OP 5 MAART 1971 staat de 26-jarige Enneus Heerma voor het eerst als politicus in de krant. Hij is voor de ARP gemeenteraadslid in Amsterdam geworden. Op 7 november 1974 haalt de beeltenis van het raadslid opnieuw de kolommen. In de voorafgaande nacht heeft Heerma met een gewiekste politieke manoeuvre de ondergang van het zittende linkse college verzekerd. Daarbij deed Heerma een onvergetelijke uitspraak: ‘Sorry, het moest wel.’
De foto van 1971 toont Enneus (Inne) voor het laatst met blote kin. In 1974 heeft hij al zijn snor en ringbaard, die hij tot de dag van vandaag niet heeft afgeschoren. Zet deze man in gedachten een petje op en het beeld is compleet. Wat u ziet is een boer, zo'n slimme, die bij de onderhandelingen op de veemarkt keihard maar goudeerlijk onderhandelt.
Heerma schaamt zich er bepaald niet voor. Hij is geboren op een boerderij in Ryptsjerk, gemeente Tietjerksteradeel, ‘in de hongerwinter’, en, zo benadrukt hij in interviews, hij ‘fietste zes jaar lang elke dag veertig kilometer, van de boerderij naar school’. Kortom, hij ‘heeft nog leren werken’.
Toen Heerma naar Den Haag vertrok om staatssecretaris te worden, ried hij zijn opvolger Jan van Duijn: ‘Laat je niet van de wijs brengen, blijf altijd dezelfde en gebruik je boerenverstand.’ Of deze leus ingelijst op Van Duijns kamer is komen te hangen is onbekend. Op de kamer van Heerma daarentegen hing, toen hij staatssecretaris van Volkshuisvesting was, een van Jan Cremers Dutch Landscapes, vol welvarend stamboekvee. Heerma: ‘Tenslotte heb ik zelf de koeien ook gemolken.’
De reacties op zijn eerste optreden in de Tweede Kamer als fractievoorzitter van het CDA waren verdeeld. De nieuwbakken oppositieleider hield een helder betoog, maar schoot tekort in het debat. Slechts en enkele keer was hij ad rem. Interrumperenden die struikelden over zijn naam - ‘de heer heer heer Heerma’ - antwoordde hij: ‘Zegt u anders maar mevrouw Heerma.’ Maar eigenlijk viel het allemaal nog mee voor een politicus die wel bekend staat als een bekwaam bestuurder, maar ervaring in het parlementaire handwerk mist.
Echter, zo signaleerde onlangs het weekblad Binnenlands Bestuur, wie denkt dat Heerma een beginneling is in het oppositievoeren, vergist zich lelijk.
OOK IN 1974 is Heerma CDA-fractievoorzitter, nu nog in de Amsterdamse gemeenteraad. Het zijn roerige tijden. Amsterdam wordt bestuurd door een links programcollege, dat zich voor de taak gesteld ziet een beslissing te nemen over de voltooiing van de oostlijn van de metro. Aanleg van de lijn betekent de sloop van woningen in de Nieuwmarktbuurt. De grootste partij, de PvdA, wordt verscheurd door een stammenoorlog tussen ‘grootschaligen’ en ‘kleinschaligen’. Op 6 november dient het PvdA-raadslid Treumann een motie in om de voltooiing van de metrolijn uit te stellen. Een motie die kansloos lijkt, omdat de grootschaligen in de raad in de meerderheid zijn - de oppositiepartijen VVD en CDA steunen immers de metrobouw. Toch zal het erom hangen.
Het is om kwart voor twee ‘s nachts dat de boerenslimheid van Heerma toeslaat. Hij telt de koppen in de raadszaal en komt tot de conclusie dat wanneer zijn partij zich van stemming onthoudt, de stemverhoudingen zullen omslaan. Het college zal vallen - tenzij PSP- wethouder Riethof, wiens partij fel tegen de metrobouw is, zich alsnog bij de rest van het college aansluit. Heerma houdt een betoog waarin hij de verlammende verdeeldheid van het college veroordeelt, en rechtvaardigt daarmee het feit dat hij en zijn zeskoppige gevolg de raadszaal verlaten om in de belendende kamer de stemming af te wachten.
De rekenkunde van Heerma faalt niet. PSP-wethouder Riethof ziet zich knarsetandend gedwongen voor aanleg van de metro te stemmen. De stemmen staken, de motie is verworpen, maar Riethofs dagen als wethouder zijn geteld. Zijn woedende achterban dwingt hem tot aftreden. Met het college komt het na de nacht van Heerma ook niet meer goed. Een jaar later komt het ten val en keren CDA en VVD terug in het college van B & W.
IN 1978 WORDT Heerma wethouder van Economische Zaken. Een interview met Het Parool meldt dat Heerma niet op de foto wil voor de statige schoorsteen in zijn werkkamer: 'Dan sta ik er zo deftig op.’ Wel kamt hij nog even snel zijn haar en poseert vervolgens als een agrarier in zondags pak voor een kaart van de Amsterdamse haven. ‘Cynische mensen zullen nu wel zeggen: we kunnen het Amsterdamse havengebied beter dichtgooien met dat lijf van de wethouder.’
Maar de Amsterdamse haven wordt voorlopig niet dichtgegooid, daar zorgt Heerma wel voor. Als de meerderheid van het college van B & W, tegen zijn zin, het braakliggende havengebied Amstel-3 wil herbestemmen tot woonwijk, weet Heerma de meerderheid in de raad voor zich te winnen door in de commissievergadering als enige een gedetailleerde kaart van het gebied bij de hand te hebben en alle feiten en getallen uit zijn hoofd te kennen.
