ZATERDAG kleurt Nederland weer oranje: Koninginnedag. De koningin is, in januari overigens, weer een jaartje ouder en de pensioengerechtigde leeftijd inmiddels met acht jaar gepasseerd. Bovendien zit er nu een missionair kabinet dat niet rollend over straat gaat. Dus nemen de speculaties over het moment dat Beatrix afstand doet van de troon en haar oudste zoon Willem-Alexander haar opvolgt weer toe. Grap in Den Haag: als de koningin slim is, doet ze het snel, dan krijgt de politiek geen kans om van de nieuwe koning een lintenknipper te maken.
Maar hoe groot is die kans? In ieder geval kleiner dan op het oog lijkt. Want er mag dan in theorie een meerderheid in de Tweede Kamer zijn die vindt dat de koning zich vooral moet beperken tot ceremoniële taken, dat wil nog niet zeggen dat de verschillende politieke partijen die deel uitmaken van die meerderheid het eens zijn over hoe en wat dan precies de rol van de nieuwe koning moet zijn.
Neem de PVV, de gedoogpartner van het huidige minderheidskabinet van CDA en VVD. Als het aan Geert Wilders ligt, althans zo liet hij vorig jaar weten, moet de koningin ‘als een haas uit de regering’. Wat Wilders betreft moet ze zich niet meer bemoeien met kabinetsformaties en geen kersttoespraken meer houden waarin hij aantijgingen tegen zijn partij meent te horen. Maar na de aankondiging, afgelopen najaar, van zijn partijgenoot Louis Bontes dat de PVV met een voorontwerp van wet zou komen die dat gaat regelen, is er niets meer van dat plan vernomen.
Dat hadden de andere partijen in de Kamer ook niet anders verwacht. Het algemene gevoelen is: de PVV roept wel, maar komt niet af, dat is wel vaker bij die partij. Bovendien zou de PVV met zo'n initiatief haar partners in de regering, VVD en CDA, tegen het zere been stoten. Want die willen dat ook de nieuwe koning deel uitmaakt van de regering. Vervolgens is er nóg een probleem: bij de andere partijen die nadenken over een modern, anders vormgegeven koningschap is de huiver groot om dat te regelen met behulp van de PVV, omdat die niet zakelijk met het koningshuis omgaat en in haar aanval op de elite het ook op koningshuis lijkt te hebben gemunt. De motieven waarom je in de politiek iets doet, doen er toe, zoals ook de CDA'er Ab Klink betoogde toen hij tijdens de formatie afstand nam van de gedoogconstructie met de PVV.
Omdat de PVV waarschijnlijk toch met niets komt, heeft GroenLinks het initiatief naar zich toe getrokken. Tweede-Kamerlid Ineke van Gent wil nog voor de zomer komen met een initiatief om via een grondwetswijziging de huidige rol van de koning te veranderen. Liever had ze de monarchie helemaal laten verdwijnen, want ze is voor een gekozen staatshoofd. Erfopvolging vindt ze niet meer van deze tijd. Maar omdat een gekozen staatshoofd politiek in ieder geval niet haalbaar is, is een louter ceremonieel koningschap waarin de koning geen lid meer is van de regering voor haar second best. Wat haar betreft ondertekent de koning straks geen wetten meer, is hij geen voorzitter meer van de Raad van State, heeft hij geen rol meer bij de kabinetsformatie, zijn de ministers niet verantwoordelijk voor zijn uitspraken, hoeft de minister-president niet elke maandag bij hem op de thee te gaan en kan hij trouwen met wie hij wil.
Van Gent wil die discussie nu, want als de abdicatie van Beatrix daar is, ‘is het te laat’. De rol van een reeds gekroonde koning wijzigen is niet kies, daar is menigeen het in Den Haag wel over eens. Vandaar het grapje dat de koningin snel moet zijn.
Volgens Van Gent is ook het maatschappelijk klimaat rijp voor een ceremonieel koningschap. Om dat te illustreren somt ze allerlei ‘gedoe’ op rond het koninklijk huis uit de afgelopen tijd dat zijn weerslag had in het parlement. ‘Sinds twee jaar voeren we in de Kamer ineens een ander debat: hoeveel kost het koninklijk huis, wie van de koninklijke familie maken er allemaal gebruik van allerlei privileges, hoe zit het met de belastingconstructies die liepen via het paleis Noordeinde, wat is er aan de hand met het huis van Willem-Alexander in Mozambique?’ Van Gent denkt ook dat het taboe om over het koningshuis te discussiëren eraf is. Ze vindt het dan ook kinderachtig als haar wordt verweten dat ze het op de personen van de Oranje-familie gemunt zou hebben: ‘Het gaat mij om de monarchie als systeem.’
