Door omstandigheden was ik weer bezig met Murakami. Sommige schrijvers lees je, met andere ben je bezig. ’t Laatste impliceert dat je op een dag ook klaar met ze kunt zijn.
Nu vind ik ‘ik ben er klaar mee’ ongeveer wel het lelijkste wat je kunt zeggen, maar ik dacht dus wel even klaar te zijn met Haruki Murakami, zoals ik ook klaar ben met het gekkewijvenproza van Lydia Davis, de breekbare raadsels van J.D. Salinger. Of het een kwestie is van acquired taste of van ontgroeien weet ik niet helemaal zeker, maar ik denk het laatste. Ik luister ook niet meer iedere dag naar Joan Armatrading.
Het laatste boek dat ik van Murakami las was De kleurloze Tsukuri Tazaki en zijn pelgrimsjaren, en dat deed ik omdat het iets meer dan een jaar geleden met veel tamtam werd gepresenteerd tijdens een grootscheeps leesclubweekend. Ik begeleidde een van die leesclubs; toen ik gisteren het boek uit mijn kast pakte viel daar de plattegrond uit die ik in haast had geschetst van de groep die zich in hoefijzervorm voor me had opgesteld. Tineke, Hans, Nel, ze zaten recht tegenover me en hadden allemaal iets te zeggen over deze Murakami, op dat moment was er niets belangrijker dan dat ik het uit ze kreeg en ze ook weer tot stoppen wist te manen, dat ook Patricia en Anke aan het woord kwamen ook al zaten die helemaal links van me, dat er geen gekke stiltes vielen (altijd mijn grootste angst), dat ik ook nog wel zelf af en toe aan het woord zou komen en dat er dan naar me geluisterd zou worden (nog een grootste angst) en dat niemand straks naar huis zou gaan met een diep gevoel van teleurstelling en dat dat mijn schuld zou zijn (ja nog eentje).
Zo gek altijd hoe het ene moment iets zo belangrijk kan zijn, en het andere moment het weer helemaal weggezonken is, het is voorbij, het blaadje valt uit het boek en ik denk: o ja, dat. Ik probeer het mezelf wel eens in te prenten, als ik iets voor de boeg heb waar ik tegenop zie, ik zet mijn fiets in de fietsenstalling en zeg tegen mezelf: als ik over een paar uur mijn fiets weer pak, is het allemaal al weer gedaan, niks aan de hand. Ik dacht het gisteravond nog, op weg naar Eindhoven waar ik iets zou gaan vertellen over Murakami. Het zijn gedachtes waarmee je moet oppassen, want voor je het weet ben je alleen nog maar aan het hordenlopen, is alles op je pad een obstakel dat overwonnen moet worden.
En zo wil ik niet in het leven staan!
Ik riep het nog net niet hardop, maar stootte wel keihard m’n hoofd toen ik mijn fiets op slot zette in zo’n dubbeldekkerstalling. In de trein las ik het voorwoord dat Murakami had geschreven bij de heruitgave van zijn debuutroman, Luister naar de wind. Hij had het geschreven toen hij dertig was, in 1979, en hij wilde het nooit meer in druk terugzien, het kan verkeren blijkbaar. Maakt niet uit, ik snap het wel, en gelukkig kan hij er zelf nog over beslissen bij vol verstand.
In het voorwoord dist hij weer die hele geschiedenis van het ontstaan op, de epifanie die hij ervoer tijdens het kijken naar een honkbalwedstrijd, de vulpen die hij kocht op de terugweg naar huis. Maar nu lees ik opeens iets wat ik nog niet wist: dat hij de vulpen op zeker moment terzijde moest leggen omdat hij er te literair van werd, hij ging er te bedachte literatuur van schrijven. Hij pakte z’n oude Olivetti-typmachine uit de kast en begon opnieuw, in het Engels, terwijl zijn beheersing van het Engels rudimentair was. En daarin zit de crux. ‘Al had ik nog zulke gecompliceerde gedachten in mijn hoofd’, schrijft hij, ‘ik was niet in staat die in dezelfde vorm uit te drukken.’ Hij kon niet anders dan alles heel compact opschrijven, in korte zinnen en met zo eenvoudig mogelijke woorden. Het werden belachelijk lompe zinnen, vond hij zelf, maar wel ontstond heel langzaam het proza dat zijn ritme vertoonde. En daarna is hij het weer in het Japans gaan omzetten.
Murakami haalt de Hongaarse schrijfster Ágota Kristóf aan die ook een simpele en toch mysterieuze stijl wist aan te boren toen ze als banneling de roman waarmee ze beroemd zou worden in het Frans schreef, Het dikke schrift. Ik moest denken aan de wedergeboorte waarvan de Amerikaans-Pakistaanse schrijfster Jhumpa Lahiri rept toen ze haar laatste boek, Met andere woorden, in het Italiaans schreef. Je kunt als schrijver ook ál te eloquent zijn en tevreden schuilen achter een rookgordijn. Opeens vroeg ik me af welke ingewikkelde vertaalslag er misschien ten grondslag ligt aan Margherita, van Marco Borsato. Het zou verklaren waarom ik zo van dit nummer houd, de opluchtende afwezigheid van subtiliteit, het gebrek aan angst voor grote woorden.