardoor leek het alsof de Oost-Duitsers niet competent waren en vervangen moesten worden door meer “ervaren” mensen uit het Westen.’

Oprecht verbaasd vraag ik: ‘Maar ervaren in wat?’

‘In het westerse systeem, in kapitalisme. In geld verdienen, zakendoen, competitie voeren, jezelf promoten.’ Ze aarzelt en zegt dan toch langzaam: ‘In hoe je kunt… profiteren.’

‘Je krijgt het idee dat jouw geschiedenis er niet toe doet. Jij leefde in een rare dictatuur en wij gaan je vertellen hoe het hoort’, zegt Burkhard.

‘Waar was dit allemaal voor nodig?’ vraag ik. Verrast zegt hij: ‘Anders zou het kapitalisme nooit werken. Mensen moeten denken dat alles daarvoor één grote leugen was. Anders zouden ze zich te veel vragen stellen bij het nieuwe, inkomende systeem.’ Die doelmatige ondermijning van de culturele waarden en het zelfvertrouwen van de Oost-Duitsers heeft tot op de dag van vandaag grote gevolgen.

Winnie: ‘Het Oosten wordt nog steeds Dunkeldeutschland genoemd. Een zogenaamd grappige naam voor de plek waar alle barbaren wonen. Alle idioten…’

Burkhard: ‘Voor een Oost-Duitser is het nu nog steeds moeilijk om te geloven dat jouw kennis en ideeën enige waarde hebben. Daarin moet ik zelf ook nog stappen zetten. Om mijn eigen verlangens te begrijpen. En ze waar te maken.’

De woonwijk Scampia in Napels is de gevaarlijkste woonwijk in Napels en wordt gecontroleerd door de Camorra Maffia. Italie, 2008 © Alex Majoli / Magnum Photos / ANP

Alle geïnterviewden delen deze fundamentele twijfels over hun eigen rechten, dromen en verlangens. Een sense of entitlement is hun vreemd, ook al zijn ze allemaal hoogopgeleide, witte Europeanen. Hun houding staat haaks op het bekende beeld van de millennial die zo druk is met zelfontwikkeling en persoonlijke doelen. Joanna, Agnes en Burkhard zijn ondertussen vanuit de periferie van Europa alle drie verhuisd naar Nederland. In hun doorgaans stille observaties wordt het verschil in privilege goed duidelijk.

Joanna: ‘Die mentaliteit van the world is my oyster, alles komt mij toe, ik kan met mijn leven doen wat ik wil… dat kan ik echt niet bevatten. Mensen zeggen vaak: maar je bent zo pessimistisch. Dat ben ik niet, ik ben realistisch. Ik accepteer dat dingen heel vaak ronduit slecht aflopen.’

Agnes: ‘Soms denk ik dat mensen geen idee hebben van wat gevaar eigenlijk is. Ze maken zich zo veel zorgen over kleine veiligheidsrisico’s. Dan denk ik: kom op, gevaar is echt iets anders. We bevinden ons nog steeds helemaal in de marge van “extreem veilig”.’

Pas door deze gesprekken begin ik mijn eigen privileges oprecht te waarderen. Meer dan door alle boeken en artikelen die ik ooit over het thema heb gelezen. En er gebeurt nog iets: in sociale situaties zie ik ineens het verschil tussen topdogs en underdogs. Zij die het dominante of juist het ondergeschikte perspectief belichamen. Ik zie topdogs zich zonder angst in het centrum van de aandacht begeven en underdogs wachten op een passend moment om zichzelf te laten zien.

Volgens mij hebben underdogs geen coach of assertiviteitstraining nodig om mee te kunnen draaien in deze sociale logica. Een welgemeende uitnodiging volstaat. Zo vertrouwt Joanna me toe dat ze enkel over het weeshuis kon vertellen omdat ik me een paar uur lang ondergeschikt had opgesteld aan haar perspectief. Meestal vullen mensen haar gedachten voor haar in.

Aki uit zijn onbegrip over zoveel zelfingenomenheid zonder enige reserve: ‘Het maakt me gek, het kan mensen helemaal niets schelen. Niemand heeft me ooit ook maar één vraag gesteld over de maffia. Of toch: een échte vraag. Dus niet: schieten ze me neer in die straat in Palermo?’

‘Wat is het grootste misverstand over de maffia?’ vraag ik.