DE HUIDIGE parlementaire monarchie is een relict uit vroeger tijden, schrijft de filosoof Hans Dijkhuis in zijn vorig jaar verschenen boek Monarchia, waarin hij een overzicht biedt van de filosofie over de monarchie door de eeuwen heen. De tijd waarin de koning alleenheerser was en waarin dat even normaal werd gevonden als wij de democratie nu vinden, ligt al ver achter ons. Redeneringen als dat een koning per definitie een goede koning is, omdat het algemeen belang zijn belang is, zijn echt van andere tijden. Al heel lang heeft de monarch geen macht meer. Het zijn alleen nog de paleizen, de kroon en de koets die daaraan herinneren, aldus Dijkhuis.
Die gedachtegang volgend zou je kunnen zeggen dat zonder die paleizen, kroon en koets er van de monarchie niet veel overblijft en dat daarom die pracht en praal zo belangrijk is. Zonder dat zou de koning naakt zijn, een gewone burgerman. Is dat de redenen waarom de komende bouwwerkzaamheden, van 2012 tot 2014, voor de uitbreiding van het Haagse Mauritshuis onder geen beding op Prinsjesdag de doorgang van de Gouden Koets mogen belemmeren? Of zijn de paleizen, kroon en koets ook anders te bezien, als symbool van waar de koning voor staat: voor de nationale gemeenschap die in ons geval Nederland heet? Dan zou de pracht en praal op Prinsjesdag, de opening van het parlementaire jaar, ook gezien kunnen worden als een bijdrage aan het in de schijnwerpers zetten van de democratie en het door het volk gekozen parlement.
Hoe heeft de monarchie, dat in de ogen van Dijkhuis interessante relict, al die eeuwen kunnen overleven? Volgens hem was ‘dit alleen mogelijk doordat de monarchie zich een uiterst plooibare instelling heeft betoond, die zich zonder al te veel strubbelingen liet inpassen in het kader van een parlementaire democratie, dat wil zeggen van een in wezen republikeins stelsel’. Vandaar dat koningin Beatrix de monarchie eens de kroon op de republiek heeft genoemd.
Bovendien kleven er aan het handhaven van de monarchie volgens sommigen ook voordelen. Dijkhuis haalt daarvoor onder meer de Duitse socioloog Max Weber aan, die kort na de Tweede Wereldoorlog schreef dat door de monarchie ‘de hoogste post in de staat al voorgoed vergeven is, zodat er een grens wordt gesteld aan het machtsstreven van politici’.
Het was volgens Dijkhuis de Engelsman Walter Bagehot die daar in zijn in 1867 verschenen boek The English Constitution al indirect op wees: ‘Het (koningschap - red.) werkt als een dekmantel. Het stelt onze werkelijke regeerders in staat te wisselen zonder dat onachtzame mensen er weet van hebben.’ Van deze Bagehot is ook een mooie uitspraak over de rol van de koninklijke familie, met aan het hoofd toen hij zijn boek schreef overigens koningin Victoria: ‘Precies zo verzoet de koninklijke familie de politiek door daar op z'n tijd leuke en aardige gebeurtenissen aan toe te voegen.’
Het was deze Bagehot die in zijn boek de drie rechten beschreef die de koning toekomen in zijn relatie met de ministers sinds hij in wezen een machteloze koning is: het recht om geraadpleegd te worden, het recht om aan te moedigen en het recht om te waarschuwen. Ook in Nederland gelden die rechten nog. Tijdens de wekelijkse kopjes thee op maandag met de minister-president kan de koning die rechten doen gelden. Hoe gevoelig de premier, of een andere minister die bij de koning op bezoek gaat, is voor invloed van de koning, hangt af van de rechte rug van de betrokkene. Dat is tot nu toe altijd het argument geweest om niet aan deze rechten te tornen.
