Het lijkt alsof het motief, gehuld in kleuren, langzaam van boven naar beneden zakt

Eerst raken wij in die kunst verweven die we kennen van waar we geboren zijn. Toen ik me ervan bewust werd dat ik het spannend vond om naar schilderijen te kijken, was Ruysdael bijvoorbeeld onnoemelijk vertrouwder dan Rubens. De overzichtelijk rustige waarneming (met die sobere, ingehouden kleuren) in die Hollandse landschappen was zoveel dichterbij. Ik zag er meer: aan het grijs kon ik weer en wind zelfs voelen. Later zag ik (als kunsthistoricus en met een andere nieuwsgierigheid) wat Rubens mij liet zien. Ik vond de blonde zomerkleuren in zijn weelderig geplooide landschappen geweldig mooi – maar op een vreemde afstand. In Ruysdaels luchten waren de schommelingen tussen zilvergrijs, grijswit en allerlei soorten donkerder grijs mij toch liever. Die vond ik gewoon mooier.

Zoals dat gaat: ik was met een Italiaanse collega in München in de Alte Pinakothek en wilde hem de Hollandse School laten zien. Mijn kunst dus. Omdat dat doorgaans kleine schilderijen zijn (Ruysdael, Hobbema, Kalff, Van Goyen, Steen) hangen ze daar in kabinetten. Hij ging er vlot doorheen maar leefde weer op toen hij in de grote zalen was aangekomen met Italiaanse meesters. Zijn kunst: het drama en de zwier van Tintoretto, Guido Reni, Luca Giordano begreep hij beter. Bij de Hollanders wist hij niet waar hij naar moest kijken. Licht en donker grijs, grijzig groen, het rimpelen van water waaraan je de wind kunt zien. Geen wonder dat ik uiteindelijk uitkwam bij Jan Dibbets, die een kunstenaar werd die er, net als Ruysdael en Mondriaan, altijd is.

Dat is een ander verhaal. Het schilderij Elke van Georg Baselitz dat in 1977 in Eindhoven werd verworven is een mooi naakt waar dicht omheen met krachtige, opulente kwast passages kleur waren opgetast – geel, blauw, donkergrijs, zwart en wit. Daartussen lag het motief: dat naakt, recht en hoekig. Eerst was het misschien die stevige bouw die het schilderij zo aantrekkelijk maakte. Vergeet niet: ik koos niet als zomaar liefhebber maar als regisseur van een collectie. Zoals bij de opera, neem ik aan, zangers worden gekozen die goed samengaan in het ensemble, zo wilde ik kunstwerken die in een installatie elkaars energie zouden versterken. De stevigheid van Elke zag ik in de buurt van bijvoorbeeld houten sculpturen van Carl Andre. Wat mij, anders gezegd, bezighield waren de verschillende gestalten die een kunstwerk kon aannemen. Als Elke in de buurt zou hangen bij zo’n haast transparant monochroom oppervlak van Robert Mangold zou het schilderij er zwaarder en woeliger uitzien. Dat het ook zulke aspecten in zich had, vond ik prachtig. Maar de schoonheid ervan was uiteindelijk toch dat het een rijk arrangement is van velerlei grijzen. Ik zag het schilderij als Hollander, in de onontkoombare context van Ruysdael.

Tegelijkertijd is Elke ook, in de coloristische beweeglijkheid, een royaal werk. Bijzonder is de lichte achtergrond – een afgemeten kabbeling van verschillende passages hoofdzakelijk grijswit maar onderin met een tint lichtblauw bijgemengd. De indruk ontstaat dat de dunne achtergrond zweeft, van onder naar boven. Te midden van die frêle tinten wordt ook het grijs van het naakt heel kleurrijk. Omdat het werk bovenin door het gewicht van het donkere geel zwaarder oogt, lijkt het alsof het motief, gehuld in kleuren, langzaam van boven naar beneden zakt en daar in het midden is blijven hangen. Het zit geklemd tussen bovenin een passage hard geel en rechtsonder een figuur van scherp zwart. Dat Elke er zo stevig uitziet, sappig in kleur ook, was in 1993 aanleiding om, in het Stedelijk, nog een ander naakt aan de verzameling daar (en de Collectie Nederland) toe te voegen, het veel fragielere Akt – Fingermalerei, een schilderij dat karig en hard is en ongemakkelijk. Daarover de volgende keer. Toen het in 1972 gemaakt werd, was de aandacht in de Nederlandse musea nog sterk op New York gericht. Wel was er in Eindhoven een tentoonstelling geweest van Joseph Beuys. Dat was evenwel een andere Duitser. Wennen aan Baselitz was moeilijker.


Beeld: (1) Georg Baselitz: Akt-Fingermalerei, 1972. Olieverf op doek, 200 x 163 cm (Stedelijk Museum, Amsterdam). (2) Akt Elke, 1977. Olieverf op doek, 252,5 x 202,2 cm (Peter Cox / Collectie Van Abbemuseum, Eindhoven).