De situatie aan de buitengrenzen van Europa bereikte deze week een dramatisch dieptepunt. ‘Een complete breakdown van de Europese Unie als de zogenaamde verdediger van mensenrechten’, twitterde Sea-Watch International daarover. Nadat Turkije de grenzen met Griekenland en Bulgarije opende, reageerden de twee EU-landen met versterkte grensbewaking.

Op Twitter circuleren veel filmpjes gemaakt door migranten zelf over de gevolgen daarvan. Zoals die ene waarop te zien is hoe de Griekse kustwacht met een speedboot hard en rakelings langs een rubberbootje vol mensen, inclusief kinderen, vaart, waardoor het door de boeggolven vervaarlijk wordt opgetild en bedolven raakt onder opspattend zeewater. Of die ene waarop Griekse kustwachters een overvolle rubberboot terugduwen naar Turkse wateren. Een Syrische jongen, zo’n zes jaar oud, aldus de Griekse autoriteiten, verdronk tijdens dit geweld voor de kust van Lesbos nadat de boot waarop hij zat met 47 anderen kapseisde.

In de rubriek ‘Aan de grens’ beschrijft Griekenland-correspondent Ingeborg Beugel hoe tegelijkertijd op Lesbos woedende eilandbewoners vluchtelingen met stenen bekogelen en volle bootjes van de kade duwen. Ook hulpverleners en journalisten worden aangevallen. Veel bewoners waren jarenlang gastvrij, maar zij zien de kampen uitpuilen, de situatie verslechteren, en weigeren de gevangenis van Europa te worden. ‘De vreemdelingenhaat is out of control’, schrijft Beugel.

Europese leiders nemen Orbáns rechts-populistische standpunten nu gewoon over

Aan de Grieks-Turkse grens is de situatie al even gewelddadig. Athene heeft het leger en de politie naar de grens gestuurd waar ze met traangas en rubberkogels schieten op vluchtelingen die zich aan de Turkse kant hebben verzameld. Volgens de Verenigde Naties zitten er zo’n vijftienduizend mensen gevangen in ‘niemandsland’. De Europese dienst voor grensbewaking, Frontex, stuurt nu versterking. En ook de Oostenrijkse bondskanselier Sebastian Kurz heeft Griekenland en Bulgarije aangeboden meer politie te sturen.

Steeds flitst dat ene filmbeeld door mijn hoofd waarop twee, drie mannen in totale paniek een meisje van een jaar of twee op haar rug slaan, ze hangt slap om de arm van een van hen. Een vrouw staat er gillend naast. De peuter lijkt te stikken in het traangas, goed te zien is het niet, dan rennen de mannen en de vrouw met haar het beeld uit.

Iets verderop in het nummer laat Minka Nijhuis zien hoe intussen honderdduizenden burgers in het Syrische Idlib klem zitten tussen het oorlogsgeweld door het Syrische regeringsleger, de Russische bombardementen en de drie meter hoge muur langs de Turkse grens – gebouwd na de EU-Turkijedeal uit 2016 en medegefinancierd met EU-gelden. Niemand mag erdoor. De Turkse grenswachters schieten met scherp op iedereen die de grens nadert. Nijhuis begint haar verhaal met het anderhalf jaar oude meisje Iman Laila, dat stierf van de kou. ‘De wereld kan het niets schelen’, zei haar rouwende vader daarover.

Volgens internationale verdragen mag een land niet de grens sluiten voor mensen die vluchten voor gevaar. Aan dit non-refoulement-principe houdt noch Turkije noch de Europese Unie zich. De EU-landen, bevangen door angst voor vluchtelingen, voor ‘2015’, voor de opkomst van rechts-populisme en extreem-rechts, zetten liever het leger in tegen vluchtelingen – precies wat de Hongaarse president Viktor Orbán in 2015 al wilde. Europese leiders nemen zijn rechts-populistische standpunt nu gewoon over, in plaats van er een alternatief tegenover te zetten, te staan voor mensenrechten, daarvoor te vechten. Daarmee offeren ze kernwaarden van Europa op. Terwijl, daar ben ik van overtuigd, veel Europeanen het wél kan schelen wat er gebeurt. Zij snakken niet naar beelden waarop mensen worden beschoten aan onze buitengrens, maar naar leiderschap, verantwoordelijkheid. Naar moed.