Bagehot schreef zijn boek in een tijd waarin hij niet de enige was die meende ‘dat de grote massa’s niet geschikt zijn voor een gekozen regering’. Zelf zag Bagehot de constitutionele monarchie als een overgangsfase op weg naar een echte republiek, maar dan moest er bij het gewone volk wel meer politiek bewustzijn zijn.
Maar die overgangsfase duurt nu al bijna anderhalve eeuw. Nederland beleeft zaterdag zijn 121ste Koninginnedag, Groot-Brittannië heeft deze week The Wedding, terwijl het politiek bewustzijn inmiddels groter is dan in de tijd van Bagehot. Of zoals Nederlandse politicologen onlangs concludeerden: de kiezer verstaat zijn democratische vak beter dan ooit.
Waarom is er dan nog steeds een monarchie, een erfelijk staatshoofd? De socialist Pieter Jelle Troelstra (1860-1930) zei als Tweede-Kamerlid al ooit: ‘Erfelijkheid moge een geschikt leidend beginsel zijn voor paard- en rundveestamboeken, voor het bekleeden van publieke ambten kan het nu eenmaal geen leidraad zijn.’ Veel later schreef de columnist Hugo Brandt Corstius dat ‘Koning-zijn de enige maatschappelijke functie is waarvan grondwettelijk vaststaat dat iedereen, zelfs de domste mens, haar op zich kan nemen’.
Maar kijk naar het huwelijk van prins William en zijn Kate en Dijkhuis heeft gelijk: het showelement dat een monarchie met zich meebrengt, is belangrijk. De pracht en praal, het sprookje, dat spreekt veel mensen aan, niet alleen lager opgeleiden, ook hoogopgeleiden.
Bij het recente staatsbezoek van koningin Beatrix aan Qatar, daarbij vergezeld door Willem-Alexander en Máxima, kwam een andere rol van de monarchie voor het voetlicht. Gekroonde hoofden doen het goed in het buitenland bij het bevorderen van de export van Nederlandse goederen. Máxima als een gekroonde Frau Antje moet de exportinkomsten doen floreren. Het was niet voor niks dat de werkgeversorganisatie VNO-NCW niet voorop liep bij de oproep om het eveneens geplande staatsbezoek aan Oman niet door te laten gaan in verband met de onrust en de roep om meer democratie in dat land.
Nog weer een andere rol die westerse koningshuizen tegenwoordig vervullen is die van symbool van nationale eenheid. Dijkhuis wijst erop dat dit vooral een uitvinding is van politici, want de vorsten zelf hielden in het verleden allerminst rekening met de natuurlijke grenzen van volken, maar probeerden juist door huwelijken, verovering en vererving hun koninkrijk te vergroten. Bovendien, zoals de journalist Hendrik Jan Schoo eens schreef, is het huidige Nederland pluriform: ‘Welke eenheid symboliseert de koning dan?’ Dijkhuis brengt daartegen in dat dit ook voor een gekozen staatshoofd zou gelden. Bovendien kun je volgens hem zeggen dat met een erfelijke monarchie er een band groeit met een koninklijk huis en dat de erfelijke koning het gedeelde verleden symboliseert.
PVDA-KAMERLID Pierre Heijnen voegt daar met enige nuance nog een rol aan toe: het bindend vermogen van het koninklijk huis in een samenleving die de neiging heeft te versplinteren. Dat is volgens hem ‘een groot goed, waar je niet lichtvaardig mee om moet gaan’. Heijnen denkt dat veel Nederlanders tegenover het koninklijk huis staan zoals de PVDA: ze sluiten de leden van de koninklijke familie wel in het hart, maar vinden in hun hoofd de monarchie een anachronisme.
Net als collega-Kamerlid Van Gent ziet ook Heijnen dat in de samenleving anders wordt aangekeken tegen het koninklijk huis dan pakweg veertig jaar geleden: ‘Tijdens de Lockheed-affaire in de jaren zeventig was er nog veel meer afstand en ontzag. De koning wordt nu veel meer de maat genomen. De kleinzoon kan niet meer het gedrag van de grootvader vertonen. Maar volgens mij zal het de politiek niet in dank worden afgenomen als wij nu iets fundamenteels gaan veranderen.’ Helemaal nee zegt hij daarmee niet tegen het initiatief van GroenLinks. Maar ook zeker geen ja. Een van de vragen die Heijnen heeft, is welke vrijheid de koning krijgt in het voorstel van GroenLinks om politieke standpunten in te nemen. Een koning die geen lid meer is van de regering en voor wiens uitspraken de regering geen verantwoordelijkheid meer draagt, zou wel eens politiekere uitspraken kunnen doen dan in de huidige situatie mogelijk is. En dat is nou net wat Heijnen niet wil. Hij wil juist dat elke schijn van politieke beïnvloeding door de koning verdwijnt.