‘Dat het een fictief fenomeen is. Of erger: een fascinerend fenomeen. Men behandelt de maffia alsof het Star Wars is, met eenzelfde soort cult. Ik hou van The Godfather. Maar The Godfather is een fucking film!’

‘Denk je dat we naïef zijn?’

Ik verwacht een simpel ‘ja’. Aki zucht en zegt dan: ‘Nee. Naïef is veel te diplomatiek. Mensen zijn onwetend. Echt onwetend. Fout geïnformeerd, ongeïnteresseerd. Niet naïef.’

Desinteresse mag dan wel een onschuldig, menselijk gebrek lijken, het is ook een politieke keuze, met keiharde gevolgen in de echte wereld. Kijk maar naar de jarenlang ongestoorde escalatie van het maffiageweld in Nederland en de opvangcrisis in Ter Apel, waar de Tweede Kamer maandenlang niet eens over wilde debatteren. Of de Brexit. Chris gooit zijn frustratie er in één adem uit: ‘Noord-Ierland wordt meegesleurd in een bizarre, verrotte situatie. Dat gebeurt enkel en alleen omdat werkelijk niemand de moeite heeft genomen aan het Ierse probleem te denken toen ze het referendum uitschreven.’ Hij spuugt zijn conclusie bijna uit: ‘We are your fucking problem.’

Het is een simpele, fundamentele waarheid. Uiteindelijk zijn we allemaal elkaars probleem. In een stad, een land, in Europa en op de wereld. Reden genoeg om aandacht aan elkaar te besteden, zou je zeggen. Daarom stel ik in elk interview de welgemeende vraag: why should we care?

Joanna: ‘Dat is een geweldige vraag. I don’t think we have to care. We doen enorm ons best om gigantische goede daden te stellen. Maar elke dag iets doen wat mensen gewoon helpt? Dat laten we. Het is zo’n kleine moeite om te vragen: are you okay?’

En dat is precies wat de Noord-Ieren doen. Agnes: ‘Als je iemand tegenkomt, zeg je altijd: right? In gevaarlijke tijden geef je zo aan dat alles in orde is. Het stelt echt gerust. Hi ya, are you okay darlin’? There you go, dear. Zelfs in de kleinste interactie zit zorg.’

Chris: ‘Hoewel er zoveel conflict was, zorgden mensen ook voor elkaars boerderij en molken ze elkaars vee. Misschien wist die familie wel wie jouw zoon had vermoord. Of wie dat zou kunnen weten. Maar op het platteland is er zo weinig voorhanden, je hebt geen keus. Je móet goed zijn voor andere mensen. Anders heb je niemand.’

Chris’ woorden voelen dwingender dan een obligate oproep tot ‘verbinding’. Net die ‘verbinding’ is niet vanzelfsprekend voor mensen die bang zijn voor andere mensen. Ik interpreteer de boodschap als volgt: wil je overleven, dan zul je je eigen morele kompas moeten ontwikkelen. Dit is geen intellectuele, hypothetische denkoefening, maar bittere noodzaak. Tenzij je liever alleen door het leven gaat, ingegraven in je eigen gelijk. Wat overigens enkel een optie is in een rijk land als Nederland.

Joanna geeft een verbluffend voorbeeld van dat morele kompas, als antwoord op de vraag die ik zes uur lang voor me uit heb geschoven. Het is een vraag naar vieze details, naar bloed. Dat voelt totaal ongepast omdat het mijn ondergeschiktheid aan haar verhaal doorbreekt. Toch doe ik het.

‘Waar heb je je littekens?’ vraag ik.

‘O, ja. Op mijn ribben. De Roemenen waren notoire rokers dus het was niet ongebruikelijk om een sigaret op je arm uitgedrukt te krijgen. Misschien is het zwak, maar ik wil benadrukken dat hier meerdere slachtoffers zijn. Het is ook traumatiserend om voor zoveel kinderen te moeten zorgen, zonder enige middelen of training. Dat litteken draag ik met mij mee, maar het is ook deel van hen. Het is ook een blijvend teken van de pijn van iemand anders.’

