
In het Parijse tiende arrondissement zetten sinds een jaar of wat jongens met strakke spijkerbroeken en meisjes met nonchalante blikken de toon. En ook in de Rue Alibert rukte de gentrificatie op. Maar café-restaurant Le Carillon had zijn altijd wat morsige karakter behouden. Een uitgewoond houten interieur, achterin een gelagkamer zonder muziek, een Algerijn van de eerste generatie immigranten achter de toog. Twee euro vijftig kostte een biertje nog altijd maar.
Nu zijn de rode gordijnen dicht. Mensen blijven bloemen leggen en waxinelichtjes aansteken. Er liggen handgeschreven briefjes, gedichtjes, teksten waarin de vrijheid wordt bezongen en odes aan Parijs worden gebracht. Een meisje zit geknield bij het gefotokopieerde portret van een jongeman met een scherpe kaaklijn en warrig haar. Ze blijft maar huilen. Aan de overkant van de straat, bij restaurant Le Petit Cambodge, hetzelfde tafereel. 25 mensen lieten op deze twee plekken het leven. Samen met een vriendin legt Aurélie, haar achternaam wil ze niet geven, witte lelies, eerst bij Le Carillon, vervolgens bij Le Petit Cambodge. Toen ze vrijdagavond getweeën door de Rue Bichat kwamen aanlopen, zagen ze de schutter zich op het plein voor hen opstellen, de rug naar hen toegekeerd. Even stonden ze als aan de grond genageld, maar toen ze de eerste schoten hoorden zetten ze het op een lopen.
Nu, op maandagmiddag, hebben ze het hele traject nog eens opnieuw afgelegd, als om zeker te weten dat ze daar echt waren, op die verschrikkelijke avond. Eerder ging niet. ‘We waren te bang’, zegt Aurélie. Nu durven ze wel, ook omdat Karim, haar breedgeschouderde vriend, is meegekomen.
De aanslagen hebben Parijs als een mokerslag getroffen. Toen vrijdagavond de eerste berichten over een schietpartij ‘in het noorden van Parijs’ binnenkwamen, kon je nog hopen dat het om een afrekening binnen het criminele milieu ging. Maar daarvoor liep het dodental te snel op: achttien, toen zeker dertig, toen minimaal veertig. Inmiddels staat de teller op 132. In ziekenhuizen vechten artsen nog steeds voor de levens van tientallen zwaargewonden.
Ook uitgaansgelegenheden in de Rue de Charonne en op Boulevard Voltaire waren doelwit. Maar verreweg de meeste slachtoffers vielen in Le Bataclan, een theater met een bontgekleurde gevel die het midden houdt tussen een Birmese pagode en een Zwitsers chalet. Er was een rockconcert gaande van de band Eagles of Death Metal (geen heavymetalband).
De drie binnengedrongen schutters zouden bijna twee uur lang hun gang gaan. Ooggetuigen beschrijven hoe ze hun kalasjnikovs maar bleven herladen, en dat het schieten geen moment stopte, alsof zelfs dat afgesproken werk was. Op een filmpje dat een omwonende maakte, is te zien hoe gewonde jongeren via een achterdeur naar buiten strompelden, een spoor van bloed in de donkere steeg achterlatend.
Angst tekende de sfeer in Parijs de afgelopen dagen. Mensen bleven liever binnen. Cristina, een Franse vriendin, stuurde zondagmiddag een sms’je dat ze onderweg was naar Le Bataclan om een hommage te brengen aan de slachtoffers. Een uur later kwam er een tweede berichtje. Ze was toch maar niet gegaan. ‘Ik ben gestrest’, schreef ze, ‘ik heb me te veel ingebeeld hoe het daarbinnen is toegegaan.’
Hoe anders was die stemming na de aanslagen bij Charlie Hebdo, tien maanden geleden. Strijdvaardig. Frankrijk stond pal voor de vrijheid van meningsuiting, de republikeinse waarden. No pasaran! Die fierheid ontbreekt nu ten enenmale. Nu overheersen angst en verslagenheid. Bij de bloemenzee op de afgezette straat bij Le Bataclan zijn de blikken hol en leeg.
