Groter dan de feiten heet de genomineerde bundel van dichter Jan Baeke. De bundel bestaat uit vijf delen die – als je het geheel van een afstand bekijkt – tezamen een verhaal vormen. Er zijn twee personages in een hotel die liefhebben, uiteengaan, elkaar missen. In het laatste deel loopt de spanning op, wordt er een naam gezocht op lijsten en een verlies betreurd. Ondanks deze opzet die een intrige doet vermoeden, staan de gedichten op zichzelf.

Jan Baeke: ‘Ik begon met het schrijven van een aantal gedichten, zoals ik dat altijd doe. Aanvankelijk dacht ik dat er een cyclus in zou zitten vanwege bepaalde elementen die steeds terugkeerden. Vervolgens zag ik twee personen opdoemen. Ik begon na te denken over deze personages: wat zijn dat voor mensen, wat beweegt hen?

Zo ontstond een soort narratieve lijn, al is die niet nadrukkelijk uitgewerkt. Er is een man, er is een vrouw. Die verhouden zich op een bepaalde manier tot elkaar, delen misschien een geschiedenis en gaan op een bepaald punt uit elkaar. Wat heeft ze bij elkaar gebracht en weer uit elkaar gedreven? Dat vond ik interessant om te onderzoeken.’

Ging die narratieve lijn niet te veel overheersen bij het schrijven van de gedichten?

‘Omdat ik tevoren niet goed wist waar het verhaal naartoe zou gaan en slechts op basis van een paar elementen schreef, viel dat mee. Ik ging uit van een persoon die de plek heeft verlaten waar een groot deel van zijn geschiedenis ligt, en die nu op een nieuwe plek is. Ik heb vervolgens zo veel mogelijk gedichten geschreven om te zien welk verhaal daaruit naar voren zou komen.

Omdat ik het belangrijk vond me te richten op het maken van de gedichten ben ik het materiaal pas in de laatste fase aan elkaar gaan breien. Ik ben toen gaan kijken of er nog iets miste in de Werdegang van een bepaald personage bijvoorbeeld, en of de manier waarop personages zich tot elkaar verhouden wel klopte.’

De man en de vrouw in het verhaal hebben elkaar lief, er is warmte en liefde. Toch mislukt de liefde. Wat wilt u hiermee vertellen?

‘De liefde lukt zo vaak niet, het is moeilijk voor mensen om samen te zijn en te blijven. Aan de andere kant worden we ook naar elkaar toe getrokken. Het is een thema dat me altijd heeft beziggehouden: wat houdt mensen bij elkaar, wat drijft ze weer uit elkaar? Wat verwachten mensen van het leven, of abstracter: wat verwachten mensen van de werkelijkheid en hoe past de relatie met een ander daarin? In mijn poëzie komt vaak een persoon voor die zich verhoudt tot een ander persoon. Ik ga eigenlijk nooit in de cocon van het ik zitten. Mij fascineert juist de relatie met een ander.’

In uw gedichten schrijft u over taal in relatie tot de werkelijkheid. Welke rol speelt taal in onze waarneming?

Jan Baeke: ‘Waarneming en taal beïnvloeden elkaar. Taal is een middel om greep te krijgen op de waargenomen werkelijkheid. Kijken roept vragen op: wat zie ik, wat doet het met me, betekent het iets, zit er meer achter dan wat ik waarneem? Mijn personages proberen antwoorden te vinden door te praten. Voor hen begint denken vooraan in de mond.’

Bepaalde elementen keren steeds terug in de bundel: sigaretten, vuur, rook, een kanarie. Hoe houden deze taalelementen verband met de werkelijkheid?

‘De taal in een gedicht heeft ook een zelfstandige kwaliteit, en roept bovendien gedachten op die je als een waarneming zou kunnen beschouwen. Het is een raar vlechtwerk: je schrijft ergens over, maar het schrijven zelf genereert ook weer bepaalde ideeën, beelden en vragen. Die sigaretten en dat vuur, dat komt dan ineens. Vervolgens reageer ik daar op en wordt het onderdeel van het verhaal. In een van mijn gedichten speelt een kanarie een grote rol. Dat is een beeld dat ik heb opgepikt toen ik in een hotel verbleef waar op de binnenplaats een kooi met kanarie hing. Die is een rol gaan spelen in de gedichten en kreeg in de waarneming van één van de personages plotseling heel veel betekenis.’

U laat zich inspireren door film, hoe werkt dat?

‘Het is voornamelijk de montagetechniek van filmmaken waar ik gebruik van maak. De verschillende zinnen en strofes in mijn gedichten hebben overgangen die lijken op overgangen in film. Je moet als lezer zélf de verbinding maken tussen de verschillende beelden. Een andere manier waarop film me beïnvloedt is dat sommige beelden me gewoonweg altijd bijblijven.’

Wat betekent poëzie voor u?

‘Ik heb de taal nodig om orde in mijn leven aan te brengen en mijn gedachten onder woorden te brengen. Taal dringt zich aan mij op, ik wil voortdurend iets maken dat er als poëzie uitziet. Ik heb bovendien een grote interesse voor de techniek van het schrijven, dat is mijn analytische reflex, denk ik. Ik vraag me af waarom bepaalde passages me treffen, waarom ik iets mooi vind, wat de schrijver doet, hoe het ritme werkt en wat het effect van de verschillende beelden is.’

Bestaat er één goede lezing van uw werk?

‘Mijn gedichten gaan altijd ergens over, ze refereren aan de werkelijkheid. Het zijn geen exercities in taal. Woorden en zinnen hebben nu eenmaal een betekenis. Bovendien: taal genereert mooie inhoud die verder gaat dan alleen die ene zin. Wanneer een bespreker zich enkel richt op compositie, ritme en vorm vind ik dat natuurlijk heel goed. Maar ik vind het extra aardig wanneer iemand zich afvraagt: waar wil die dichter naartoe?’