Het is een redenering die diametraal tegenover de huidige tijdgeest staat. Zoals Chris zegt: ‘Vandaag zien mensen alles zwart of wit: iets is moreel juist of moreel fout. Dit is echt een millennialprobleem. Ik voel me daar niet toe geneigd. Comfortable with contradictions, dat is een goede eigenschap. Want je komt die tegenstellingen toch steeds tegen. Je moet samenleven en -werken met mensen waar je het niet mee eens bent. Dan kun je niet alles de hele tijd rechtzetten en goedmaken. You can just let it be.’

Die uitspraak heeft veel meer lagen dan ik in eerste instantie kan bevatten. De volgende dag stuit ik hard op mijn eigen onbegrip, wanneer ik rechtuit aan Michael vraag: ‘Did your family lose people?’ Hij kijkt me verbijsterd aan. ‘Aan het conflict in het Noorden?’ Het blijft stil. ‘Misschien wil ik het daar niet over hebben. Als dat oké is.’ Op dat moment heb ik het idee dat ‘praten altijd helpt’ voor altijd achter me gelaten.

Michael: ‘Moeilijkheden benoemen is iets heel anders dan ze ook werkelijk oplossen. Wanneer we het hebben over gebeurtenissen dicht bij huis gaat het over échte relaties met échte mensen die je nog steeds tegenkomt in de winkel. Ik wil eerst open met mijn ouders kunnen praten over wat ze hebben meegemaakt. In a way that heals rather than creates more wounds.’

Michael formuleert zijn wens bedachtzaam, met heel veel zorg voor zijn relaties. Het raakt me, omdat het zo anders klinkt dan de rücksichtslose zelfemancipatie die het internet, de kunsten en de media domineert met hashtags als #selflove, #personalgrowth of #trauma. Het zijn woorden die geen van de geïnterviewden ooit zou gebruiken, ook al zijn het echte overlevers en vechters. Alleen vechten ze niet voor zichzelf: ze vechten voor elkaar. Niet met geweld of scherpe oordelen. Wel met zorg en liefde. Of zoals Michael zegt: ‘You need to overcome yourself and overcome an impossible situation, in order to create something entirely new.’

Tegenwoordig heeft iedereen de mond vol van empathie, alsof dat het eindstation is van de menselijke beschaving. Maar empathie alleen is niet genoeg om een nieuwe realiteit te creëren. Ik wil meer. Ik wil mezelf laten veranderen door de ervaringen van anderen. Juist door hen die niet uit zichzelf hun verhaal verkondigen.

Maar wat als je geen tijd hebt om jarenlang mensen te interviewen? Begin dan gewoon bij het begin. Kijk goed naar de mensen om je heen. Kleine, onverwachte reacties nodigen uit tot het stellen van een eerste vraag. Neem de tijd voor de ander, ook al denk je dat je die niet hebt. Vraag naar waar je werkelijk nieuwsgierig naar bent, en laat wat privé is ook privé blijven. Zit geduldig met iemands story-as-felt, zonder er iets van te vinden. Verdwaal in andermans wereld, laat jezelf helemaal uit het lood slaan. En wanneer je weer tot jezelf komt, let dan op minieme veranderingen in je gedrag, gedachten en gevoelens. Dat zijn de dominosteentjes die gaan vallen op de punten die voor jou belangrijk waren, zonder dat je het wist.

In die simpele, blije handelingen schuilt volgens mij de sleutel tot de ultieme opdracht waarmee Aki ons de toekomst instuurt. ‘Deze quote van Giovanni Falcone is een mantra voor Sicilianen. Hij zei: “Maffia is een menselijk fenomeen. Het heeft een begin, een ontwikkeling en het zal ook ten einde komen. Wat wij kunnen doen is: het proces versnellen.”’

Andrea Voets is artistiek leider van Resonate Productions. Vanuit de De Balie in Amsterdam maakt ze musical journalism, door journalistiek te verbinden met vele lagen originele muziek. Het doel is: emotionele blinde vlekken in de samenleving analyseren en uitwegen bieden uit de problemen die ze veroorzaken. Op dit moment onderzoekt ze wereldwijd de vraag How to feel safe?, ondersteund door de FastForward-beurs van het Fonds Podiumkunsten.

De podcast vormt de basis voor de voorstelling Millennial History, waarin alle verhalen live bij elkaar komen met originele muziek: live, in het theater. Tourdata in Nederland: 18 november (Amsterdam, Splendor), 19 november (Amsterdam, De Ruimte), 20 november (Maastricht, Intro in Situ), 21 november (Zwolle, Artez/Odeon)