In het geval van Charlie Hebdo kon je je nog inbeelden dat het niet jouzelf betrof, maar een stelletje rebelse tekenaars, van wie er bovendien eentje al jaren hoog op het dodenlijstje van al-Qaeda prijkte. Hier werd een openstaande rekening vereffend. Het was een duidelijk afgebakend doel.
Maar de aanslagen van 11/13 waren blind terrorisme, iederéén was doelwit. Daarin doen ze denken aan andere aanslagen op westerse doelen, zoals natuurlijk 9/11 (2001), maar ook die op een nachtclub in Bali (2002), het Antocha Station in Madrid (2004) en op de metro in Londen (2005). Het terrorisme in Parijs was blind in de zin dat de schutters geen onderscheid maakten in wie ze voor hun loop kregen. Maar het doelwit was niet minder zorgvuldig uitgekozen: een voetbalstadion en een drukbezochte uitgaanswijk met theaters, muziekzaaltjes en cafés. Hier werd een manier van leven aangevallen.
Dat bleek zaterdag direct al uit de geluidsopname die Islamitische Staat vrijgaf. De uitgaansgelegenheden van het ‘verderfelijke’ Parijs waren een legitiem doelwit, aldus een stem in typisch Arabisch-Frans banlieue-accent. Net als het voetbalstadion, waar de ‘idioot van Frankrijk’, te weten president François Hollande, zich op dat moment bevond. Of Le Bataclan, waar ‘honderden aanbidders zich te buiten gingen tijdens een feest van perversiteit’.
Parijzenaars lieten het er niet bij zitten. Bij de monumentjes die spontaan in de stad verrezen werden flessen wijn en bier neergezet. ‘Wie het qua levensstijl tegen Parijs wil opnemen, moet van goeden huize komen’, klonk het hier en daar. Maar aan een oproep op sociale media om vanuit het open raam te zingen, te drinken en te roken gaf slechts een enkeling gevolg. De stad is in rouw gedompeld. Het is een tijd van introspectie, niet van ludieke actie.
De plek waar de acht moordenaars toesloegen was bij uitstek een ‘zacht doel’, zoals beschreven in Het beheer van wreedheid, een berucht jihadistisch traktaat van Abu Bakr Naji uit 2004. Het werd geschreven voor al-Qaeda in Irak, de tak waar uiteindelijk Isis uit zou voortkomen. Naji bepleit een aaneenschakeling van terreuraanslagen, zodat het gezag van de gevestigde autoriteiten ondermijnd raakt met chaos tot gevolg. Immers, dankzij de aanslagen neemt de druk op het weefsel van de samenleving toe. Zeker als vervolgens gewone moslims worden aangevallen en moskeeën worden beklad (wat afgelopen dagen op diverse plaatsen gebeurde).
Het uiteindelijke doel, islamkenner Gilles Kepel wees er afgelopen dagen in Franse kranten herhaaldelijk op, is het veroorzaken van een burgeroorlog. Kepel stelde dat het bewaren van de nationale eenheid het enig mogelijke politieke antwoord op de aanslagen is. Die eenheid was in Frankrijk sowieso al ver te zoeken, de breuklijnen in de samenleving zijn diep, misschien wel onoverbrugbaar.
‘Maak gebruik van de rebelsheid van de jeugd’, schrijft Naji. ‘Van hun energie, hun idealisme en hun bereidheid tot zelfopoffering.’ Met rebelse jeugd zit Frankrijk vol, met name in de banlieue waar maatschappelijk echec altijd op de loer ligt.
Werkloosheid en discriminatie zijn als zodanig geen oorzaak van radicalisering. Maar volgens de Frans-Iraanse socioloog Farhad Khosrokhavar accentueren de banlieues wel het probleem. Ze herbergen een reservoir van mislukking, afwijzing, verongelijktheid en slachtofferschap. ‘Islamitische Staat heeft zo de beschikking over een reserveleger in de grote West-Europese agglomeraties’, zegt Khosrokhavar wanneer ik hem twee dagen na de aanslagen opzoek in zijn woonplaats Créteil, een typische banlieue ten zuidoosten van Parijs.
Khosrokhavar voerde honderden gesprekken met geradicaliseerde jongeren in de beruchte banlieue Fleury-Mérogis. Ze hadden er dan vaak een lang parcours van schooluitval en kleine criminaliteit op zitten. In de gevangenis daalt het besef in dat het leven niets waard is. De radicale islam waarin alles logisch en zuiver lijkt, biedt een schuilplaats, de jihad een manier om iets te zijn, je superieur te wanen aan de samenleving die je erkenning onthield. Khosrokhavar ziet radicalisering van jongeren daarmee als een in essentie existentieel probleem. De terreurdaad is de ultieme wraak.