Begin jaren tachtig volgt het hoogtepunt van Heerma’s wethouderstijd: de redding van de scheepswerven NSM en ADM. De werkgelegenheid in de havens gaat hem, zo blijkt, boven alles. In de strijd die het kost om minister Van Aardenne zover te krijgen dat hij geld in de werven steekt, groeit er een hechte vriendschap tussen Heerma en zijn collega-wethouder Jan Schaefer. Vooral de 111 koortsachtige uren die de twee wethouders doormaken om in 1983 de ADM voor faillissement te behoeden, maken dat ze gebroederlijk de Amsterdamse geschiedenis ingaan als ‘de verschrikkelijke doordouwers’.
Het is 14 januari 1983. Schaefer hoort op het journaal dat Van Aardenne (Economische Zaken) de vrijwel bankroete werf niet wil steunen. Heerma bevindt zich op dat moment toevallig voor een tv-opname bij de ADM. Schaefer scheurt erheen, rijdt Heerma bijna omver, springt uit de auto: ‘Godverdomme, Enneus, het kan niet wat Van Aardenne doet.’ Heerma antwoordt rustig: ‘Niet zo vloeken, Jan, we moeten gewoon iets bedenken.’ Hetgeen gebeurt. Vanuit het portiershokje van ADM bellen de wethouders stad en land af en slepen uit alle hoeken geld aan. De werknemers van ADM besluiten loon in te leveren om de werf te behouden. Een lumineus idee van de wethouders geeft de doorslag: de gemeente Amsterdam koopt twee dokken van de werf om de nog benodigde vijftien miljoen gulden op te brengen. Het enige dat Van Aardenne nog hoeft te doen is voor dit bedrag een rijksgarantie afgeven. In Amsterdam heerst al een feeststemming. Op het stadhuis komen mensen een tientje afgeven om bij te dragen aan de koop van de dokken.
Dan belt Van Aardenne op: hij heeft bezwaren. Schaefer: ‘Godverdomme, dat gezeik van die vent.’ Heerma: ‘Jan, je vloekt weer.’ De wethouders eisen een Tweede-Kamerdebat. Een kamercommissievergadering volgt. Een kamerlid waagt het te betwijfelen of Heerma’s berekeningen wel kloppen. Schaefer: ‘Ik kreeg zo godvergeten de pleuris in.’ Heerma: ‘Jan, niet vloeken.’
De reddingsoperatie slaagt, uiteindelijk zegt Van Aardenne ja. Heerma is waarschijnlijk de eerste en laatste CDA-wethouder die wordt toegejuicht door dokwerkers. Heerma: ‘Ja, je moet toch vechten voor de stad. Daarvoor heb je als raadslid twee vingers opgestoken en de eed afgelegd.’ Heerma is dan ook niet te beroerd om tegen zijn eigen partij stelling te nemen wanneer die vanuit Den Haag te veel op de grote steden wil bezuinigen. Al die tijd voelt hij zich in het overwegend linkse stadsbestuur als een vis in het water. Hij verklaart dat later vanuit zijn ARP-achtergrond: ‘De ARP had een eigen stijl. De overtuigingskracht stond voorop. We waren ons ervan bewust dat we in Nederland een minderheid vormden en dat we het daarom van onze argumenten moesten hebben.’
Jan Schaefer formuleerde het anders: ‘Het sterke punt van Enneus is dat hij op een heel aardige manier ontzettend harde vragen kan stellen.’ De theorie dat de coalitie tussen PvdA en CDA in Amsterdam alleen door Heerma’s persoon standhoudt, doet Heerma echter steevast af als ‘apekool’ dan wel ‘lariekoek’.
In 1986, vlak voor hij tot het staatssecretariaat wordt geroepen, weet hij op een zaterdagavond nog even door vriendelijk maar keihard onderhandelen het Links Akkoord van de kleine linkse partijen uit de Amsterdamse collegeonderhandelingen te halen.
OP VOLKSHUISVESTING voltrekt Heerma vervolgens een stille revolutie van deregulering en decentralisatie. Voor zover mogelijk verdedigt hij de individuele huursubsidie. De laagste inkomens moeten goede en betaalbare woningen hebben.
In 1992 doorbreekt Heerma zijn saaie imago door in zijn lijfblad Trouw van leer te trekken tegen de ‘weekendsamenleving’, waarin de burgers geen verantwoordelijkheid meer nemen. Heerma herontdekt de Heidelbergse catechismus. ‘De mens is niet geneigd tot alle goeds. Dan moet je als politicus je boerenverstand gebruiken.’ Vanzelfsprekend heeft de sobere Heerma ook kritiek op de glamourstijl van Elco Brinkman. Zijn uitlatingen in Vrij Nederland over Brinkmans interviews met Libelle en Margriet leiden tot een heuse affaire, maar doen zijn positie geen kwaad.
Nu Heerma na de verkiezingsnederlaag van zijn partij CDA-fractievoorzitter is geworden, is er voor hem, naar eigen zeggen, ‘geen jongensdroom in vervulling gegaan’. Exact hetzelfde zei hij toen hij staatssecretaris werd. Het CDA moet van Heerma de komende tijd ‘de eigen verantwoordelijkheid van de mensen stimuleren, maar zeker ook zorg hebben voor de zwakken’. En, zo stelde hij meteen in zijn eerste interview met het blad CDActueel: de regering denkt te randstedelijk. ‘In het regeerakkoord komt de landbouw er zeer bekaaid af.’
Enneus heerma
De opvolger van Brinkman mag dan een relatieve nieuwkomer zijn in Den Haag, onervaren is hij zeker niet. Ooit bezorgde hij het linkse college van Amsterdam een heuse ‘Nacht van Heerma’. En koeien melken kan-ie ook nog.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/40
www.groene.nl/1994/40