De meest gestelde vraag die Thé Lau krijgt, is of het niet wrang is.

Nu die erkenning.

En dan zegt Thé Lau nog maar een keer dat hij ook onder een tram had kunnen komen en dat hij dan die erkenning helemaal niet meer had meegemaakt.

Steeds dezelfde vraag, dat schreeuwt om steeds hetzelfde antwoord.

Ja, natuurlijk stemt er veel bitter aan de huidige situatie van Thé Lau, stervende voorman van de poëtische Nederlandse popmuziek. Het heeft hem ook haast gebracht – de tijd dringt. En die haast heeft weer moois opgeleverd.

Zijn roman Juliette, bijvoorbeeld.

De optredens die hij de afgelopen maanden gaf. ‘Ik sta hier nadrukkelijk niet als patiënt’, zei hij tegen zijn publiek.

Euforisch waren die optredens. Geen viering van het leven, daarvoor hebben de teksten van Lau altijd een te ambivalente verhouding met levensvreugde gehad. De liederlijke klop op de schouder in een volle kroeg: dat hoort meer bij De Dijk. Die band klinkt naar lente. The Scene naar de herfst. Thé Lau bleef altijd die donkergetinte nachtvogel, op zoek naar de juiste verhouding tussen al die zielen in zijn borst: de kunstenaarszoon uit Bergen, de Amsterdammer, de vrijdenker, de doemdenker, calvinist, socialist. Te veel eenling voor een collectief, te veel bandlid voor een solocarrière. Te veel poëet voor de feesttent, te feesttent voor de poëzieavond.

Juliette is zijn literaire meesterproef. Jaren heeft hij aan de roman gewerkt, vele jaren. De hoofdpersoon uit een verhalenbundel van Lau speelde in een band en worstelde met zijn verhouding met zijn medebandleden. De hoofdpersoon uit Juliette worstelt met het kunstenaarsdorp Bergen.

Platina Blues, zijn laatste album, is zijn muzikale meesterproef. Hij schreef ooit dat die ouwe daarboven hem nog niet wil hebben.

Nu wel, en daarover gaat Platina Blues. Vanaf de tikkende klok waar het mee begint, en dan, na twee minuten, Lau’s openingswoorden: ‘Ik ga nu slapen/ Mij wacht de nacht/ Ik kan niet wachten/ Op wat me wacht’.

Platina Blues is de overtreffende trap van een concept-album: het bestaat feitelijk uit één nummer, verdeeld weliswaar om praktische redenen in vier delen, maar later in- of eerder uitstappen is geen optie: het is de volle veertig minuten, of niet. Het komt ook door Lau’s stem. Eigenlijk altijd al ongeschikt voor een popzanger van hits, daarvoor te gruizig en knauwend, zijn uitspraak te binnensmonds, zijn bereik te beperkt. The Scene heeft een paar hits gehad, met name in de jaren negentig, maar het was geen singlesband – The Scene maakte albums.

In het vorige decennium stopte Lau een paar jaar met de band. Het succes was tanende, en Lau was niet de man voor het schnabbelcircuit of een al te gulle medewerking aan de wetten van de showbizz – alleen het woord al in combinatie met Lau is lachwekkend. De laatste optredens met The Scene op grote podia waren zegetochten voor dampende menigten, maar Lau bleef tot het einde met een zekere onhandigheid op zo’n podium staan. Het viel vooral op in de nummers waar hij werd bijgevallen door een zanger als Paskal Jakobsen van Bløf: die heeft geen enkele gêne ten opzichte van het grote gebaar, die gaat de massa zonder aarzeling voor in de handen boven het hoofd. Lau is nooit zo’n zanger geweest en het ook nooit geworden. Meer Thom Yorke dan Springsteen. Zanger, niet frontman. Man van het woord en de stem, niet van het gebaar.

Meer Thom Yorke dan Springsteen. Zanger, niet frontman. Man van het woord en de stem, niet van het gebaar

Die stem. Wanneer je nu luistert naar een van de beste albums van The Scene, het tot Lau’s grote verdriet volstrekt geflopte Marlene uit 1998, is het alsof je niet de Lau van nu hoort, maar slechts de kiem ervan. Lau’s stem is een donkere grom geworden. Prachtig. Dylan en Cohen achterna. Hij is geworden wat hij ooit zelf bezong: rauw, hees, teder. Datzelfde geldt voor zijn gitaarspel: op Platina Blues gromt zijn gitaar mee, met felle uithalen.

Alles aan het album klinkt dreigend, en die verdomde klok blijft maar tikken. Lau’s moeder, voor wie hij de laatste periode van zijn leven zorgde, komt langs in herinneringen, de zusters in het ziekenhuis die voor Lau zorgden eveneens. De morfine druppelt in de slangen als parels, Lau denkt na over het wezen van de dood, bedenkt en dus bezingt dat het eigenlijk een geboorte is, maar dan exact omgekeerd, en steeds komt die zin weer terug: ‘De dood maakt jacht op mij.’

Hij bezingt zijn verzet: ‘Hij is uit op mijn voeten/ Maar mijn voeten trappen hem weg, en ik loop’. En zijn frustratie: ‘Krijg de klere, teringlijer/ zo zeggen wij in Amsterdam’.

Het is een film van een album. Dat er ook werkelijk een film van is gemaakt, is geen wonder. Die film, opgenomen in één take, is net zo hypnotiserend als het album.

Toen Thé Lau zijn Platina Blues schreef, leek er nog hoop. Hij had de teksten waaruit die hoop klinkt nog kunnen aanpassen, maar hij hield het bij de eerste versie, zoals hij het ook vaak hield bij de eerste opnamen van zijn stem, de eerste ook van zijn gitaar. Misschien is het daarom zo’n indrukwekkend album: het concept, de terugkerende muzikale en tekstuele thema’s, het afgebakende karakter: ze zijn het resultaat van denkwerk. Maar de uitvoering lijkt met denkwerk niets van doen te hebben, die klinkt naar oergevoelens.

Hij heeft veel teksten geschreven in zijn loopbaan die klinken naar verzet tegen het onvermijdelijke. ‘Daar komen we samen/ Waar de tegenstand bestaat’.

Immers: ‘Het moet mooier, het moet beter/ Met meer amoureus gevoel/ Meer vanuit de onderbuik/ Zoals het is bedoeld’.

Hij heeft nog meer teksten geschreven over het leven erna, na het verzet.

In Feest, bijvoorbeeld: ‘Hier is het eind/ Het eind van het feest/ Kom, we gaan naar beneden/ De bloemen zijn dood, de flessen zijn leeg/ Het was mooi, maar nu is het verleden/ Jij was zo mooi, jij was prachtig/ Maar jij, jij hebt je strijd nu gestreden’.

En in Tijd is kort: ‘Tijd is kort/ Ik heb het gezien/ Tijd is kort/ En aan het eind vergetelheid’.

Tijd is kort, Thé Lau is pas begin zestig. Te weinig tijd voor te veel nieuwe plannen.

In het slotstuk van Platina Blues wordt hij gewekt: ‘Goedemorgen, meneer Lau/ Bijna tijd om op te staan’.


Thé Lau wordt op vrijdag 14 november geïnterviewd door Leon Verdonschot


Beeld: Thé Lau, te veel eenling voor een collectief, te veel bandlid voor een solocarrière (Patricia Steur)