Je durft je de machtswellust die de daders van afgelopen vrijdag moeten hebben ervaren haast niet voor te stellen. Nooit eerder hadden ze iets te zoeken op de terrassen langs het Canal de St. Martin, waar al die mooie meisjes zitten die ze toch nooit konden krijgen. Nu waren zij er plotseling heer en meester, beslisten over leven en dood.
Er worden de laatste tijd nogal eens vergelijkingen gemaakt tussen de radicale islam en de extreem linkse ideologieën waarmee de generatie in de jaren zeventig opgroeide. Maar die vergelijking gaat mank omdat het salafisme waar jongeren zich nu toe voelen aangetrokken in de eerste plaats de religie van de maatschappelijke losers is. Ze missen ten enenmale de intellectualiteit of de radical chic van de leerlingen destijds aan de elitaire École normale supérieure.
Neem Omar Mostefaï, een van de schutters van Le Bataclan, die zichzelf opblies, maar dankzij een afgerukt vingerkootje kon worden geïdentificeerd. Afkomstig uit een gebroken gezin in een Parijse voorstad, school niet afgemaakt, een reeks veroordelingen, verhuisd naar Chartres waar hij moet zijn geradicaliseerd. De elite waar híj deel van uitmaakte, was hooguit imaginair.
Maar de aanslagplegers werden niet alleen maar gedreven door ressentiment. Ze handelden uit overtuiging en in opdracht. Ooggetuigenverslagen boden daarvoor vrijdagnacht al een indicatie. ‘Dit is voor het doden van onze broeders in Syrië’, zou er zijn geroepen in Le Bataclan.
De verklaring die Islamitische Staat later deed uitgaan bood uitsluitsel. Frankrijk werd gestraft vanwege zijn rol als ‘Europees vaandeldrager van de kruistocht’ die het Westen volgens de terreurgroep in het Midden-Oosten voert. Met andere woorden: Frankrijk betaalde de prijs voor de bommen die het afwerpt op IS-posities in Syrië en Irak.

Een oorlogsdaad, zegt president Hollande nu. Tijdens een toespraak voor afgevaardigden en senatoren, voor de gelegenheid bijeen in Versailles, kondigde de president maandagavond verregaande noodmaatregelen af. Ondertussen bombardeerden Franse straaljagers het IS-bolwerk Raqqa.
Je kunt je afvragen of Hollande en andere westerse leiders met het woord ‘oorlog’ IS niet te veel eer toekennen. Maar vanuit het perspectief van IS is het wel degelijk oorlog. En die begon niet zozeer deze week, maar vorig jaar zomer, toen strijders van de groep een slachting onder de yezidi’s van Sinjar aanrichtten en een coalitie, waaronder Frankrijk (en Nederland) bombardementen begon uit te voeren. IS reageerde toen met de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley.
Dankzij de aanslagen van 11/13 is die strijd voor de gewone Fransman plotseling akelig dichtbij. Zoals Karim, de vriend van Aurélie, het nabij Le Carillon verwoordde: ‘Het voelt of wij nu nergens meer veilig zijn.’
Eerst noemden we het bombardementen, nu heet het ‘oorlog’. Een ‘beschavingsstrijd’ waar ‘onze waarden’ in het geding zijn, zo noemde Manuel Valls het. Eerder had de premier het over een mondiale strijd tegen ‘islamo-fascisme’ waarin Frankrijk volgens hem verwikkeld was.
Zo zien ze het bij Islamitische Staat graag. Want vergeet niet dat ze daar de wereld bezien in termen van een apocalyptische eindstrijd tegen de kruisvaarders uit het Westen. Ook dat schreef Abu Bakr Naji: ‘Zorg ervoor dat Amerika zijn proxy-oorlogjes staakt en zelf in het strijdperk treedt.’ Idem voor Frankrijk. Niets liever zou Islamitische Staat zien dan dat er westerse grondtroepen worden gestuurd, zodat de door hen voorspelde eindstrijd nabij de Syrische stad Dabiq kan beginnen, waarop de mahdi – de twaalfde imam – zal herrijzen.