Van Gent erkent dat in haar voorstel voor een puur ceremonieel koningschap er een grote verantwoordelijkheid rust bij de persoon die koning is: ‘Dat vraagt om zelfbeheersing en zelfbeperking van de koning. Het afbreukrisico, ook bij de partnerkeuze, is voortaan voor de koning zelf.’
Naast al deze rollen is er in Nederland voor de koning dan nog de rol van procesbewaker bij de kabinetsformatie. Om dat te veranderen is geen grondwetswijziging nodig, die rol ligt vast in gedragsregels. Feitelijk kan de Tweede Kamer al sinds 1971 zonder tussenkomst van de koning zelf de formatie regelen. Maar in de praktijk is het daar nooit van gekomen. Dat de discussie over die rol nu is opgelaaid, heeft niet alleen te maken met de komst - vroeger of later - van een andere koning, maar ook met het volle licht dat afgelopen zomer op die rol stond, bij de benoeming door de koningin van enkele informateurs. Volgens sommigen liet Beatrix daarin haar politieke voorkeuren blijken.
Vice-voorzitter Herman Tjeenk Willink van de Raad van State bracht daar in zijn recent uitgebrachte jaarverslag tegen in dat het de politiek zelf is die de rol van de informateur steeds politieker maakt en dat daarmee de benoeming door de koningin van een informateur ook steeds politieker wordt geduid. Het zijn gedragsregels die de invloed van de koning bij de formatie beperken. Als de politiek zelf zich niet aan die regels houdt, maakt dat volgens hem het koningschap kwetsbaar.
Dat het er nooit van is gekomen dat de Kamer de formateur aanwees, is volgens Tjeenk Willink niet zonder reden. Hij denkt dat dit komt doordat in een Kamerdebat na verkiezingen waarin duidelijk moet worden welke richting de kabinetsformatie uit moet gaan de politieke partijen er nog niet aan toe zijn om op zoek te gaan naar wat hen bindt. Ze hebben immers net een campagne achter de rug waarin ze vooral hebben benadrukt wat hen scheidt. Dat is volgens hem de reden waarom in de afgelopen veertig jaar toch steeds weer de koningin de procesbewaker werd.
WANNEER WILLEM-ALEXANDER koning zal worden, dat blijft de vraag. Alleen zijn moeder gaat daarover. Zelf zei de kroonprins ooit er niks voor te voelen een puur ceremonieel koningschap te gaan vervullen. Het zou interessant zijn te weten wat daar volgens de kroonprins mis mee is. Vreest hij toch een gebrek aan invloed, ook al is die zo groot als de politiek toestaat en zeggen voorstanders van de monarchie altijd dat die invloed er niet is? Zouden de Oranjes denken dat dan een stap wordt gezet die op den duur het einde van het familiebedrijf betekent?
Professor Joop van den Berg benoemde onlangs twee nadelen die kleven aan een koning die deel uitmaakt van de regering, nadelen die in de loop der jaren zijn gegroeid. Het eerste is toch dat vermoeden van koninklijke invloed, ook al zou die nihil zijn. Het tweede nadeel is, ook al berust dat vervolgens op een misverstand, dat de koning ‘inhoudelijk kan worden geïdentificeerd met het toevallig gevoerde beleid’. Voor de Oranjes zelf ook observaties om over na te denken als hun bindende, boven de partijen staande rol hun lief is. Algemeen wordt aangenomen dat premier Rutte, net als zijn voorgangers, gesprekken voert met de kroonprins over hoe hij zijn toekomstige rol wil invullen. De kans dat het een puur ceremoniële rol wordt, is in het Nederland van nu niet zo groot.
‘Grondwetswijzigingen zijn in dit modderige land een moeizaam proces, zeker als de wezenlijke noodzaak daartoe ontbreekt’, schrijft Cees Fasseur in zijn boek De gekroonde republiek. Daar zou Fasseur in dit geval wel eens gelijk in kunnen krijgen.