De val staat wijd open. Zeker nu frustratie over de aanpak van IS in de wereld toeneemt. In de veertien maanden dat er gebombardeerd wordt heeft de groep nauwelijks territorium ingeleverd. En het is juist daaraan dat veel jonge Europese jihadisten hun bravoure ontlenen.
Zeker, er waren enige succesjes, maar die komen vooral op het conto van Koerdische strijders uit de regio. Pesjmerga in het noorden van Irak; pkk-gelieerde strijders in Noordoost-Syrië. Afgelopen week slaagden ze er met een gezamenlijk offensief zelfs in om IS te verdrijven uit de stad Sinjar. Maar met de Koerden alleen win je het niet en overige regionale actoren (Saoedi-Arabië, Iran, Israël) zullen IS hooguit containen. Dat ze er een vinger naar zullen uitsteken is hoogst onwaarschijnlijk.
Islamitische Staat moet van de aardbodem verdwijnen. Daarover is vrijwel iedereen het eens. Maar hoe? Een oorlog win je niet zonder grondtroepen. Ook Hollande weet dat.
Zoals de Britse journalist Jason Burke in zijn recent verschenen boek The New Threat from Islamic Militancy duidelijk maakt, gaat die vraag ook de essentiële kwestie uit de weg. Die is dat het verslaan van IS uiteindelijk geen militaire kwestie is, maar een politieke. De organisatie kwam immers niet uit de lucht vallen. Net als haar voorganger, al-Qaeda in Irak, dankt ze het behoud van haar territoir voornamelijk aan de angst en het onbehagen van de lokale bevolking, in meerderheid Arabische soennieten.
Tijdens het bewind van Saddam Hoessein waren ze heer en meester in de regio. Maar sinds de Amerikaanse invasie van 2003 raakten ze meer en meer gemarginaliseerd. En dat in een regio die gestaag afstevent op een totale religieuze en etnische oorlog. Voor deze groep is Islamitische Staat het minste van alle kwalen (denk je eens in wat dát zegt over de regio). Ze bieden een zekere orde, de sharia, het is tenminste iets. In dat opzicht is Islamitische Staat een reële staat, met natuurlijke grenzen.
Toen ik het gebied eerder dit jaar bezocht, zag ik die grens duidelijk lopen: Koerdische dorpjes waren ‘van’ Massoud Barzani; Arabische dorpjes waren ‘van’ IS, een klare lijn van honderden kilometers lang. Een ieder die IS duurzaam wil verslaan, zal moeten nadenken over een strategie om de lokale bevolking ervan los te weken. Afgelopen week maakte oud-premier Dominique de Villepin zijn reputatie als redenaar op de Franse televisie meer dan waar. In 2003 vestigde hij deze reputatie met een speech bij de Verenigde Naties waarin hij uitlegde waarom Frankrijk niet mee zou doen met de invasie van Irak. Nu betoogde hij, grijzer, maar met dezelfde energie en brille, waarom je geweld nooit met geweld bestrijden kunt, zeker niet in het Midden-Oosten, een in veel opzichten achtergebleven gebied met ‘een gewonde identiteit’. Het was een gedenkwaardig moment te midden van de gezwollen oorlogsretoriek van de afgelopen dagen.
De Amerikanen maakten zich destijds niet al te grote zorgen over wat er na de val van Saddam zou gebeuren. Zouden de Irakezen nadat zij waren uitgefeest immers niet vanzelf in overtuigde democraten veranderen, hun land in een rechtsstaat?
Frankrijk zal geen grondtroepen sturen, in elk geval niet alleen. Toch leek niemand zich vorige zomer de vraag te stellen wat er zou moeten gebeuren zodra IS was weggebombardeerd.
Nu is het ‘oorlog’. Soit. Maar oorlog zou altijd een uitzonderingstoestand moeten zijn. Uiteindelijk komt het neer op die ene vraag.
En daarna?
Beeld I: Parijs, 16 november. Na de terreuraanslagen. La Belle Équipe, Rue de Charonne (Bruno Barbey / Magnum / HH); Beeld II: Parijs, 14 november, bij Le Petit Cambodge en Le Carillon (Thomas Dworzak / Magnum / HH)